In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een familiekwestie tussen ouders over de zorgregeling en een verzoek tot ondertoezichtstelling van hun kinderen. De vader heeft verzocht om wijziging van de zorgregeling, die oorspronkelijk in 2018 was vastgesteld, en om de kinderen onder toezicht te stellen van een gecertificeerde instelling. De moeder heeft verweer gevoerd tegen deze verzoeken en een zelfstandig verzoek ingediend tot wijziging van de zorgregeling, waarbij zij begeleide omgang tussen de vader en de kinderen voorstelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de kinderen, maar dat deze zorgen in het vrijwillige kader kunnen worden aangepakt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de beslissingen over de zorgregeling aan te houden in afwachting van hulpverlening. De rechtbank heeft besloten om de verzoeken van de vader tot wijziging van de zorgregeling pro forma aan te houden voor negen maanden en het verzoek tot ondertoezichtstelling van de vader afgewezen, omdat er reële mogelijkheden zijn om de zorgen in het vrijwillige kader weg te nemen. De rechtbank benadrukt het belang van hulpverlening voor het verbeteren van de communicatie tussen de ouders en het contactherstel tussen de vader en de kinderen.