ECLI:NL:RBNHO:2023:2216

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
C/15/258780 / FA RK 17-2687
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en belangen van minderjarigen in familiezaken

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 14 maart 2023, betreft het een geschil over de omgangsregeling tussen een vader en zijn twee minderjarige kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Dorhout, verzoekt om geen omgang vast te stellen, terwijl de vader, vertegenwoordigd door mr. S. Kuijs, zijn wens om contact met de kinderen te herstellen heeft geuit. De rechtbank heeft eerder in 2021 bepaald dat er voor de oudste minderjarige geen omgangsregeling meer geldt, en voor de jongste een voorlopige regeling is vastgesteld. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in een rapport geadviseerd om de beslissing over de omgangsregeling aan te houden in afwachting van diagnostisch onderzoek, maar dit onderzoek heeft niet plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangen van de jongste minderjarige zich verzetten tegen het vaststellen van een omgangsregeling, gezien de huidige situatie en de eerdere adviezen van de Raad. De rechtbank concludeert dat de vader niet voldoende initiatief heeft getoond om contact te herstellen en dat de moeder de kinderen ondersteunt in hun contact met de vader. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat er geen omgangsregeling meer geldt voor de jongste minderjarige, met wijziging van de eerdere beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
omgang
zaak-/rekestnr.: C/15/258780 / FA RK 17-2687
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 14 maart 2023
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. P. Dorhout, kantoorhoudende te Egmond aan den Hoef,
tegen
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. S. Kuijs, kantoorhoudende te Heiloo,
--betreffende--
[de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
[de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna ook: de minderjarigen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 9 november 2021 en de daarin genoemde stukken;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), ingekomen op 8 augustus 2022;
- het F-formulier, met bijlage, van de advocaat van de vader van 24 augustus 2022;
- het F-formulier van de advocaat van de vader van 7 september 2022;
- de brief, met bijlage, van de Raad voor de Kinderbescherming van 4 november 2022;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de moeder van 6 februari 2023.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 februari 2023 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. P. Dorhout en de vader door mr. S. Kuijs. Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
1.3.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn, gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben voorafgaand aan de zitting hun mening in raadkamer kenbaar gemaakt.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 17 februari 2021 heeft de rechtbank bepaald dat er voor [de minderjarige 1] geen omgangsregeling meer geldt. Voor [de minderjarige 2] is een voorlopige omgangsregeling bepaald van eens in de twee weken van zondagochtend 10:00 uur tot zondagavond 18:00 uur. Bij beschikking van 9 november 2021 heeft de rechtbank de Raad verzocht om een onderzoek te verrichten ter beantwoording van de vraag of het belang van [de minderjarige 2] zich tegen een omgangsregeling verzet en zo dit niet het geval is, met welke regeling [de minderjarige 2] het beste af is. Daarop heeft de rechtbank de beslissing over de omgangsregeling pro forma aangehouden.
2.2.
In een op 5 augustus 2022 uitgebracht rapport acht de Raad het van belang dat de verwachtingen die de vader heeft ten aanzien van [de minderjarige 2] bijgesteld worden en de vader het initiatief houdt in het contact met zijn zoon. De vader zou een kaart kunnen sturen, WhatsApp-berichten kunnen sturen, hem kunnen bellen zodat hij laat zien dat hij [de minderjarige 2] mist en [de minderjarige 2] belangrijk voor hem is. Het is volgens de Raad van belang dat er diagnostisch onderzoek plaatsvindt naar [de minderjarige 2] . Daarop heeft de Raad geadviseerd om de definitieve beslissing over de omgangsregeling voor de duur van zes maanden aan te houden, in afwachting van de resultaten van de al ingezette hulpverlening en het diagnostisch onderzoek. In een op 1 november 2022 aan de Raad verzonden e-mail heeft FamilySupporters Regio Alkmaar (hierna: FamilySupporters) bericht dat er geen zorgen of vragen rondom het gedrag van [de minderjarige 2] bestaan, die door middel van een diagnostisch onderzoek beantwoord zouden moeten worden. Contactherstel tussen [de minderjarige 2] en de vader is belangrijk, maar het niet-hebben van contact zorgt voor rust bij [de minderjarige 2] , aldus FamilySupporters. Naar aanleiding van het bericht van FamilySupporters heeft de betrokken raadsonderzoeker de advocaten van partijen op 3 november 2022 bericht dat er geen nader advies van de Raad zal komen omdat er volgens de Raad geen aanleiding is om af te wijken van het advies uit het raadsrapport.
2.3.
Namens de Raad is ter zitting naar voren gebracht dat het een gemiste kans is dat diagnostisch onderzoek niet heeft plaatsgevonden, naar de rechtbank begrijpt omdat er daardoor geen zicht is gekomen op wat er in deze zaak onder de oppervlakte speelt en wat de onderliggende beweegredenen van [de minderjarige 2] zijn. Het contact tussen de vader en [de minderjarige 2] is abrupt gestopt en dat was niet nodig geweest als er meer zicht was geweest op de aanwezige belemmeringen over en weer tussen vader en zoon. In aanvulling daarop heeft de Raad ook benoemd dat de keuze voor ‘rust’ wel een goede keus kan zijn, maar een kanttekening die daarbij geplaatst moet worden is dat daarmee ook wordt gekozen voor verwijdering, wat in deze zaak ingrijpend is. Daarbij komt nog dat [de minderjarige 2] een oudere broer heeft die ervoor heeft gekozen om geen contact met zijn vader te hebben. De Raad heeft geconcludeerd dat het beide ouders niet is gelukt om twee ouders in het leven van de kinderen te laten. Met de keuze voor rust stopt het hier, aldus de Raad.
2.4.
Ter zitting heeft de advocaat van de moeder aan de hand van een overgelegde pleitnota betoogd dat er instanties betrokken zijn geweest, dat er verschillende keren onderzoek is gedaan, maar de realiteit is nu dat [de minderjarige 2] sinds 25 april 2022 geen contact meer heeft met zijn vader. Namens de moeder is verzocht om geen omgang vast te stellen, althans de vigerende regeling te wijzigen zodanig dat er gedurende een jaar geen omgang meer plaatsvindt. Het belang van de kinderen vereist dat zij niet langer worden teleurgesteld, aldus de moeder.
2.5.
Desgevraagd heeft de advocaat van de vader naar voren gebracht dat de vader moegestreden is en dat hij het na zes jaar somber inziet. Hij heeft meerdere keren geprobeerd om met [de minderjarige 1] af te spreken, maar die hield dat af en kwam er vervolgens niet op terug. Niet te begrijpen is waarom het diagnostisch onderzoek voor [de minderjarige 2] ineens niet meer van belang was, aldus de vader.
2.6.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.7.
Nu diagnostisch onderzoek niet heeft plaatsgevonden doordat FamilySupporters hiervan heeft afgezien, zal niet boven tafel komen wat de precieze belemmeringen zijn voor duurzaam contactherstel tussen vader en zoon(s). De rechtbank acht het niet in het belang van [de minderjarige 2] om hem te belasten met nader onderzoek. Daarvoor is redengevend dat zowel FamilySupporters als de Raad dat niet hebben verzocht. Uit de voor de zitting overgelegde verslagen van FamilySupporters blijkt dat het inmiddels goed gaat met [de minderjarige 2] . Ondanks alles wat er is gebeurd, lijkt hij zijn weg gevonden te hebben, zowel op school als thuis. De rechtbank begrijpt dat zowel de Raad als FamilySupporters van mening blijven dat contact (op welke manier dan ook) met de vader belangrijk is. Uit de overgelegde verslagen blijkt verder dat FamilySupporters met [de minderjarige 2] in gesprek blijft, zodat zij weten dat het goed met hem blijft gaan.
2.8.
Uit het verhandelde ter zitting leidt de rechtbank af dat de moeder de kinderen op zich wel ondersteunt in het contact met hun vader. Dat blijkt wel uit het feit dat er verschillende momenten zijn geweest waarin sprake is geweest van betekenisvol contact tussen vader en zoon(s). Duidelijk is geworden dat het partijen niet is gelukt om de omgang verder samen vorm te geven. De omgang is ook meerdere malen volledig gestagneerd als gevolg van gevoeligheden zoals het noemen van de vader bij zijn voornaam of het voorstel van de vader om eens per twee weken twee uurtjes op maandag af te spreken in plaats van iedere week. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de ouders miskennen dat in het gezinssysteem iedereen wegloopt zodra kwetsuren uit het verleden naar boven komen en het moeilijk wordt. Dat een aanhouding van deze zaak niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, wekt dan ook in zoverre geen verbazing.
2.9.
De rechtbank overweegt dat, zoals de Raad ook in haar rapport heeft verwoord onder de vraag ‘wat er moet gebeuren’, de verantwoordelijkheid om initiatief te tonen in de wens tot contact met zijn zoons bij de vader ligt. Naar het oordeel van de rechtbank moet die verantwoordelijk daar ook blijven liggen. Kinderen mogen immers niet met een dergelijke verantwoordelijkheid worden belast, ook niet als ze 17 jaar oud zijn, zoals [de minderjarige 1] . Met wat de vader hierover ter zitting heeft verklaard, bijvoorbeeld dat [de minderjarige 1] in de zomervakantie geen contact met hem heeft gezocht, laat de vader zien dat hij zich niet, althans onvoldoende, realiseert dat het normaal is dat initiatief voor contact bij de ouder vandaan moet komen. Ter zitting is pijnlijk duidelijk geworden dat het de vader niet lukt om daarin naar zichzelf te kijken en te blijven inzetten op de vraag hoe betekenisvol contact moet worden vormgegeven. De moeder heeft naar voren gebracht dat het de vader altijd vrij stond om op ieder omgangsmoment gewoon bij haar aan te bellen met de vraag of [de minderjarige 2] wat leuks met hem wilde doen. Zij heeft zich ter zitting bereid getoond om mee te werken aan contactherstel. Aangezien bij de vader wel echt de wens bestaat om zijn kinderen te zien, wat hij ter zitting ook heeft beaamd, maar het hem klaarblijkelijk moeite kost om zelf initiatief te blijven nemen, moet het ervoor worden gehouden dat de vader deskundige ondersteuning en hulp voor zichzelf nodig heeft om hem te begeleiden in zijn zoektocht naar betekenisvol contact met zijn kinderen. In de tussentijd staat het hem vrij om te kijken naar wat er wel mogelijk is. Zo kan hij de kinderen berichtjes sturen, laten weten dat hij aan ze denkt op belangrijke momenten in hun leven, zoals verjaardagen, feestdagen, examens etc. In dat verband ziet de rechtbank aanleiding om te verwijzen naar een in juli 2022 door de gezinscoach van de moeder opgesteld verslag waarin staat opgenomen dat het van belang is dat de verwachtingen van de vader worden bijgesteld en hij het initiatief houdt in het contact met [de minderjarige 2] , door hem een kaart te sturen, een WhatsApp-bericht te sturen of hem te bellen zodat hij laat zien dat hij [de minderjarige 2] mist en dat [de minderjarige 2] belangrijk voor hem is. Nu er sinds medio april 2022 geen contact meer is geweest tussen de vader en [de minderjarige 2] ziet de rechtbank aanleiding om nogmaals te benadrukken dat herstel van contact alleen mogelijk is wanneer de vader daadwerkelijk laat zien dat hij dat contact wil. De vraag die de vader voor zichzelf zal moeten beantwoorden, is: wat kan ik aan mezelf veranderen om de kinderen te laten zien dat ik er echt voor ze wil zijn?
2.10.
De slotsom luidt dat de zwaarwegende belangen van [de minderjarige 2] zich verzetten tegen het vaststellen van een omgangsregeling. De rechtbank zal dan ook bepalen, met wijziging in zoverre van de hierboven genoemde beschikking van deze rechtbank van 17 februari 2021, dat er geen omgangsregeling meer geldt voor [de minderjarige 2] .

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt, met wijziging in zoverre van de hierboven genoemde beschikking van deze rechtbank van 17 februari 2021, dat er geen omgangsregeling meer geldt voor de minderjarige:
[de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
3.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Oosterbroek, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.B. Dinkelaar als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.