ECLI:NL:RBNHO:2023:2560

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
10313612 AO VERZ 23-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. en werknemer wegens niet nakomen van re-integratieverplichtingen en agressief gedrag

In deze zaak heeft Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) de kantonrechter verzocht om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden. KLM stelt dat [verweerder] zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen en herhaaldelijk agressief en intimiderend gedrag heeft vertoond. Het verzoek is ingediend op 2 februari 2023, waarna een zitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2023. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] sinds 1 januari 1989 bij KLM in dienst is en dat hij op 25 mei 2022 arbeidsongeschikt is geraakt. KLM heeft [verweerder] herhaaldelijk aangesproken op zijn gedrag en zijn re-integratieverplichtingen, maar [verweerder] heeft niet adequaat gereageerd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat zowel KLM als [verweerder] steken hebben laten vallen in het re-integratietraject. KLM heeft onvoldoende gedaan om de arbeidsverhouding te herstellen, en de kantonrechter heeft geconcludeerd dat er geen redelijke grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek van KLM is afgewezen, en KLM is veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./repnr.: 10313612 \ AO VERZ 23-13 (HB)
Uitspraakdatum: 17 maart 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.
gevestigd te Amstelveen
verzoekende partij
verder te noemen: KLM
gemachtigde: mr. E.M. van Dijk
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. A. Noest
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt KLM de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, primair wegens (ernstig) verwijtbaar handelen van [verweerder] (het zonder deugdelijke grond niet nakomen van re-integratieverplichtingen en herhaaldelijk agressief en intimiderend gedrag), subsidiair wegens een verstoorde arbeidsverhouding. Het verzoek wordt afgewezen. Het tegenverzoek van [verweerder] komt daarom niet aan de orde.

1.Het procesverloop

1.1.
KLM heeft op 2 februari 2023 een verzoekschrift ingediend. [verweerder] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 7 maart 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Vóór de zitting heeft [verweerder] bij brief van 27 februari 2023 nog een stuk toegezonden. KLM heeft bij brief van 28 februari 2023 nog stukken in het geding gebracht. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. KLM heeft ook pleitaantekeningen overgelegd.

2.Feiten

2.1.
[verweerder] , geboren op 28 februari 1968, is sinds 1 januari 1989 bij KLM in dienst, laatstelijk in de functie van teamlid omdraaiteam op de luchthaven Schiphol voor 20 uur per week. In die functie is [verweerder] verantwoordelijk voor het laden en lossen van vracht, bagage en post in en uit vliegtuigen, het tijdig gereed stellen van equipment op het platform en het verlenen van aankomst- en vertrekservice. Naast zijn werk voor KLM verricht [verweerder] werkzaamheden in zijn eigen bedrijf (in stratenmakerij en tuinaanleg).
2.2.
Het salaris van [verweerder] bedroeg laatstelijk € 1.430,46 bruto per maand, exclusief emolumenten.
2.3.
De cao voor KLM Grondpersoneel Nederland is op de arbeidsovereenkomst van toepassing. In de cao zijn controlevoorschriften bij ziekte opgenomen. Hierin is onder meer bepaald dat de zieke werknemer (telefonisch) bereikbaar moet zijn voor de afdelingsleiding en dat tijdens ziekte vertrek naar en verblijf in het buitenland niet is toegestaan, tenzij zich een bijzondere medische of sociale indicatie voordoet en de afdelingsleiding uitdrukkelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven.
2.4.
Van 2013 tot en met 2015 is [verweerder] diverse keren aangesproken op onacceptabel gedrag (verbaal en non-verbaal) en het niet opvolgen van werkinstructies. Hij heeft hiervoor in 2013/2014 ook waarschuwingen ontvangen en in 2015 een disciplinaire berisping. Ook bij brief van 22 juni 2017 is [verweerder] aangesproken op ongewenst gedrag rond het (aanvankelijk) niet opvolgen van een werkinstructie. Op 24 juni 2021 heeft [verweerder] een officiële waarschuwing gekregen wegens het niet volgen van een verplichte training en zijn intimiderende wijze van communiceren jegens leidinggevenden.
2.5.
Op 25 mei 2022 is [verweerder] arbeidsongeschikt geraakt.
2.6.
Bij brief van 1 juni 2022 heeft ( [shiftleader] , shiftleader van [verweerder] namens) KLM een gesprek van 30 mei 2022 over het maken van een opbouwplan aan [verweerder] bevestigd. In die brief is vermeld dat [verweerder] tijdens dit gesprek ‘woest en bulderend en enigszins intimiderend’ heeft gecommuniceerd en wordt [verweerder] verzocht dit te veranderen.
2.7.
Bij brief van 6 juni 2022 heeft ( [shiftleader] van) KLM [verweerder] nogmaals aangesproken op bulderend communiceren, dit maal tijdens een telefoongesprek op 4 juni 2022 over de re-integratiemogelijkheden van [verweerder] . In die brief heeft KLM aan [verweerder] bevestigd dat [verweerder] tijdens dat telefoongesprek heeft geweigerd op 5 juni 2022 vervangende werkzaamheden te komen verrichten en dat [verweerder] heeft geroepen dat hij overspannen is. KLM heeft [verweerder] er op gewezen dat hij niet meewerkt aan zijn re-integratie en dat hieruit sancties kunnen voortvloeien, zoals opschorting van het salaris.
2.8.
Op 27 juni 2022 heeft [verweerder] de bedrijfsarts (van KLM Health Services) bezocht. Deze heeft geoordeeld dat de beperkingen van [verweerder] (aan zijn linkerhand) afnemen en dat hij weer belastbaar is. Ook heeft de bedrijfsarts geadviseerd in gesprek te gaan over de arbeidsverhouding, omdat de verhouding met de leidinggevende verstoord is.
2.9.
Naar aanleiding van de terugkoppeling van de bedrijfsarts heeft KLM [verweerder] bij e-mail van 28 juni 2022 uitgenodigd voor een gesprek op 5 juli 2022. Op 29 juni 2022 heeft [verweerder] zich hersteld gemeld. Hij is op 5 juli 2022 (zijn vrije dag) zonder afzegging niet op het gesprek verschenen.
2.10.
Op 7 juli 2022 heeft alsnog een gesprek plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig [verweerder] en de heren [shiftleader] , [unit manager] (unit manager) en [lid groepscommissie] (lid groepscommissie) van KLM. Tijdens dit gesprek heeft KLM [verweerder] gewezen op zijn verplichtingen tijdens ziekte, zijn onacceptabele wijze van communiceren en zijn intimiderende houding tijdens het gesprek benoemd en [verweerder] een officiële laatste waarschuwing gegeven, waarbij zij heeft verwezen naar de eerdere waarschuwing van 24 juni 2021. Ook heeft KLM [verweerder] een cursus effectief communiceren en een gesprek met reintegration officer aangeboden. [verweerder] heeft van dat aanbod geen gebruik gemaakt. Het gesprek is bij brief van 13 juli 2022 aan [verweerder] bevestigd.
2.11.
Op 8 juli 2022 heeft een collega van [verweerder] ( [voorman] , voorman) een safety melding bij KLM gedaan. Die melding luidt als volgt:
‘Tijdens de afhandeling had ik dhr [verweerder] als teamlid bij me. Ik merkte al aan hem dat hij persoonlijk niet goed in zijn vel zat., gedurende de afhandeling diverse collega’s van verschillende afdelingen die aangaven dat persoon in kwestie niet meer voor rede vatbaar was.. hierop gesproken met dhr [verweerder] en besloten dat hij zijn werkzaamheden niet verder gaat uitvoeren. SL direct op de hoogte gesteld verdere actie loopt via SL.’
2.12. (
Onder meer) op 11 juli 2022 heeft [verweerder] zijn huisarts bezocht. Deze heeft hem geadviseerd zich volledig ziek te melden, het contact met het werk (tijdelijk) te verbreken en om een consult met de bedrijfsarts te verzoeken. Vervolgens heeft [verweerder] zich bij e-mail van 11 juli 2022 volledig ziek gemeld en geschreven dat alle contacten over zijn gezondheid via de bedrijfsarts moeten lopen. Hij heeft daarbij ook aangegeven dat telefonisch contact vanuit het bedrijf niet gewenst is, omdat dit ten koste zal gaan van zijn herstel.
2.13.
Op 25 juli 2022 heeft [verweerder] de bedrijfsarts bezocht. Dit consult is voortijdig afgebroken. In de terugkoppeling van dit consult van 25 juli 2022 heeft de bedrijfsarts vermeld:
Beperkingen:
Ik zie geen medische beperkingen. Wel zijn er spanningsklachten door priveomstandigheden, maar die vormen geen reden voor zijn inzetbaarheid.
Prognose:
De prognose is niet zo gunstig. Hij bijt zich vast in de sociale problematiek. Hij dwingt mij tot het zoeken van contact met zijn huisarts, omdat hij het niet eens is met mijn beoordeling over zijn inzetbaarheid. Het comsult heb ik dan ook niet kunnen afronden.
Advies:
Met de wetenschap die ik nu heb zie ik geen medische bezwaren tegen zijn inzetbaarheid in het werk. Wel zal ik contact opnemen met zijn huisarts om mij nader te informeren.
Verwachte vervolgacties (…):
(…) Met de dreigingen die hij uit is voor mij een grens bereikt. Een vervolgconsult kan slechts plaats hebben in het bijzijn van een derde.’
2.14.
[verweerder] is niet verschenen op zijn eerstvolgende diensten op 27 en 28 juli 2022. KLM heeft [verweerder] bij brief van 29 juli 2022 verzocht te verschijnen op 6 augustus 2022 en heeft er op gewezen dat zij het salaris per direct zal opschorten als [verweerder] niet verschijnt. Ook heeft KLM [verweerder] bij die brief aangesproken op zijn gedrag jegens de bedrijfsarts en heeft zij [verweerder] uitgenodigd voor een vervolgconsult bij de bedrijfsarts op 3 augustus 2022, waarbij zij opmerkt dat KLM ervoor zal zorgdragen dat dit consult in bijzijn van ‘een derde’ zal plaatsvinden zoals door de bedrijfsarts is aangegeven. Verder heeft zij [verweerder] gewezen op de mogelijkheid een deskundigenoordeel aan te vragen als hij het niet eens is met het oordeel van de bedrijfsarts.
2.15.
Op 3 augustus 2022 heeft [verweerder] de bedrijfsarts bezocht. Bij dat consult was de unit manager [unit manager] van KLM aanwezig. De bedrijfsarts heeft vastgesteld dat [verweerder] nog licht beperkt is (in het gebruik van de rechter hand bij grijpen en knijpen), maar dat er geen urenbeperkingen zijn. Hij heeft geadviseerd dat [verweerder] het werk hervat, waarbij de eerste twee weken nog rekening moet worden gehouden met zijn beperking. [verweerder] is andermaal gewezen op de mogelijkheid een deskundigenoordeel bij het UWV aan te vragen en is ook gewezen op de consequenties van het niet verrichten van passende arbeid.
2.16.
Op zijn eerstvolgende dienst op 6 augustus 2022 en de daarop volgende diensten is [verweerder] niet verschenen. Op 6, 7 en 8 augustus 2022 heeft KLM vergeefs geprobeerd contact met [verweerder] te krijgen per telefoon en via WhatsApp.
2.17.
Op 7 augustus 2022 heeft [verweerder] bij het UWV een deskundigenoordeel aangevraagd over de vraag of hij zijn eigen werk weer volledig kan doen. Het UWV heeft op die aanvraag nog niet beslist.
2.18.
Bij brief van 8 augustus 2022 heeft KLM [verweerder] er op gewezen dat hij zijn verplichtingen schendt door in strijd met het advies van de bedrijfsarts niet op het werk te verschijnen en niet bereikbaar te zijn. KLM heeft bij die brief ook meegedeeld dat het loon met ingang van 27 juli 2022 wordt stopgezet totdat [verweerder] zich wel weer aan de gemaakte afspraken houdt.
2.19.
Omdat [verweerder] nog steeds niet op het werk verscheen, heeft KLM bij brief van 30 augustus 2022 er nogmaals op gewezen dat [verweerder] het advies van de bedrijfsarts moet opvolgen en bereikbaar moet zijn. Zij heeft [verweerder] verzocht alsnog zo spoedig mogelijk contact op te nemen en te laten weten of hij een deskundigenoordeel heeft aangevraagd. KLM heeft ook meegedeeld dat zij zelf een deskundigenoordeel zal aanvragen over de re-integratie-inspanningen van [verweerder] .
2.20.
Bij brief van 5 september 2022 heeft KLM [verweerder] uitgenodigd voor een gesprek op 8 september 2022 over zijn ongeoorloofde afwezigheid. [verweerder] is op dat gesprek niet verschenen. Achteraf bleek dat KLM [verweerder] abusievelijk had uitgenodigd tijdens zijn vakantieperiode van 1 tot 18 september 2022 (gedurende welke periode [verweerder] wel loon heeft ontvangen). [verweerder] bleek op Tenerife te zijn. Bij e-mail van 9 september 2022 heeft KLM [verweerder] er op gewezen dat het niet is toegestaan om tijdens een ziekteperiode zonder toestemming naar het buitenland op vakantie te gaan. Zij heeft meegedeeld dat de loonstop met ingang van 19 september 2022 opnieuw zal gelden als [verweerder] geen passende werkzaamheden komt verrichten en dat [verweerder] zich na zijn vakantie direct per telefoon dient te melden voor het maken van een nieuwe afspraak voor een gesprek.
2.21.
Omdat [verweerder] geen contact opnam en onbereikbaar bleef, heeft KLM hem bij brief van 19 oktober 2022 nogmaals gesommeerd contact op te nemen en passend werk te verrichten. Diezelfde dag ontving KLM een e-mail van [verweerder] waarin staat dat [verweerder] een keuring heeft aangevraagd bij het UWV en dat KLM hem loon moet betalen.
2.22.
KLM heeft daarop bij brief van 24 oktober 2022 meegedeeld dat, tot een eventueel andersluidend oordeel van het UWV, het huidige advies van de bedrijfsarts leidend is en dat [verweerder] zijn re-integratieverplichtingen en de controlevoorschriften bij ziekte moet nakomen. [verweerder] heeft daarop diezelfde dag gereageerd. In die reactie stelt hij dat hij nooit is opgeroepen voor passend werk.
2.23.
Op 15 november 2022 heeft het UWV het door KLM verzochte deskundigenoordeel uitgebracht. De conclusie daarvan luidt dat de re-integratie-inspanningen van [verweerder] onvoldoende zijn. Volgens het UWV is er geen deugdelijke grond aanwezig voor [verweerder] om niet passend werk bij de eigen werkgever te verrichten.
2.24.
Bij brief van 30 november 2022 heeft KLM aan [verweerder] meegedeeld dat in het deskundigenrapport van het UWV staat dat [verweerder] op 11 november 2022 op vakantie was in Senegal, dat [verweerder] hiervoor geen toestemming heeft gevraagd en dat hij dus weer de controlevoorschriften tijdens ziekte heeft overtreden. Ook heeft KLM bij die brief meegedeeld dat zij beëindiging van het dienstverband nastreeft, omdat het UWV (na de waarschuwingen van KLM en de loonstop) heeft bevestigd dat [verweerder] onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie.
2.25.
Bij brief van zijn (uiteindelijk ingeschakelde) gemachtigde van 2 december 2022 heeft [verweerder] zijn standpunt uiteengezet. KLM heeft hierop bij brief van 21 december 2022 gereageerd.
2.26.
Partijen hebben vergeefs geprobeerd tot een minnelijke regeling te komen.
2.27.
Vervolgens heeft [verweerder] bij e-mail van zijn gemachtigde van 28 december 2022 aangegeven dat hij weer komt werken. In reactie daarop heeft KLM [verweerder] bij e-mail van 4 januari 2023 meegedeeld dat zij zich genoodzaakt ziet de kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst te verzoeken en dat de omstandigheid dat [verweerder] zich alsnog bereid heeft verklaard te komen werken de situatie niet anders maakt. Gelet op de beschikbaarstelling voor werk heeft KLM [verweerder] vrijgesteld van werk met behoud van loon in afwachting van de ontbindingsprocedure.

3.Het verzoek

3.1.
KLM verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst tussen partijen zo spoedig mogelijk te ontbinden zonder toekenning van een transitievergoeding, kosten rechtens.
3.2.
Zij legt aan haar verzoek ten grondslag – kort weergegeven – dat [verweerder] , ondanks herhaaldelijke schriftelijke verzoeken van KLM, zonder deugdelijke grond in ernstige mate en gedurende lange tijd zijn re-integratieverplichtingen (zoals bedoeld in artikel 7:660a van het Burgerlijk Wetboek (BW)) niet is nagekomen. Het stopzetten van het loon heeft geen effect gehad en het deskundigenoordeel heeft bevestigd dat [verweerder] onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie.
3.3.
Primairdient dit te worden gekwalificeerd als (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten in de zin van artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW. Voor zover geen sprake zou zijn geweest van arbeidsongeschiktheid, is sprake van langdurige werkweigering zonder deugdelijke grond, wat eveneens een vorm van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten is. Daar komt nog bij dat [verweerder] herhaaldelijk onacceptabel agressief en intimiderend gedrag heeft getoond.
3.4.
Subsidiairis door de structureel weigerachtige houding en het onacceptabele gedrag van [verweerder] de arbeidsverhouding tussen partijen onherstelbaar verstoord geraakt zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onderdeel g BW. KLM heeft [verweerder] alle kansen gegeven om in gesprek te gaan, maar [verweerder] heeft die kansen niet gegrepen.
3.5.
Omdat sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen van [verweerder] , ligt herplaatsing niet in de rede.
3.6.
Op het standpunt van KLM zal - voor zover vereist - verder in de beoordeling worden ingegaan.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
[verweerder] is van mening dat het verzoek van KLM moet worden afgewezen. Volgens [verweerder] is er geen sprake van een voldragen ontslaggrond. Hij voert hiertoe – samengevat – het volgende aan.
4.2.
[verweerder] kampte met een gebroken vinger, een liesbreuk en ernstige mentale klachten als gevolg van treurige privé omstandigheden. Zijn ziekmeldingen werden door KLM niet serieus genomen. Verder is de bedrijfsarts niet objectief geweest. De bedrijfsarts heeft geweigerd contact met de huisarts op te nemen en heeft de uitlatingen van [verweerder] afgedaan als dreigend, terwijl [verweerder] overspannen was. Bovendien is het onacceptabel dat er een consult in het bijzijn van een leidinggevende heeft plaatsgevonden.
4.3.
Veel van de door KLM toegezonden brieven heeft [verweerder] niet goed begrepen. Hij was er van overtuigd dat hij datgene deed waartoe hij verplicht was. Weliswaar heeft zijn gemachtigde hem voorgehouden dat hij meer verplichtingen had dan hij is nagekomen, maar KLM heeft ook niet altijd redelijk gehandeld. KLM heeft gezegd dat zij [verweerder] ontslaat als hij een deskundigenoordeel aanvraagt, zij heeft [verweerder] opgeroepen voor een gesprek op een parttime dag en heeft niets gedaan met een safety melding over de mentale gesteldheid van [verweerder] . Tijdens de gesprekken heeft KLM op een nare manier op [verweerder] ingepraat, waardoor hij in de verdediging is geschoten. Dat wordt hem nu aangerekend als bulderen en onacceptabel gedrag.
4.4.
Van een ‘e-grond’ is onder deze omstandigheden geen sprake en ook niet van een ‘g-grond’, omdat de situatie vooral is veroorzaakt door de mentale gesteldheid van [verweerder] en omdat KLM zelf geen enkele moeite heeft gedaan om de verstoring in de arbeidsverhouding op te lossen.
4.5.
Bovendien geldt het opzegverbod tijdens ziekte en heeft KLM niet voldaan aan haar herplaatsingsverplichting.
4.6.
Op het verweer van [verweerder] zal – voor zover vereist – verder in de beoordeling worden ingegaan.
4.7.
Voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] de kantonrechter om bij het bepalen van de einddatum van het dienstverband rekening te houden met de opzegtermijn (zonder aftrek van de procedureduur) en om KLM te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 17.816,99 bruto en een billijke vergoeding van € 48.797,07 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente en met de proceskosten.

5.De beoordeling

het verzoek

5.1.
Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
5.2.
Het opzegverbod tijdens ziekte staat niet aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg. [verweerder] heeft immers op 28 december 2022 aangegeven dat hij weer komt werken, zodat van ziekte geen sprake meer is.
5.3.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In artikel 7:669 lid 3 BW is bepaald wat een redelijke grond is. Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).
de e-grond
5.4.
Het verzoek van KLM is primair gegrond op artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW (onder meer) in verband met het zonder deugdelijke grond door de werknemer niet nakomen van zijn re-integratieverplichtingen. In artikel 7:671b lid 5 BW is bepaald - kort gezegd - dat de kantonrechter in dat geval het verzoek afwijst, indien de werkgever de werknemer niet eerst schriftelijk heeft gemaand tot nakoming van die verplichtingen of om die reden de betaling van het loon heeft gestaakt, of niet beschikt over een deskundigenverklaring van het UWV (tenzij het overleggen van deze verklaring in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd). De kantonrechter stelt vast dat KLM aan alle in artikel 7:671b lid 5 BW gestelde vereisten heeft voldaan, zodat de kantonrechter kan overgaan tot verdere beoordeling van het verzoek.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [verweerder] zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen. Zoals uit de hierboven onder 2. weergegeven feiten blijkt, is [verweerder] immers diverse keren niet ingegaan op gespreksuitnodigingen, was hij herhaaldelijk niet bereikbaar, heeft hij geweigerd passende arbeid te verrichten volgens de adviezen van de bedrijfsarts en is hij zonder toestemming van een leidinggevende op vakantie gegaan naar het buitenland. Ook de deskundige van het UWV was van oordeel dat de re-integratie-inspanningen van [verweerder] onvoldoende zijn.
5.6.
Daar staat tegenover dat ook KLM en de door haar ingeschakelde (en daardoor onder haar verantwoordelijkheid vallende) bedrijfsarts aanzienlijke steken hebben laten vallen in het re-integratietraject. Daarover overweegt de kantonrechter het volgende.
5.7.
Op 27 juni 2022 heeft de bedrijfsarts, gelet op de hem gebleken verstoorde verhouding tussen [verweerder] en zijn leidinggevende, KLM geadviseerd in gesprek te gaan over de arbeidsverhouding, omdat, zo overweegt de bedrijfsarts, deze van invloed kan zijn op het ziekte- en herstelgedrag. KLM heeft naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende met dit advies gedaan. Weliswaar heeft zij [verweerder] uitgenodigd voor een gesprek op 5 juli 2022, dat uiteindelijk op 7 juli 2022 heeft plaatsgevonden, maar het had op de weg van KLM gelegen om in plaats van een gesprek met de leidinggevende(n) een mediation traject (onder leiding van een mediator als onafhankelijke derde) in te zetten. Ter zitting heeft KLM er nog op gewezen dat mediation niet is opgepakt, omdat [verweerder] zich inmiddels op 29 juni 2022 weer hersteld had gemeld, maar dat argument gaat niet op. Kort daarna, op 11 juli 2022 heeft [verweerder] zich immers weer volledig ziek gemeld. KLM had toen alsnog een mediation traject kunnen en moeten inzetten. De door KLM aangevoerde omstandigheid dat [verweerder] diverse malen niet heeft gereageerd op oproepen van KLM maakt dat niet anders.
5.8.
Bovendien heeft KLM (behalve dat zij [verweerder] naar huis heeft laten gaan) geen concrete actie richting [verweerder] ondernomen toen zij op 8 juli 2022 de safety melding ontving. Dat had wel op haar weg gelegen, omdat uit die melding overduidelijk bleek dat sprake was van een verontrustende mentale toestand van [verweerder] : [verweerder] zat niet goed in zijn vel en was niet meer voor rede vatbaar. Weliswaar is [verweerder] opgeroepen om op 25 juli 2022 naar de bedrijfsarts te gaan, maar dat was (naar de gemachtigde van KLM ter zitting ook heeft erkend) wegens de ziekmelding van 11 juli 2022 en niet wegens de safety melding.
5.9.
Het consult bij de bedrijfsarts van 25 juli 2022 is uit de hand gelopen doordat, naar de bedrijfsarts in zijn terugkoppeling heeft vermeld, [verweerder] hem ‘dwong’ tot het zoeken van contact met zijn huisarts. Naar het oordeel van de kantonrechter had het de bedrijfsarts toen duidelijk moeten zijn dat er meer aan de hand was dan een liesbreuk en een gebroken vinger en dat het gedrag van [verweerder] een ‘cry for help’ was. Overigens blijkt uit het overgelegde huisartsenjournaal dat de bedrijfsarts vervolgens niet uit eigen beweging contact met de huisarts van [verweerder] heeft opgenomen, maar dat dit contact door de huisarts is geïnitieerd. De huisarts heeft namelijk op 29 juli 2022 een bericht naar de bedrijfsarts verstuurd via Zorgdomein, waarna op 1 augustus 2022 overleg tussen de bedrijfsarts en de huisarts heeft plaatsgevonden.
5.10.
Verder vindt de kantonrechter het bijzonder kwalijk dat het bezoek van [verweerder] aan de bedrijfsarts op 3 augustus 2022 heeft plaatsgevonden in bijzijn van [unit manager] , een (hoger) leidinggevende. Overigens is uit de overgelegde stukken niet gebleken dat (zoals KLM ter zitting heeft gesteld) de aanwezigheid van die leidinggevende is aangekondigd aan [verweerder] . In de brief van 29 juli 2022 is slechts vermeld dat ‘een derde’ bij het consult aanwezig zal zijn. Door de aanwezigheid van de hoger leidinggevende is [verweerder] de mogelijkheid ontnomen om vertrouwelijke informatie over zijn privé omstandigheden of zijn psychische gesteldheid aan de bedrijfsarts mee te delen. Het had in de rede gelegen om, als de bedrijfsarts zich niet veilig voelde, een andere bedrijfsarts of andere medewerker van KLM Health Services als derde aanwezig te laten zijn en niet iemand van de werkgever, laat staan een hoger leidinggevende. Zeker niet nu [verweerder] in zijn ziekmeldingsmail van 11 juli 2022 aan KLM had aangegeven dat al het contact via de bedrijfsarts moest lopen en dat contact met KLM ten koste van zijn herstel zou gaan (zie de feiten).
5.11.
KLM heeft nog naar voren gebracht dat het daadwerkelijke consult al op 25 juli 2022 had plaatsgevonden en dat het bezoek op 3 augustus 2022 alleen bedoeld was om het advies van de bedrijfsarts te delen, maar dat doet aan het bovenstaande niet af. Niet gebleken is immers dat dit aan [verweerder] duidelijk is gemaakt en ook als het gesprek slechts het advies betrof, had het [verweerder] vrij moeten staan in verband met dat advies persoonlijke informatie met de bedrijfsarts te delen. Dit is hem door de aanwezigheid van de leidinggevende belet.
5.12.
[verweerder] heeft nog aangevoerd dat KLM heeft gedreigd hem te ontslaan als hij een deskundigenoordeel zou aanvragen, maar dat is uit niets gebleken. Uit de overgelegde stukken komt naar voren dat KLM [verweerder] juist heeft geadviseerd een deskundigenoordeel aan te vragen. Wel valt KLM te verwijten dat zij, nadat de loonbetaling was gestaakt en [verweerder] zijn gemachtigde had ingeschakeld, niet is ingegaan op het aanbod van [verweerder] om alsnog te komen werken. Het had op de weg van KLM gelegen hem die kans te geven, mede gelet op bovengenoemde fouten die zij zelf in het re-integratietraject heeft gemaakt.
5.13
Samenvattend hebben beide partijen steken laten vallen waar het de re-integratie betreft en heeft het handelen van KLM eraan bijgedragen dat [verweerder] niet meer reageerde op de vele brieven van KLM. Hij voelde zich niet gehoord en niet gezien. In dat licht bestaat er naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende aanleiding de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de e-grond wegens het zonder deugdelijke grond niet nakomen van re-integratieverplichtingen.
5.14.
Voor zover het primaire verzoek is gegrond op herhaaldelijk agressief en intimiderend gedrag van [verweerder] , overweegt de kantonrechter dat zij de incidenten van voor de ziekmelding van 25 mei 2022 (genoemd onder 2.4. van de feiten) buiten beschouwing zal laten, omdat deze al lang geleden zijn en destijds geen aanleiding zijn geweest voor het indienen van een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
5.15.
Voor zover het verzoek is gegrond op incidenten na de ziekmelding, staat onvoldoende vast dat deze niet mede verband houden met de mentale toestand van [verweerder] . Gelet daarop wordt de lat van een redelijke grond in de zin van artikel 7:669 lid 3 aanhef en onderdeel e BW niet gehaald.
de g-grond
5.16.
Subsidiair heeft KLM haar verzoek gegrond op een verstoorde arbeidsverhouding. In artikel 7:669 lid 3 onderdeel g BW is bepaald, dat het moet gaan om een verstoorde arbeidsverhouding die zodanig is dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.17.
Uit de processtukken en ter zitting is voldoende gebleken dat de arbeidsverhouding tussen partijen op dit moment is verstoord. Naar het oordeel van de kantonrechter is echter geen sprake van een verstoorde arbeidsverhouding die zodanig is dat van KLM in redelijkheid niet kan worden gevergd het dienstverband voort te zetten. De reden daarvoor is dat KLM onvoldoende heeft gedaan om de arbeidsverhouding met [verweerder] te herstellen. Zoals hiervoor al is overwogen had het op de weg van KLM gelegen om een mediation traject in te zetten in plaats van [verweerder] uit te nodigen voor gesprekken met leidinggevenden. KLM heeft nog aangevoerd dat zij ook een gesprek met een bedrijfsmaatschappelijk werker (waarmee kennelijk is bedoeld de in de brief van 13 juli 2022 genoemde reintegration officer) en een cursus effectief communiceren heeft aangeboden, maar dat is onvoldoende. Voor het verbeteren van de arbeidsverhouding moeten immers beide partijen om tafel zitten. [verweerder] heeft ter zitting nadrukkelijk aangegeven dat hij graag bij KLM wil blijven werken en dat hij openstaat voor gesprekken ter herstel van de arbeidsverhouding.
5.18.
De conclusie is dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden ontbonden. Daarbij merkt de kantonrechter ten overvloede op dat zij zich kan voorstellen dat, alvorens [verweerder] weer tewerk wordt gesteld, eerst een mediation traject zal plaatsvinden om de verhouding tussen partijen te herstellen.
5.19.
KLM zal in de proceskosten worden veroordeeld, omdat zij in het ongelijk wordt gesteld.
het tegenverzoek
5.20.
Omdat het ontbindingsverzoek wordt afgewezen, komt het tegenverzoek van [verweerder] niet aan de orde.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst af;
6.2.
veroordeelt KLM tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verweerder] tot en met vandaag vaststelt op € 793,00 voor salaris gemachtigde;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter