Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
5 DELTA AIR LINES INC.,
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 t/m 8 van de zijde van KLM c.s.
- de dagvaarding met producties IATA1 t/m IATA2
- de incidentele conclusie tot voeging ex artikel 217 Rv jo. artikel 254 Rv van de zijde van TUI
- het antwoord in incident tot voeging van de zijde van de Staat
- de conclusie van antwoord in het incident tot voeging van de zijde van KLM c.s.
- de conclusie van antwoord in incident tot voeging ex artikel 217 Rv van de zijde van RSG
- de antwoordakte van de zijde van TUI
- de incidentele conclusie tot voeging dan wel tussenkomst ex artikel 217 Rv van de zijde van RBV
- het antwoord in incident tot voeging dan wel tussenkomst van de zijde van de Staat
- de conclusie van antwoord in het incident tot voeging dan wel tussenkomst van de zijde van KLM c.s.
- de conclusie van antwoord in incident tot voeging dan wel tussenkomst ex artikel 217 Rv van de zijde van RSG
- de conclusie van antwoord in incident tot voeging of tussenkomst van de zijde van IATA en A4A c.s.
- de conclusie van repliek in het incident tot voeging dan wel tussenkomst ex artikel 217 Rv van de zijde van RBV
- de conclusie van dupliek in het incident tot voeging of tussenkomst van de zijde van IATA en A4A c.s.
- de conclusie van dupliek in het incident tot voeging dan wel tussenkomst van de zijde van KLM c.s.
- de e-mail van mr. Kleinhout namens RSG, waarin is vermeld dat RSG afziet van dupliek en zich refereert aan het oordeel van de voorzieningenrechter
- de e-mail van mr. Procee namens de Staat, waarin is vermeld dat de Staat afziet van dupliek en zich refereert aan het oordeel van de voorzieningenrechter
- de incidentele conclusie tot voeging ex art. 217 Rv jo. art. 254 Rv van de zijde van Corendon
- de incidentele conclusie tot voeging ex artikel 217 Rv jo. artikel 254 Rv van de zijde van easyJet c.s.
- de conclusie van antwoord in het incident tot voeging door Corendon van de zijde van KLM c.s.
- de conclusie van antwoord in het incident tot voeging door easyJet van de zijde van KLM c.s.
- de e-mail van mr. Boittelle namens IATA en A4A c.s., waarin is vermeld dat IATA en A4A c.s. geen verweer zullen voeren in de incidenten inzake Corendon en easyJet en zich refereren aan het oordeel van de voorzieningenrechter
- de e-mail van mr. Procee namens de Staat, waarin is vermeld dat de Staat geen verweer voert tegen de voegingen van Corendon en easyJet en zich refereert aan het oordeel van de voorzieningenrechter
- de e-mail van mr. Kleinhout namens RSG, waarin is vermeld dat RSG zich refereert aan het oordeel van de voorzieningenrechter ten aanzien van de luchtvaartmaatschappijen die zich hebben gemeld.
- de incidentele conclusie tot voeging ex art. 217 Rv jo. 254 Rv van de zijde van Lufthansa
- de e-mail van de griffier waarin is vermeld dat, behoudens tegenbericht uiterlijk op dinsdag 14 maart om 11.00 uur, de voorzieningenrechter ervan uitgaat dat de partijen in de hoofdzaken zich ook in het door Lufthansa ingestelde incident refereren aan het oordeel van de voorzieningenrechter
- de e-mail van mr. Kleinhout namens RSG, waarin is vermeld dat RSG geen verweer voert tegen de voeging van Lufthansa en zich refereert aan het oordeel van de voorzieningenrechter
- de e-mail van mr. Procee namens de Staat, waarin staat dat de Staat zich zal refereren aan het oordeel van de voorzieningenrechter omtrent het verzoek tot voeging van Lufthansa
- de conclusie van antwoord in het incident tot voeging door Lufthansa van de zijde van KLM c.s.
2.De vorderingen
in de hoofdzaak met nummer C/15/337250
3.Het verweer
in het door RBV ingestelde incident
4.De beoordeling in de incidenten
vorderingvoldoende samenhang vertoont kan nog niet worden beoordeeld, al aangenomen dat die samenhang vereist zou zijn.
vorderingzou instellen, waardoor feitelijke kwesties in het debat worden betrokken die anders buiten beeld zouden kunnen blijven, maar dat is (op dit moment) niet het geval. Het verzoek van KLM c.s. om RBV op voorhand op te dragen haar bijdrage aan het partijdebat te beperken tot de kwesties die voorliggen in de hoofdzaak, zoals door KLM c.s. gevraagd, is dan ook prematuur.
strektde vordering in het incident nog niet tot exhibitie. Zou daarover anders worden geoordeeld dan zou het voor een eiser in kort geding profijtelijk worden om te proberen voeging of tussenkomst van een interveniënt te voorkomen door deze elementaire informatie omtrent de inzet van het geding te onthouden. Dat is ongewenst.