ECLI:NL:RBNHO:2023:2184

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
9436464 \ CV EXPL 21-6206
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatievordering luchtvaartvertraging en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp Limited, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Emirates, vertegenwoordigd door mr. M. Lustenhouwer, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De feiten van de zaak zijn als volgt: de passagiers, [passagier 1] en [passagier 2], hadden een vervoersovereenkomst met Emirates voor een vlucht van Amsterdam naar Kuala Lumpur via Dubai op 24 augustus 2019. Door een vertraging van de vlucht van Amsterdam naar Dubai hebben zij hun aansluitende vlucht gemist en zijn zij pas op 25 augustus 2019 aangekomen op hun eindbestemming.

AirHelp vorderde een bedrag van € 1.200,00, vermeerderd met wettelijke rente, als compensatie voor de vertraging. De vervoerder, Emirates, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beslissingen van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de kantonrechter oordeelde dat Emirates voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals een opgelegde 'Calculated Take Off Time' (CTOT) door de luchtverkeersleiding, waardoor de vlucht niet eerder kon vertrekken.

De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de vordering van AirHelp daarom werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan AirHelp, die ongelijk kreeg in de zaak. Het vonnis is uitgesproken op 8 februari 2023 door kantonrechter S.N. Schipper in Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9436464 \ CV EXPL 21-6206 (RH)
Uitspraakdatum: 8 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong (China)
eiser
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Emirates
gevestigd te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD N.V.)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 19 augustus 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft een incidentele conclusie strekkende tot zekerheidsstelling voor proceskosten ex artikel 224 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) genomen. AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd. De kantonrechter heeft bij vonnis in incident van 9 maart 2022 de incidentele vordering van de vervoerder toegewezen en AirHelp bevolen om zekerheid te stellen.
1.2.
Bij akte uitlating heeft de vervoerder de kantonrechter geïnformeerd dat AirHelp zekerheid heeft gesteld voor de proceskosten. De vervoerder heeft vervolgens schriftelijk geantwoord in de hoofdzaak. AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[passagier 1] en [passagier 2] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 24 augustus 2019 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Dubai Airport, Dubai, naar Kuala Lumpur International Airport, Kuala Lumpur (Maleisië) . Volgens de planning zouden de passagiers op 25 augustus 2019 om 08:40 uur (lokale tijd) aankomen op de eindbestemming.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Dubai, met vluchtnummer EK146 (hierna: de vlucht), is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagiers de aansluitende vlucht naar de eindbestemming hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht en daadwerkelijk op 25 augustus 2019 om 14:25 uur (lokale tijd) aangekomen op de eindbestemming te Kuala Lumpur.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vorderingsrecht middels cessie overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per persoon.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Ten aanzien van het verweer van de vervoerder dat AirHelp niet heeft voldaan aan de stelplicht, wordt opgemerkt dat AirHelp in de conclusie van repliek heeft gesteld dat de vlucht vertraagd is uitgevoerd, waardoor de passagiers met een vertraging van ruim 5 uur zijn aangekomen op de eindbestemming. De vervoerder heeft het een en ander niet betwist. Hiermee is het gebrek in de stelplicht van AirHelp hersteld. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder hierdoor niet in zijn procesbelang is geschaad, nu de vervoerder de gelegenheid had hierop bij conclusie van dupliek te reageren en hij ook al in de conclusie van antwoord inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vordering, welk verweer niet afhankelijk is van de precieze aankomsttijd van de passagiers op de eindbestemming.
5.3.
Gelet op het voorgaande staat vast dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te Kuala Lumpur, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Dit artikel dient volgens het Hof restrictief te worden uitgelegd omdat het gaat om een afwijking van het beginsel dat passagiers recht hebben op compensatie (Wallentin-Hermann C-549/07).
5.4.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
5.5.
De vervoerder voert aan dat de vlucht onderdeel uitmaakt van de rotatievluchten Dubai – Amsterdam – Dubai (vluchten EK145 en EK146). Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder de vluchtrapporten van vlucht EK145 en de onderhavige vlucht, alsmede een e-mailbericht van de Nederlandse Luchtverkeersleiding (hierna: LVNL) overgelegd. In het vluchtrapport van de onderhavige vlucht staat onder meer: “
ATC(00:36) – Air Traffic Control – enroute demand/capacity/departure slot problems”. Hieruit volgt volgens de vervoerder dat de vlucht een vertraging had van 36 minuten als gevolg van een door de luchtverkeersleiding afgegeven “Calculated Take Off Time” (hierna: CTOT). Het e-mailbericht van de LVNL vermeldt voorts:
“(…) Naar aanleiding van uw vraag of vlucht EK146 (UAE146) van 24 augustus 2019 een laat TSAT heeft gekregen, hebben wij de volgende informatie voor u. Alle genoemde tijden zijn in UTC.
De betreffende vlucht heeft om 7:40 UTC een CTOT gekregen van 10:24. Als gevolg van de CTOT is de TSAT om 7:40 verplaatst van 09:45 naar 10:12. De CTOT is een aantal keren veranderd, waardoor ook de TSAT is veranderd.(…)”De vervoerder voert aan dat hieruit volgt dat de volledige vertraging het gevolg is geweest van beslissingen van de luchtverkeersleiding. Daarbij staat TSAT volgens de vervoerder voor “Target Start Up Approval Time”.
5.6.
De kantonrechter is ten aanzien van de opgelegde CTOT van oordeel dat de vertraging die is ontstaan door deze restrictie aangemerkt kan worden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Wanneer een vlucht een CTOT krijgt opgelegd, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. De reden van de luchtverkeersleiding tot het afgeven van een CTOT is daarbij, in tegenstelling tot hetgeen AirHelp heeft gesteld, niet relevant. Een CTOT moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering van een luchtvaartmaatschappij. Anders dan AirHelp stelt, is de kantonrechter van oordeel dat niet is gebleken dat de luchtverkeersleiding de CTOT heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder met zijn verweer dat de luchtverkeersleiding reeds om 07:40 uur (dus 2 uur voordat het toestel klaar zou staan voor vertrek) aan de vervoerder heeft laten weten dat het toestel met vertraging zou mogen vertrekken, de stellingen van AirHelp gemotiveerd weersproken. De vervoerder heeft gelet op het voorgaande dan ook voldoende onderbouwd dat de vertrekvertraging van de vlucht van 36 minuten is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.7.
De vlucht stond gepland aan te komen om 20:15 uur (lokale tijd) en is daadwerkelijk aangekomen om 20:48 uur (lokale tijd) met een aankomstvertraging van 33 minuten. Nu de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheid 36 minuten bedraagt, oordeelt de kantonrechter dat de volledige aankomstvertraging van de vlucht het gevolg is van de buitengewone omstandigheid.
5.8.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Niet in geschil is dat de
“Minimum Connecting Time” (hierna: MCT) op de luchthaven van Dubai 60 minuten bedraagt en dat de geplande overstaptijd van de passagiers eveneens 60 minuten bedroeg. AirHelp heeft zich op het standpunt gesteld dat de vervoerder onvoldoende buffer in de overstaptijd in acht heeft genomen. De kantonrechter overweegt dat de vervoerder in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging. De kantonrechter acht in dit kader een reservetijd (of ‘buffer’) van ten minste 20 minuten bovenop de MCT noodzakelijk. In dit geval heeft de buitengewone omstandigheid echter tot een vertraging van meer dan 20 minuten geleid. De kantonrechter concludeert dat, ook al had de vervoerder voldoende reservetijd in acht genomen, de passagiers hun aansluitende vlucht niet meer hadden kunnen halen.
5.9.
De vervoerder voert daarnaast aan de passagiers te hebben omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met beschikbare plaatsen naar de eindbestemming. Dit is niet door AirHelp betwist. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van AirHelp zal dan ook worden afgewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van AirHelp, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van AirHelp, voor zover de vervoerder daadwerkelijk nakosten zal maken. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 264,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt AirHelp tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart het vonnis – voor zover het de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter