ECLI:NL:RBNHO:2023:2222

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
9590532 \ CV EXPL 21-8510
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht door COVID-19-pandemie

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen British Airways Plc, vertegenwoordigd door mr. J.J.O. Zandt, wegens de annulering van vlucht BA444 van London Heathrow naar Amsterdam-Schiphol op 20 oktober 2020. De annulering vond plaats in het kader van de COVID-19-pandemie, waarbij de vervoerder stelde dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. AirHelp vorderde een compensatie van € 400,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de annulering van de vlucht vaststaat. De vervoerder kon niet aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals bedoeld in de Verordening. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel er een wereldwijde pandemie was, er geen verbod was op de uitvoering van de vlucht en dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond waarom de vlucht niet kon worden uitgevoerd. De kantonrechter wees de vordering van AirHelp toe en veroordeelde de vervoerder tot betaling van de gevorderde compensatie, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De beslissing van de kantonrechter werd uitgesproken op 8 maart 2023, waarbij de vervoerder werd veroordeeld tot betaling van € 400,00 aan AirHelp, evenals de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9590532 \ CV EXPL 21-8510 (DB)
Uitspraakdatum: 8 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiser
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse vennootschap
British Airways Plc
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk) en kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J.J.O. Zandt

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 2 december 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. AirHelp heeft zich bij akte uitgelaten over de producties bij de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Moscow Domodedovo Airport (Rusland) via London Heathrow Airport (Verenigd Koninkrijk) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 20 oktober 2020.
2.2.
Vlucht BA444 van London Heathrow Airport naar Amsterdam-Schiphol Airport (hierna: de vlucht) is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft zijn vermeende vorderingsrecht overgedragen aan AirHelp. AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag van betaling;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de compensatie te conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht is geannuleerd als gevolg van de COVID-19-pandemie. Op 13 oktober 2020 scherpte Nederland de reismaatregelen aan. Op dat moment adviseerde de Rijksoverheid onder andere: “reis zo min mogelijk, blijf zoveel mogelijk op je vakantieadres, beperk het aantal uitstapjes en vermijd drukte”. Op diezelfde dag raadde de “Foreign, Commonwealth & Development Office” (FCDO) van het Verenigd Koninkrijk alle niet-essentiële reizen af. Door voornoemde omstandigheden was de vraag naar vluchten tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk erg laag en was de vervoerder genoodzaakt om de vlucht te annuleren, aldus de vervoerder.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vast staat dat op het moment dat de vlucht had moeten worden uitgevoerd, sprake was van een wereldwijde corona uitbraak en dat deze uitbraak ook gevolgen heeft gehad voor de luchtvaart. De kantonrechter is niet gebonden aan de overwegingen dan wel het beleid van de “UK Civil Aviation Authority”, waarnaar de vervoerder heeft verwezen. De Europese Commissie heeft in haar richtsnoeren betreffende de EU-verordeningen inzake passagiersrechten in de context van de ontwikkeling van Covid-19 op 18 maart 2020 (2020/C 89 I/01) aangegeven dat als overheden maatregelen nemen om de Covid-19-pandemie in te perken, die maatregelen naar hun aard en oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteiten van luchtvaartmaatschappijen en dat de maatschappijen die maatregelen niet in de hand hebben. De kantonrechter is aan deze richtsnoeren evenmin gebonden, nu dit geen geldend recht is. Wel kunnen de richtsnoeren richtinggevend zijn.
4.5.
Ten tijde van de vlucht in kwestie gold er geen verbod van overheden om deze vlucht uit te voeren. Gesteld noch gebleken is verder dat de grenzen van het Verenigd Koninkrijk en/of Nederland gesloten waren of dat er inreis- en vluchtverboden van kracht waren. Vast staat dat de vervoerder op de geplande vluchtdatum (20 oktober 2020) drie andere vluchten van Londen naar Amsterdam wel heeft uitgevoerd. Volgens de vervoerder bedroeg de totaalcapaciteit van deze drie vluchten - samen met de onderhavige vlucht - 604 zetels en waren daarvan in totaal slechts 93 zetels bezet. De vervoerder heeft echter niet toegelicht waarom juist de onderhavige vlucht in verband met de gezondheid van de bemanning of vanwege de bezetting van de beschikbare capaciteit niet uitgevoerd kon worden. Daarbij neemt de kantonrechter in overweging dat, zelfs indien het aantal passagiers dat van de vlucht gebruik mocht maken door onder andere maatregelen van overheden drastisch was verminderd, dat nog niet maakt dat de vlucht niet kon worden uitgevoerd. Dat zou anders geweest zijn als aannemelijk was dat de vlucht helemaal leeg zou blijven dan wel indien een leeg toestel naar Londen moest vliegen om de vlucht uit te voeren. Daarvan is geenszins gebleken.
4.6.
Het beroep van de vervoerder op een buitengewone omstandigheid slaagt dan ook niet. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen dan wel de vertraging ten gevolge van de annulering te beperken. De gevorderde compensatie zal gelet op het voorgaande worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 20 oktober 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21
griffierecht € 128,00
salaris gemachtigde € 160,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de gehele betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter