ECLI:NL:RBNHO:2023:2446

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
9828467 CV EXPL 22-2415
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur voor pianolessen en tegenvordering wegens ongedaanmakingsverbintenis

In deze zaak heeft eiser, h.o.d.n. CPM Yono, een vordering ingesteld tegen gedaagde, h.o.d.n. Opmaat|Pianoles en Coaching, wegens onbetaalde facturen voor pianolessen. Eiser heeft vanaf november 2017 pianolessen gegeven aan leerlingen van gedaagde en heeft hiervoor facturen verzonden. Gedaagde heeft de factuur van 24 december 2021, ter hoogte van € 2.332,83, niet voldaan en heeft eiser aansprakelijk gesteld voor schade die zou zijn ontstaan door het meenemen van leerlingen naar een andere pianolespraktijk. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar verweer en tegenvordering. De kantonrechter oordeelt dat de factuur van eiser correct is en dat gedaagde deze dient te betalen. De tegenvordering van gedaagde wordt afgewezen, omdat er geen sprake is van een tekortkoming van eiser. De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9828467 CV EXPL 22-2415
Uitspraakdatum: 11 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]h.o.d.n. CPM Yono
wonende te Haarlem
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. R.B.M. van Poorten
tegen
[gedaagde]h.o.d.n. Opmaat|Pianoles en Coaching
wonende te Haarlem
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. D.J.B. Bosscher

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 14 april 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 20 december 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [gedaagde] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] een conclusie van antwoord in reconventie ingediend en heeft [gedaagde] bij brief van 15 december 2022 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] exploiteert onder de naam Pianoles Opmaat een pianolespraktijk in Haarlem. Zowel kinderen als volwassenen kunnen hier pianolessen volgen.
2.2.
[eiser] heeft vanaf november 2017 in opdracht van [gedaagde] pianoles gegeven aan bij Pianoles Opmaat ingeschreven leerlingen. Aanvankelijk deed hij dit tegen een vergoeding van € 25,- per gewerkt lesuur (exclusief btw) en vanaf juni 2020 tegen een vergoeding van € 30,- per gewerkt lesuur (exclusief btw). Betaling vond plaats op basis van door [eiser] maandelijks verzonden facturen. Daarbij waren specificaties gevoegd waarop de lesmomenten per leerling waren aangegeven.
2.3.
Nadat [eiser] via Whatsapp aan [gedaagde] te kennen had gegeven dat hij wilde stoppen met het geven van pianolessen via Pianoles Opmaat, heeft [gedaagde] bij e-mail van 4 november 2021 geschreven:
(…) Ik vind het niet normaal jammer dat je stopt en ik had het totaal niet zien aankomen. (…)- In november 2017 ben je bij Opmaat begonnen.- Omdat je aangaf dat je meer zou willen betekenen voor de organisatie zoals een partnerschap, is in 2019 jouw uurtarief verhoogd van € 25,- naar € 30,- met de intentie om naast lesgeven ook organisatorische taken op je te nemen en nieuwe ideeën uit te werken en te ondernemen. (…)
2.4.
Bij e-mail van 6 november 2021 heeft [eiser] aan [gedaagde] bericht dat hij wil stoppen met lesgeven bij Pianolos Opmaat. Daarin heeft hij aangegeven:
(…) Ik heb niet de intentie leerlingen mee te nemen. Ik zal niet actief leerlingen vragen met mij mee te gaan. Mocht het zo zijn dat leerlingen mij benaderen omdat ze van mij les willen blijven krijgen dan zal ik ze echter niet per se afwijzen. De 45 leerlingen die ik nu heb zijn sowieso te veel voor mij omdat ik me ook weer wil gaan richten op het zelf muziek maken en mijn optredens. (…)
2.5.
[gedaagde] heeft in december 2021 aan de (ouders van) de leerlingen kenbaar gemaakt dat [eiser] per 31 december 2021 zou stoppen met lesgeven bij Pianoles Opmaat en dat zijn lessen na de kerstvakantie volgens het bestaande lesrooster door diverse andere docenten zouden worden overgenomen.
2.6.
Bij brief van 27 december 2021 heeft [gedaagde] aan [eiser] voorgesteld dat hij maximaal tien van zijn leerlingen mocht meenemen en dat hij zich jegens [gedaagde] zou verplichten om tot en met eind augustus 2022 geen andere leerlingen of ex-leerlingen van Pianoles Opmaat les zou geven. Indien [eiser] zich daaraan niet zou houden, zou hij aansprakelijk zijn voor de schade die [gedaagde] hierdoor zou lijden, welke schade zij bij voorbaat raamde op tenminste € 500,- per leerling.
2.7.
Op 24 december 2021 heeft [eiser] aan [gedaagde] een bedrag van € 2.332,83 gefactureerd op basis van 78,75 gewerkte lesuren in de maand december 2021. De factuur was voorzien van de gebruikelijke specificatie. [gedaagde] heeft deze factuur niet voldaan.
2.8.
Op 7 januari 2022 heeft [eiser] [gedaagde] herinnerd aan de factuur van 24 december 2021, waarop [gedaagde] op 11 januari 2022 heeft laten weten dat zij de factuur nog niet kon betalen omdat er in verband met de afronding nog correcties zouden zijn.
2.9.
[eiser] heeft bij e-mail van 27 januari 2022 kenbaar gemaakt het onder 2.6. genoemde voorstel niet te accepteren.
2.10.
Bij e-mail van 1 februari 2022 heeft de gemachtigde van [gedaagde] namens haar [eiser] aansprakelijk gesteld voor de door [gedaagde] geleden schade, begroot op een bedrag van € 27.426,73. De schade zou het gevolg zijn van de wanprestatie dan wel onrechtmatige daad gepleegd door [eiser] omdat hij tenminste 21 leerlingen van Pianoles Opmaat ertoe zou hebben bewogen over te stappen.
2.11.
[eiser] heeft bij brief van 1 februari 2022 [gedaagde] gesommeerd tot betaling van de factuur van 24 december 2022, bij gebreke waarvan aanspraak zou worden gemaakt op de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 2.862,26 (waarvan € 366,42 buitengerechtelijke kosten) te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 2.442,83 vanaf 15 april 2022 en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Hij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij in opdracht en voor rekening van [gedaagde] pianolessen heeft gegeven. Ondanks sommaties heeft [gedaagde] de daarvoor verzonden factuur onbetaald gelaten. Voor de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten beroept [eiser] zich op het bepaalde in artikel 6:96 BW en voor de gevorderde wettelijke rente op het bepaalde in artikel 6:119 BW.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat [eiser] een te hoog bedrag in rekening brengt, omdat hij zes uur minder heeft gewerkt dan hij heeft gefactureerd. Verder beroept [gedaagde] zich op verrekening met haar tegenvordering.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt tot betaling van € 5.245,- exclusief btw op grond van een op [eiser] rustende ongedaanmakingsverbintenis en tot betaling van € 16.452,- aan schadevergoeding, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
4.3.
Zij legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat het uurtarief van [eiser] in juni 2020 is verhoogd van € 25,- naar € 30,- omdat [eiser] extra taken kreeg en omdat hij zou bijdragen aan de groei en bloei van de school. [eiser] heeft de extra taken niet of nauwelijks uitgevoerd en heeft gehandeld in strijd met de overeenkomst door bij zijn vertrek leerlingen van de school mee te nemen. Omdat hij is gestopt met lesgeven voor Pianoles Opmaat, kan hij de tekortkoming niet meer goed maken en is hij zonder ingebrekestelling in verzuim geraakt. [gedaagde] heeft daarom de overeenkomst met [eiser] ontbonden en hierdoor is [eiser] verplicht om het teveel betaalde ad € 5.245,- terug te betalen.
4.4.
Ten aanzien van de vordering tot betaling van schadevergoeding voert [gedaagde] aan dat [eiser] heeft gehandeld in strijd met de overeenkomst, althans een onrechtmatige daad heeft gepleegd, omdat hij circa 28 leerlingen er toe heeft bewogen om van Pianoles Opmaat over te stappen naar [eiser] . De marge op de door [gedaagde] gederfde omzet ad € 914,- per leerling moet [eiser] als schadevergoeding aan [gedaagde] vergoeden.
4.5.
[eiser] betwist de tegenvordering. Hij voert daartoe aan dat de tariefsverhoging niet zag op het uitvoeren van managementtaken. Voor zover aan de tariefsverhoging al een uitbreiding van de werkzaamheden verbonden was, heeft [gedaagde] nooit kenbaar gemaakt dat [eiser] daarin tekort schoot. Van een ingebrekestelling en van verzuim is geen sprake. Daarom kan van ontbinding en een vordering tot ongedaanmaking evenmin sprake zijn.
4.6.
Voor wat betreft de gevorderde schadevergoeding voert [eiser] aan dat tussen partijen geen sprake was van een non-concurrentiebeding of een relatiebeding. Van enig tekortschieten kan dus ook geen sprake zijn.
Verder weerspreekt [eiser] dat hij leerlingen actief heeft benaderd om met hem mee te gaan: zij hebben juist [eiser] benaderd omdat zij alleen van hem les wilden krijgen. [eiser] heeft dus niet onrechtmatig gehandeld.

5.De beoordeling

de vordering en de tegenvordering
5.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat de afspraken tussen partijen nooit op papier zijn vastgelegd. Op basis van hetgeen partijen hebben verklaard en de wijze waarop zij hebben gehandeld, kan slechts worden vastgesteld dat [eiser] in opdracht van [gedaagde] pianolessen gaf aan bij Pianoles Opmaat geregistreerde leerlingen en daarvoor aanvankelijk een uurtarief van € 25,- ontving en vanaf juni 2020 een uurtarief van € 30,-. De gewerkte uren werden door [eiser] zelf bijgehouden en de specificatie daarvan werd door hem meegestuurd met zijn maandelijkse factuur. Partijen hadden geen afspraken over een eventuele beëindiging van hun relatie en dus ook geen non-concurrentiebeding of relatiebeding.
5.3.
De factuur van 24 december 2021 is op de gebruikelijke wijze door [eiser] opgesteld en verzonden. Weliswaar heeft [gedaagde] aangevoerd dat [eiser] zes uur te veel in rekening heeft gebracht, maar zij heeft dat betoog op geen enkele manier gespecificeerd. Zij had, mede aan de hand van de door [eiser] verzonden specificaties, tenminste moeten aangeven welke uren voor welke leerlingen ten onrechte in rekening zijn gebracht. Nu zij dat heeft nagelaten, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de door [eiser] opgestelde specificatie en factuur. [gedaagde] is deze dan ook in zijn geheel verschuldigd, tenzij haar beroep op verrekening slaagt. Daarvoor moet de gegrondheid van de tegenvorderingen worden beoordeeld.
5.4.
Voor wat betreft de gestelde ongedaanmakingsverplichting geldt het volgende. Een verplichting tot ongedaanmaking komt aan de orde als de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden. Vast staat dat de overeenkomst tussen partijen is geëindigd per 1 januari 2022. Volgens [gedaagde] heeft zij (eerst) bij conclusie van antwoord (27 juli 2022) een beroep gedaan op ontbinding. Op dat moment bestond de overeenkomst tussen partijen al niet meer en kon deze dus niet worden ontbonden. Alleen al daarom is van een ongedaanmakingsverplichting geen sprake.
Bovendien is voor ontbinding vereist dat sprake is van verzuim. Dat laatste is alleen het geval als sprake is van een tekortkoming. [gedaagde] beroept zich erop dat [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Het ligt dan ook op haar weg om die tekortkoming te onderbouwen. Dat heeft zij onvoldoende gedaan. Vast staat dat [eiser] vanaf juni 2020 het hogere tarief in rekening heeft gebracht, maar de reden voor die tariefsverhoging is niet vastgelegd. Evenmin is schriftelijk bepaald welke extra taken [eiser] voor dat verhoogde tarief zou moeten gaan uitvoeren. De e-mail van 4 november 2021 kan niet als onderbouwing van het betoog van [gedaagde] dienen. Niet alleen is die e-mail pas geschreven nadat [eiser] al te kennen had gegeven dat hij zijn werkzaamheden wilden beëindigen, maar ook wordt daarin alleen maar (achteraf) gesproken over een intentie en dus niet over een verplichting. De door [gedaagde] overgelegde verklaringen van andere docenten van de school kunnen evenmin als onderbouwing dienen,
omdat die docenten alleen verklaren (en kunnen verklaren) over hun eigen situatie en niet over afspraken tussen [eiser] en [gedaagde] . Verder blijkt uit niets dat [gedaagde] [eiser] er op ooit op heeft aangesproken dat hij de overeengekomen extra werkzaamheden niet of niet naar behoren uitvoerde. Zij heeft de facturen waarbij [eiser] het verhoogde tarief in rekening bracht, ook steeds zonder protest voldaan. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat en in hoeverre [eiser] is tekortgeschoten. Van ontbinding en van een ongedaanmakingsverplichting kan ook daarom geen sprake zijn.
5.5.
Voor wat betreft de vordering tot betaling van schadevergoeding geldt als uitgangspunt dat partijen geen non-concurrentiebeding of relatiebeding zijn overeengekomen. Een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst kan dus niet als grondslag voor de vordering dienen. Het betoog van [gedaagde] dat [eiser] zich jegens haar had verbonden om bij te dragen aan de bloei en groei van de school en daarin is tekort geschoten omdat hij leerlingen heeft meegenomen, kan ook niet slagen. Nog daargelaten dat uit niets blijkt dat [eiser] een dergelijke verplichting op zich had genomen, is de overeenkomst door opzegging geëindigd en kan [gedaagde] zich daarop jegens [eiser] niet meer beroepen. Als die verplichting er al was, dan had [eiser] die alleen zolang hij in opdracht van [gedaagde] werkte. Dat is sinds 31 december 2021 niet meer het geval.
5.6.
Onder bijzondere omstandigheden zou het meenemen van leerlingen kunnen worden aangemerkt als een onrechtmatige daad. Het ligt dan wel op de weg van [gedaagde] om dat gestelde onrechtmatig handelen in het licht van het betoog van [eiser] dat hij geen leerlingen heeft benaderd maar dat zij hem hebben benaderd, voldoende te onderbouwen. Het enkele betoog van [gedaagde] dat 28 leerlingen bij Pianoles Opmaat hebben opgezegd en dat zij van hen (of hun ouders) heeft begrepen dat zij de keuze hadden om bij Pianoles Opmaat door te gaan of mee te gaan naar [eiser] , is daartoe onvoldoende. Verder is op geen enkele wijze gebleken dat [eiser] leerlingen actief heeft benaderd en ertoe heeft bewogen om voor hem te kiezen.
5.7.
De conclusie is dat de tegenvorderingen van [gedaagde] zullen worden afgewezen. Dat betekent ook dat het verrekeningsverweer niet kan slagen, zodat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal toewijzen. Ook moet [gedaagde] buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente betalen. Deze vorderingen voldoen aan de daarvoor geldende wettelijke vereisten en zijn door [gedaagde] niet weersproken.
5.8.
De proceskosten in conventie en in reconventie komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 2.862,26 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 2.442,83 vanaf 15 april 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 112,20
griffierecht € 244,00
salaris gemachtigde € 436,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
de tegenvordering
6.4.
wijst de vordering af;
6.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiser] worden vastgesteld op een bedrag van € 249,00 aan salaris van de gemachtigde van [eiser] ;
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter