ECLI:NL:RBNHO:2023:2542

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
9657078 \ CV EXPL 22-616
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en doorwerking van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen AirHelp Germany GmbH (eiseres) en Transavia Airlines C.V. (gedaagde) over compensatie voor vertraging van een vlucht. De zaak betreft meerdere passagiers die op 31 oktober 2021 van Alicante naar Oslo en Göteborg zouden vliegen, maar hun aansluitende vluchten misten door een vertraging van hun vlucht HV6144. AirHelp, gemachtigd door de passagiers, vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

De vervoerder, Transavia, betwistte de vordering en voerde aan dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die de vertraging veroorzaakten. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van een storing op Eindhoven Airport, die als buitengewone omstandigheid kon worden aangemerkt. De rechter stelde vast dat deze omstandigheden doorwerkten naar de vlucht in kwestie, en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen.

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van AirHelp af en veroordeelde hen tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen kunnen worden vrijgesteld van compensatieverplichtingen en de noodzaak voor passagiers om hun boekingen te kunnen onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9657078 \ CV EXPL 22-616, 9657089 \ CV EXPL 22-617, 9689214 \ CV EXPL 22-982, 9760960 \ CV EXPL 22-1792, 9760969 \ CV EXPL 22-1793
Uitspraakdatum: 8 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn
eiseres
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. L. Kloot (LVH Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
Bij vonnissen in de afzonderlijke zaken van 29 juni 2022 zijn de zaken gevoegd ex artikel 222 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Voor het procesverloop voorafgaand aan dit vonnis wordt naar die afzonderlijke vonnissen verwezen.
1.2.
De vervoerder heeft vervolgens schriftelijk geantwoord in de hoofdzaak. AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[passagier 1] heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder haar diende te vervoeren van Alicante Airport (Alicante, Spanje) via Amsterdam-Schiphol Airport naar Oslo Gardermoen Airport (Oslo, Noorwegen) op 31 oktober 2021.
2.2.
[passagier 2] , [passagier 3] en [passagier 4] hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen diende te vervoeren van Alicante Airport via Amsterdam-Schiphol Airport naar Landvetter Airport (Göteborg, Zweden) op 31 oktober 2021.
2.3.
[passagier 5] , [passagier 6] en [passagier 7] hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen diende te vervoeren van Alicante Airport naar Amsterdam-Schiphol Airport op 31 oktober 2021.
2.4.
Vlucht HV6144 van Alicante Airport naar Amsterdam-Schiphol Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd.
2.5.
[passagier 1] , [passagier 2] , [passagier 3] en [passagier 4] hebben door de vertraging van de vlucht hun aansluitende vlucht naar Oslo dan wel naar Göteborg gemist.
2.6.
[passagier 1] , [passagier 2] , [passagier 3] , [passagier 4] [passagier 5] , [passagier 6] en [passagier 7] (hierna: de passagiers) hebben hun vermeende vordering overgedragen aan AirHelp.
2.7.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.8.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
AirHelp heeft bij afzonderlijke dagvaarding gevorderd dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00 per passagier, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft allereerst aangevoerd dat [passagier 1] niet-ontvankelijk is in haar vordering. Zij heeft geen bevestigde boeking overgelegd, zodat niet aan de vereisten van artikel 3 van de Verordening is voldaan. De kantonrechter is van oordeel dat AirHelp, met het overleggen van productie één bij dagvaarding, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [passagier 1] een bevestigde boeking had voor de vlucht. Dat de boekingsbevestiging in de Engelse taal is opgesteld, maakt dit niet anders. Dit verweer slaagt dan ook niet.
4.3.
De vervoerder doet verder een beroep op doorwerking van buitengewone omstandigheden en heeft daartoe aangevoerd dat de onderhavige vlucht onderdeel uitmaakte van de rotatievlucht Eindhoven-Alicante-Amsterdam (vluchten HV6625 en HV6144). Vlucht HV6625 is vertraagd uitgevoerd vanwege een storing in de systemen van Eindhoven Airport waardoor het vliegverkeer enige tijd werd verstoord. Er kon niet gevlogen worden rond de vertrektijd van vlucht HV6625. Rond 09:30 uur UTC was de luchtverkeersleiding weer operationeel. Vlucht HV6625 is uiteindelijk om 11:15 uur lokale tijd vertrokken. Hierbij verwijst de vervoerder onder meer naar GSC report, de lijst met regulaties en twee e-mails van Eindhoven Airport.
4.4.
De kantonrechter gaat voorbij aan de stelling van AirHelp dat geen sprake was van slechte weersomstandigheden, nu door de vervoerder geen beroep op slechte weersomstandigheden is gedaan. AirHelp heeft de buitengewone omstandigheden die zich tijdens de uitvoering van vlucht HV6625 hebben voorgedaan niet, althans onvoldoende, betwist, zodat de vervoerder ten aanzien van die vlucht een geslaagd beroep kan doen op buitengewone omstandigheden.
4.5.
De vraag die vervolgens voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigd. Buitengewone omstandigheden die zich hebben voorgedaan op de voorafgaande vlucht kunnen, anders dan AirHelp stelt, doorwerken naar een latere vlucht. De kantonrechter verwijst in dit verband ook naar het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19). Hierin is kort samengevat overwogen dat buitengewone omstandigheden kunnen doorwerken op latere vluchten, mits er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging van de latere vlucht. De vervoerder heeft in het onderhavige geval voldoende onderbouwd dat de vlucht in kwestie onderdeel uitmaakte van de rotatievlucht Eindhoven-Alicante-Amsterdam en dat de vluchten met hetzelfde toestel zouden worden uitgevoerd, zodat de vervoerder een geslaagd beroep kan doen op doorwerking van buitengewone omstandigheden. AirHelp stelt nog dat de vervoerder onvoldoende buffer zou hebben ingeruimd in de omdraaitijd tussen vluchten HV6625 en de vlucht in kwestie. De kantonrechter overweegt dat luchtvaartmaatschappijen op grond van het arrest van het Hof van 12 mei 2011 (Eglitis/Latvijas C-294/10) weliswaar gehouden zijn om in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden, maar dat de voorgaande (rotatie)vluchten niet gerekend kunnen worden tot de (volledige) uitvoering van de vlucht zoals bedoeld in voormeld arrest. Deze stelling slaagt daarom niet.
4.6.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft aangevoerd dat, wanneer een buitengewone omstandigheid optreedt, hij al het redelijkerwijs mogelijke doet om de gehele operatie zo goed mogelijk in stand te houden. Een ander toestel en
crewkon volgens de vervoerder niet worden ingezet, omdat de onderhavige vlucht vertrok van een buitenstation. De kantonrechter is van oordeel dat niet van de vervoerder kan worden verwacht dat hij op ieder buitenstation een reservetoestel en een reservecrew klaar heeft staan. In de gegeven omstandigheden kon niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vervoerder heeft dan ook alle redelijke maatregelen getroffen. De vordering van AirHelp tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening wegens vertraging van de vlucht zal dan ook worden afgewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van AirHelp, omdat zij ongelijk krijgt. Gelet op deze uitkomst en gelet op het feit dat de vervoerder in de vijf zaken één conclusie van antwoord en één conclusie van dupliek heeft ingediend ziet de kantonrechter aanleiding om alle zaken met één dictum af te doen. De kantonrechter zal het liquidatietarief toepassen als ware de gevoegde zaken in één dagvaarding waren aangebracht. Ook de nakosten komen voor rekening van AirHelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 464,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt AirHelp tot betaling van € 116‬,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter