ECLI:NL:RBNHO:2023:2182

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
9592274 \ CV EXPL 21-8602
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij annulering van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen British Airways Plc., gevestigd in Harmondsworth, Verenigd Koninkrijk, wegens compensatie na de annulering van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die gemeenschappelijke regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De annulering vond plaats op 22 februari 2020, toen de passagier van Amsterdam-Schiphol naar London Heathrow zou vliegen met vluchtnummer BA441. AirHelp vorderde een bedrag van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente, als compensatie voor de annulering.

De vervoerder, British Airways, betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die door het luchtverkeersbeheer waren vastgesteld. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat de annulering noodzakelijk was vanwege deze omstandigheden. De kantonrechter stelde vast dat de vervoerder niet had aangetoond welke afwegingen waren gemaakt bij de annulering van de specifieke vlucht, en dat het beroep op buitengewone omstandigheden niet slaagde.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp toegewezen en British Airways veroordeeld tot betaling van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht. Daarnaast zijn de proceskosten aan de zijde van AirHelp toegewezen, omdat de vervoerder ongelijk kreeg in deze zaak. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 1 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9592274 \ CV EXPL 21-8602 (RH)
Uitspraakdatum: 1 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiser
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc.
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt (Codex Mulder Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 2 december 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier op 22 februari 2020 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar London Heathrow Airport, Londen (Verenigd Koninkrijk), met vluchtnummer BA441 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft zijn gepretendeerde vorderingsrecht middels cessie overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de annulering van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, waardoor er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vervoerder voert aan dat de annulering van de vlucht het gevolg is van de slechte weersomstandigheden op en rond de luchthaven van Londen en de daaruit voortvloeiende beperkingen die door het luchtverkeersbeheer zijn ingesteld. Ter ondersteuning van zijn verweer heeft de vervoerder onder meer het “HOEC-rapport” van “MET Office”, hetgeen volgens de vervoerder het Britse KNMI betreft, en “NATS”, hetgeen volgens de vervoerder het luchtverkeersbeheer betreft, en het “Traffic Manager’s Log” van 22 februari 2020 overgelegd. Uit pagina 1 van dat “HOEC-rapport” volgt volgens de vervoerder dat sprake was van slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Londen, nu in dat rapport de volgende passage is opgenomen: “
Hazards/Warnings: Strong winds with gusts 28-35KT troughout”. Als gevolg van deze slechte weersomstandigheden heeft het luchtverkeersbeheer op 22 februari 2020 tussen 06:40 uur en 22:00 uur GMT beperkingen op de luchthaven van Londen ingesteld, waardoor volgens de vervoerder tussen de 34 en 38 vluchten per uur in plaats van 48 vluchten per uur mochten landen. Dit volgt volgens de vervoerder tevens uit het “HOEC-rapport” waarin is opgenomen: “
Pre-tactical regulation applied 36/60 0640-2200 due to forecast winds”. Nu de luchthaven van Londen de thuisbasis is van de vervoerder had de vervoerder geen andere keuze dan een aantal vluchten te annuleren. Deze capaciteitsreductie van het luchtverkeersbeheer dient dan ook als een buitengewone omstandigheid te worden beschouwd, aldus de vervoerder.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat een capaciteitsreductie een buitengewone omstandigheid kan vormen indien de luchtvaartmaatschappij aantoont dat zij, gelet op de duur en mate van de restricties geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder daar met de door hem overgelegde stukken en toelichting niet in is geslaagd. De vervoerder heeft weliswaar voldoende toegelicht dan wel aangetoond in welke mate de luchtverkeersleiding vanwege de voorspelde weersomstandigheden de capaciteit van de luchthaven heeft aangepast. De vervoerder heeft echter onvoldoende gemotiveerd welke afwegingen hij heeft gemaakt bij het annuleren van de vluchten. Het enkele verweer dat de vervoerder bij deze afweging rekening houdt met verschillende factoren, zoals korte afstand-vluchten en lange afstand-vluchten acht de kantonrechter niet toereikend. Met AirHelp is de kantonrechter dan ook van oordeel dat niet duidelijk is geworden waarom de vervoerder ervoor heeft gekozen om specifiek de vlucht in kwestie te annuleren. Gelet hierop slaagt het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening niet. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen.
5.5.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen.
5.6.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente wordt het volgende overwogen. AirHelp heeft de wettelijke rente gevorderd met ingang vanaf “de datum van de vlucht”. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 22 februari 2020, zijnde de datum waarop de passagier op de eindbestemming had moeten aankomen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2020 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 128,00;
salaris gemachtigde € 160,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter