ECLI:NL:RBNHO:2023:2544

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
9689230 \ CV EXPL 22-985
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en doorwerking van buitengewone omstandigheden

In deze zaak vorderde AirHelp Germany GmbH compensatie van Transavia Airlines C.V. wegens vertraging van vlucht HV6144 op 27 november 2021 van Alicante naar Amsterdam. De passagiers hadden hun vordering overgedragen aan AirHelp, die een bedrag van € 1.200,00 eiste op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van deze omstandigheden en dat hij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering van AirHelp werd afgewezen, en de proceskosten werden aan AirHelp opgelegd. De uitspraak vond plaats op 8 maart 2023 in de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9689230 \ CV EXPL 22-985, 9689223 \ CV EXPL 22-983
Uitspraakdatum: 8 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn
eiseres
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. L. Kloot (LVH Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
Bij vonnissen in de afzonderlijke zaken van 29 juni 2022 zijn de zaken gevoegd ex artikel 222 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Voor het procesverloop voorafgaand aan dit vonnis wordt naar die afzonderlijke vonnissen verwezen.
1.2.
De vervoerder heeft vervolgens schriftelijk geantwoord in de hoofdzaak. AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[passagier 1] , [passagier 2] en [passagier 3] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Alicante Airport (Alicante, Spanje) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 27 november 2021 met vlucht HV6144, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vordering overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 1.200,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op hun eindbestemming Amsterdam-Schiphol Airport, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen, de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behalve wanneer hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – en dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht hebben geleid.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
4.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de onderhavige vlucht onderdeel uitmaakte van de rotatievlucht Eindhoven-Alicante-Amsterdam (vluchten HV6623 en HV6144). Vlucht HV6623 is vertraagd uitgevoerd vanwege de slechte weersomstandigheden te Eindhoven, te weten mist. Daarnaast heeft de luchtverkeersleiding verschillende beperkingen aan het toestel opgelegd. Het toestel moest onder meer volledig ijsvrij worden gemaakt. Door de vertraging van vlucht HV6623 is de onderhavige vlucht ook vertraagd uitgevoerd. Ter onderbouwing verwijst de vervoeder onder meer naar de
flightviewersvan vluchten HV6623 en HV6144, het
Management Report OCCvan 27 november 2021 en het METAR-rapport.
4.5.
AirHelp heeft de buitengewone omstandigheden die zich tijdens de uitvoering van vlucht HV6623 hebben voorgedaan niet, althans onvoldoende, betwist, zodat de vervoerder ten aanzien van die vlucht een geslaagd beroep kan doen op buitengewone omstandigheden.
4.6.
Ter discussie staat of deze buitengewone omstandigheden kunnen doorwerken naar de vlucht in kwestie. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigd. Buitengewone omstandigheden – en dus ook weersomstandigheden – die zich hebben voorgedaan op de voorafgaande vlucht kunnen, anders dan AirHelp stelt, doorwerken naar een latere vlucht. De kantonrechter verwijst in dit verband ook naar het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19). Hierin is kort samengevat overwogen dat buitengewone omstandigheden kunnen doorwerken op latere vluchten, mits er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging van de latere vlucht. De vervoerder heeft in het onderhavige geval voldoende onderbouwd dat de vlucht in kwestie onderdeel uitmaakte van de rotatievlucht Eindhoven-Alicante-Amsterdam, zodat de vervoerder een geslaagd beroep kan doen op doorwerking van buitengewone omstandigheden. AirHelp stelt nog dat de vervoerder onvoldoende buffer zou hebben ingeruimd in de omdraaitijd tussen vluchten HV6623 en de vlucht in kwestie. De kantonrechter overweegt dat luchtvaartmaatschappijen op grond van het arrest van het Hof van 12 mei 2011 (Eglitis/Latvijas C-294/10) weliswaar gehouden zijn om in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden, maar dat de voorgaande (rotatie)vluchten niet gerekend kunnen worden tot de (volledige) uitvoering van de vlucht zoals bedoeld in voormeld arrest. Deze stelling slaagt daarom niet.
4.7.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De vervoerder heeft aangevoerd dat, wanneer een buitengewone omstandigheid optreedt, hij al het redelijkerwijs mogelijke doet om de gehele operatie zo goed mogelijk in stand te houden. Een annulering is in het onderhavige geval voorkomen. Vlucht HV6223 is op het eerst mogelijke moment vertrokken. De vertraging is tijdens de uitvoering van de vlucht in kwestie iets ingelopen. Een ander toestel kon volgens de vervoerder niet worden ingezet, omdat hij niet op elk buitenstation een toestel heeft staan. De kantonrechter is van oordeel dat niet van de vervoerder kan worden verwacht dat hij op ieder buitenstation een reservetoestel en een reservecrew klaar heeft staan. In de gegeven omstandigheden kon niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vervoerder heeft dan ook alle redelijke maatregelen getroffen. De vordering van AirHelp tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening wegens vertraging van de vlucht zal dan ook worden afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van AirHelp, omdat zij ongelijk krijgt. Gelet op deze uitkomst en gelet op het feit dat de vervoerder in de twee zaken één conclusie van antwoord en één conclusie van dupliek heeft ingediend ziet de kantonrechter aanleiding om alle zaken met één dictum af te doen. De kantonrechter zal het liquidatietarief toepassen als ware de gevoegde zaken in één dagvaarding waren aangebracht. Ook de nakosten komen voor rekening van AirHelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 264,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt AirHelp tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter