ECLI:NL:RBNHO:2023:2581

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
7374674 / CV EXPL 18-5895
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.M. van Wassenaer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over oppervlakte percelen voortvloeiende uit koopovereenkomst tussen Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en gedaagde

In deze zaak heeft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] met betrekking tot een geschil over de oppervlakte van percelen die door HHNK zijn aangekocht. De vordering is ingesteld op 22 november 2018, waarbij HHNK stelt dat zij een oppervlakte van 1.109 m2 minder heeft gekocht dan waarvoor zij heeft betaald. HHNK vordert een bedrag van € 7.957,77, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde heeft schriftelijk geantwoord en een tegenvordering ingediend, waarin hij stelt dat HHNK onrechtmatig heeft gehandeld en vordert een schadevergoeding van € 19.576,63 voor onderhoudswerkzaamheden aan dammen, alsook andere vorderingen met betrekking tot waterbeheer.

De kantonrechter heeft op 25 maart 2019 een zitting gehouden, waarbij partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechter heeft vastgesteld dat er een koopovereenkomst was waarin verrekening van over- en ondermaat was afgesproken. De kantonrechter oordeelt dat HHNK voldoende bewijs heeft geleverd dat de oppervlakte van de percelen correct is ingemeten door het kadaster en dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat de metingen onjuist zijn. De kantonrechter wijst de vordering van HHNK toe en veroordeelt [gedaagde] tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten.

Wat betreft de tegenvordering van [gedaagde] heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard, omdat het beloop van de tegenvordering het bedrag van € 25.000,00 overschrijdt. De zaak wordt verwezen naar de sectie Handel, Kanton en Insolventie van de rechtbank, locatie Haarlem, voor verdere behandeling. De proceskosten in het incident komen voor rekening van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 7374674 \ CV EXPL 18-5895
Uitspraakdatum: 23 mei 2019
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
gevestigd te Heerhugowaard
eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident in reconventie
verder te noemen: HHNK
gemachtigde: mr. G.J.M. de Jager
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats] gemeente [woonplaats]
gedaagde in de hoofdzaak/verweerder in het incident in reconventie
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. drs. H.J.M. van Schie

1.Het procesverloop

1.1.
HHNK heeft bij dagvaarding van 22 november 2018 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 25 maart 2019 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [gedaagde] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft HHNK een akte overlegging producties in conventie tevens incidentele vordering tot onbevoegdheid en verwijzing tevens conclusie van antwoord in reconventie genomen.

2.De feiten

2.1.
Bij e-mailbericht van 20 oktober 2013 heeft [gedaagde] HHNK onder meer laten weten dat hij blij is met de voorgestelde dijkaanpak maar dat hij daaraan een aantal voorwaarden wil verbinden, onder meer:
-‘de eigendomssituatie (…) wordt zowel vóór aanvang als na afloop van de werkzaamheden goed door Kadaster in kaart gebracht en ingemeten zodat (vooraf) per m2 verrekend kan gaan worden (…).’
2.2.
Anteagroup heeft op 26 februari 2014 de definitieve versie van een zogenaamde ‘
Grondaankooptekening’ opgesteld in opdracht van HHNK met daarop onder andere aangegeven de bestaande en de toekomstige situatie van de percelen, de werkstrook en de kadastrale perceelnummers.
2.3.
Partijen zijn begin 2015 overeengekomen dat HHNK in verband met dijkverbetering een deel van de aan de waterkering grenzende acht percelen (totaal 60 are en 54 centiare/6.054 m2) van [gedaagde] koopt tegen de prijs van € 37.838,00. Artikel 7 van de koopovereenkomst luidt:
‘Over-en ondermaat van het registergoed zal bij een verschil van meer dan € 50,00 worden verrekend op basis van € 6,25 per vierkante meter. Na voltooiing van de werkzaamheden wordt de eigendomsgrens van het verkochte door koper en verkoper aangewezen in bijzijn van het Kadaster. Hierna volgt de kadastrale inmeeting uitgevoerd door het Kadaster. De kosten van het inmeten komen voor rekening van koper.’
2.4.
Op 2 april 2015 heeft de levering van de percelen plaatsgevonden. De notariële akte luidt onder meer:
‘Overmaat, ondermaat Artikel 5
Over- en ondermaat van het verkochte zal bij een verschil van meer dan vijftig euro (€ 50,00) worden verrekend op basis van zes euro en vijfentwintig eurocent (€ 6,25) per vierkante meter, met dien verstande dat een eventuele verrekening van de over- en ondermaat van het verkochte zal worden berekend op grond van de in de koopovereenkomst genoemde globale oppervlakte zoals hiervoor gemeld en de feitelijke grootte van het verkochte. Na voltooiing van de werkzaamheden wordt de eigendomsgrens van het verkochte door koper en verkoper aangewezen in bijzijn van het kadaster. Hierna volgt de kadastrale inmeting uitgevoerd door het kadaster.’
2.5.
Per 1 juli 2015 zijn de gronden ingebracht in [bedrijf] , nader te noemen [bedrijf] , met vennoten [gedaagde] en zijn neven [vennoot 1] en [vennoot 2] .
2.6.
Op 21 december 2016 heeft het kadaster de definitieve oppervlakte van het verkochte ingemeten in bijzijn van ieder van partijen. Bij brief van 20 april 2017 zijn partijen op de hoogte gesteld van de oppervlakten van de betreffende acht percelen.
2.7.
Op 18 juli 2017 heeft HHNK aan [bedrijf] een door haar aangevraagde vergunning voor het verrichten van herstelwerkzaamheden aan vijf dammen en een stuw verleend.
2.8.
Bij brief van 1 september 2017 heeft HHNK [gedaagde] laten weten dat hij een bedrag van € 6.931,25 te veel heeft ontvangen, nu de definitieve oppervlakte van de acht percelen door het kadaster was bepaald op 4.945 m2, in plaats van de eerder veronderstelde 6.054 m2. Op 12 september 2017 heeft [gedaagde] daarvoor een factuur ontvangen. De factuur is onbetaald gebleven.
2.9.
Op 23 februari 2018 heeft HHNK [gedaagde] laten weten dat de oppervlakte van het oorspronkelijke perceel leidend is voor de verrekening en dat het verschil tussen de oude en de nieuwe oppervlakte hetgeen is dat HHNK van [gedaagde] heeft aangekocht. Bijgevoegd was een excel-overzicht met de over- en ondermaten van de betreffende acht percelen.
2.10.
Op 5 mei 2018 heeft [bedrijf] aan HHNK onder meer laten weten: ‘
Middels deze email melden wij u voor de zoveelste keer dat wij niet akkoord zijn met het verrekening voorstel van HHNK op basis van de minuutgrens. Dit is niet conform onze contractuele afspraak, bovendien wijken minuutgrenzen aanzienlijk af in de praktijk zoals u zelf ook terecht erkende tijdens onze laatste gesprek van 13 april jl. Het aantonen van de ondermaat/overmaat ligt contractueel aan de zijde van HHNK. Uw huidige claim heeft (…) daarom geen enkele waarde en wij verwerpen deze dan ook.’
2.11.
HHNK heeft daarop op 7 mei 2018 onder meer gereageerd:
‘U blijft herhalen over de minuutgrenzen. Hierop is door HHNK steeds gereageerd. HHNK heeft dit nagevraagd bij het Kadaster. Het Kadaster bevestigt dat de oppervlakte leidend is en niet de minuutgrens. HHNK heeft ook nimmer erkend dat de minuutgrens in deze leidend is.’
2.12.
Bij e-mailbericht van 6 juli 2018 heeft het Kadaster HHNK onder meer laten weten: ‘
Uitgangspunt bij de oppervlaktebepaling en de groottevaststelling is de kadastrale kaart. Deze kaart is oorspronkelijk gemaakt en wordt op basis van mutaties continu bijgehouden. Afhankelijk van het tijdstip van ontstaan van een grens en de aard van de grens, wat stelt de grens in het terrein voor wordt een oppervlakte berekend. En op basis van deze berekening wordt de grootte vastgesteld. Daarbij wordt dan rekening gehouden de ‘ouderdom’ van de kadastrale grenzen van het vast te stellen perceel en waardoor worden de grenzen gevormd. (…) Naar uw casus: met de kennis van alle gegevens wordt ook de grootte vastgesteld van betrokken perceel met een minuutgrens. Deze vastgestelde nauwkeurigheid staat op zich niet ter discussie. Als er echter twijfel is over de ligging van de grens op de kaart, gebaseerd op de aanwezigheid deze grens in het terrein, dan kan een grensreconstructie worden aangevraagd. Dit is niet kosteloos voor de aanvrager. Mocht dan achteraf blijken dat er inderdaad sprake is van een fout dan de kaart worden aangepast en zijn de gemaakte kosten ook onderdeel van gesprek om het zo te formuleren. Maar dit geldt niet voor alleen het feit dat het een minuutgrens betreft. De ligging van grenzen bepalen de grootte. En daarbij geldt ook die van minuutgrenzen. Percelen met een minuutgrens hebben ook een vastgestelde grootte welke niet ter discussie staat omdat er een minuutgrens is betrokken. Genoemde verkoper heeft geen reden voor bezwaar omdat er een minuutgrens bij zijn perceel is betrokken. Grond kan alleen zijn als er sprake is van een in het verleden gemaakte fout. Op voorhand is dat echter niet het uitgangspunt.’

3.De vordering

3.1.
HHNK vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 7.957,77, vermeerderd met de wettelijke rente over € 6.931,25 en de kosten van de procedure.
3.2.
HHNK legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij een oppervlakte van 1.109 m2 minder van [gedaagde] heeft gekocht dan waarvoor zij heeft betaald. Ingevolge zowel de koopovereenkomst als de notariële akte dient [gedaagde] HHNK derhalve een bedrag van € 6,25 per m2 terug te betalen, te weten € 6.931,25. Nu [gedaagde] met de betaling daarvan in verzuim is, is hij tevens de rente (berekend tot de dag der dagvaarding € 153,43) en de buitengerechtelijke incassokosten van € 873,09 verschuldigd. Anders dan [gedaagde] meent is bij de berekening van de ondermaat/overmaat niet uitgegaan van de zogenaamde minuutgrens, maar van de oppervlakte van het oorspronkelijke perceel, waarbij de minuutgrenzen niet leidend zijn. [gedaagde] dient zijn verplichtingen jegens HHNK na te komen.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat over de omvang en oppervlakte van het aan HHNK over te dragen perceel vanaf het begin in 2013 discussie tussen partijen bestond. [gedaagde] heeft HHNK tevergeefs verzocht om een voorafgaande bepaling van de bestaande erfgrens. HHNK heeft niet eerder dan na 2,5 jaar de aanvankelijk door Anteagroup bepaalde en door partijen geaccordeerde begrenzing in twijfel getrokken. HHNK heeft daarmee berust in die begrenzing. Er is sprake van rechtsverwerking. [gedaagde] mocht er vanuit gaan dat het debat over de oppervlakte was afgesloten. [gedaagde] doet tevens een beroep op de tijdige klachtplicht van artikel 7:23 BW nu HHNK hem niet tijdig na de levering heeft gewaarschuwd. Artikel 5 van de leveringsakte is een afwijking van de standaardbepaling dat op onder- of overmaat geen beroep kan worden gedaan. De naverrekening klopt niet, omdat met uitzondering van de nieuw ingemeten erfgrens alle percelen tenminste twee of meer minuutgrenzen bevatten, die de eigendomsgrenzen niet exact weergeven. Over de afspraak in de akte is geen overeenstemming bereikt en HHNK kan daarop geen beroep doen, nu partijen akkoord zijn gegaan met de tekening van Anteagroup.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter - voor recht verklaart dat HHNK jegens [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld met veroordeling van HHNK tot betaling van een vergoeding van de door [gedaagde] geleden exploitatieschade nader op te maken bij staat; - HHNK veroordeelt tot betaling van € 19.576,63 aan [gedaagde] vanwege door hem uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden aan dammen; - HHNK veroordeelt de peilregulerende stuw, kunstwerknummer [stuw] , te vervangen binnen één maand na betekening van dit vonnis op straffe van een dwangsom van € 15.000,00;
- HHNK veroordeelt te verzekeren dat derden de waterinlaten niet open kunnen zetten door een slot op de waterinlaten aan te brengen binnen twee weken na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 15.000,00;
- HHNK veroordeelt de waterinlaat capaciteit van het peilgebied af te stemmen op de uitlaatcapaciteiten van het gebied door het aanbrengen van extra overstortputten in dijksloot [dijkslootnummer] , teneinde -reeds voorgevallen- overstromingen te voorkomen, binnen twee maanden na betekening van dit vonnis op straffe van een dwangsom van € 15.000,00.
4.3.
[gedaagde] legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij door jarenlang tekortschieten van HHNK in haar onderhoudsplicht en in het door haar gevoerde waterbeheer overlast en schade heeft ondervonden. De omvang daarvan is nog niet goed in te schatten. Pas na uitvoerig overleg met HHNK werd het [gedaagde] bij vergunning van 18 juli 2017 toegestaan groot onderhoud te plegen aan een aantal bestaande damconstructies van een secundaire waterweg. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden werd het [gedaagde] duidelijk dat deze werkzaamheden tot de taak en de verantwoordelijkheid van HHNK behoren. Inmiddels heeft [gedaagde] vijf dammen hersteld voor een bedrag van € 19.576,63, welk bedrag [gedaagde] thans van HHNK terugvordert op grond van ongerechtvaardigde verrijking. HHNK heeft nagelaten het vastgestelde waterpeil te handhaven zodat de agrarische percelen van [gedaagde] met regelmaat onder water komen te staan. Er bestaat een veel grotere inlaat-capaciteit in verhouding tot de overstort-capaciteit van zijn percelen.

5.Het verweer op de tegenvordering

5.1.
HHNK betwist de tegenvordering en stelt:
a. dat voor de bevoegdheid van de kantonrechter beslissend is het totale beloop van de vorderingen in reconventie. Deze overstijgen in onderhavig geval het bedrag van € 25.000,00, zodat de zaak moet worden verwezen naar de civiele sectie van de rechtbank Noord-Holland, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het incident;
b. primair dat [gedaagde] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de gronden zijn ingebracht in [bedrijf] , die ook de betreffende vergunning voor de uitvoering van werken heeft aangevraagd, zodat de vordering niet die van [gedaagde] in privé betreft. De vordering betreft immers onder meer salaris van de andere vennoten van [bedrijf] . [bedrijf] is geen partij in conventie, zodat haar geen vordering in reconventie toekomt;
c. dat ten aanzien van de bij de verleende vergunning genoemde werkzaamheden geen sprake was van constructief onderhoud van de peilscheidende werken met het oog op het waterkerend belang, maar van de verlaging van het waterpeil, waarvoor de aanliggende eigenaar van een perceel verantwoordelijk is. HHNK heeft reeds toegezegd voor haar rekening de stuw [stuw] te vervangen en streeft er naar dit in 2019 uit te voeren. Om daaraan een termijn met dwangsom te verbinden ligt niet in de rede. Dat de percelen met regelmaat onder water staan, wordt betwist en is verder niet onderbouwd. Het waterpeil is en wordt te allen tijde door HHNK gehandhaafd conform het Peilbesluit. [gedaagde] is pas gaan klagen over vermeend achterstallig onderhoud nadat een bedrag aan onder-/overmaat werd gevorderd en probeert op die manier onder zijn betalingsverplichting uit te komen, aldus HHNK.

6.De beoordeling

de vordering
6.1.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] gehouden is de factuur van HHNK ten bedrage van € 6.931,25 te betalen, vermeerderd met rente en kosten. Ingevolge de koopovereenkomst en de daarop volgende notariële leveringsakte is tussen partijen overeengekomen dat verrekening zou plaatsvinden bij verschil tussen de in de koopovereenkomst genoemde ‘globale’ oppervlakte en de feitelijke grootte van het verkochte. Op 21 december 2016 heeft het kadaster de oppervlakte ingemeten in bijzijn van [vennoot 2] , namens [gedaagde] . [gedaagde] mocht gelet op hetgeen tussen partijen in de koopovereenkomst en de notariële akte is overeengekomen, in redelijkheid niet verwachten dat het vermeende akkoord op de tekening van Anteagroep ten aanzien van de oppervlakte zoals deze ook in de koopovereenkomst was opgenomen de definitieve oppervlakte zou zijn. Partijen hebben immers uitdrukkelijk afgesproken dat verrekening van over-/ondermaat zou plaatsvinden. Dat deze bepaling zou afwijken van de standaardbepaling dat geen beroep wordt gedaan op onder- of overmaat, doet niet ter zake. [gedaagde] heeft tegenover de -mede door het kadaster- onderbouwde stellingen van HHNK onvoldoende gesteld om aan de metingen te twijfelen. Bij de metingen is uitgegaan van de oppervlakte van de door HHNK aangekochte percelen en zijn de minuutgrenzen niet leidend geweest. Geen grond bestaat voor de conclusie dat HHNK haar rechten heeft verwerkt of dat HHNK niet voldaan heeft aan haar klachtplicht. [gedaagde] had er op bedacht kunnen en moeten zijn dat nog een definitieve afrekening zou volgen. In zoverre slaagt het verweer van [gedaagde] evenmin.
6.2.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van HHNK zal toewijzen, vermeerderd met de gevorderde rente. De buitengerechtelijke incassokosten komen eveneens voor toewijzing in aanmerking nu deze voldoen aan de daaraan gestelde eisen.
6.3.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.
het incident en de tegenvordering
6.4.
Vóór alle weren heeft HHNK een beroep gedaan op de onbevoegdheid van de kantonrechter nu het beloop van de tegenvordering het bedrag van € 25.000,00 overschrijdt. [gedaagde] heeft aangegeven dat vanwege de samenhang van de vordering met de tegenvordering de zaak door één en dezelfde rechter moet worden behandeld en beslist, zodat in geval van verwijzing de zaak in zijn geheel dient te worden verwezen.
6.5.
Door de kantonrechter worden beslist zaken met een beloop van ten hoogste € 25.000,00 of zaken van onbepaalde waarde, indien er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. De tegenvordering betreft een verklaring voor recht dat HHNK jegens [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld met veroordeling van HHNK tot betaling van een vergoeding van de door [gedaagde] geleden exploitatieschade nader op te maken bij staat, de veroordeling van HHNK tot betaling aan [gedaagde] van € 19.576,63 vanwege door hem uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden aan dammen, tot de vervanging van een peilregulerende stuw, tot het voorkomen dat derden de waterinlaten openzetten door een slot op de waterinlaten aan te brengen en tot het afstemmen van de waterinlaatcapaciteit van het peilgebied op de uitlaatcapaciteiten van het gebied door het aanbrengen van extra overstortputten. Gelet op het gevorderde is de kantonrechter op zich niet bevoegd over de vorderingen te oordelen nu geen aanwijzingen bestaan dat de vordering een bedrag van € 25.000,00 niet te boven zal gaan. Dit kan ten aanzien van een vordering in reconventie/tegenvordering onder bepaalde omstandigheden anders zijn. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
Uitgangspunt bij de beoordeling van de bevoegdheid in zaken zonder aardvordering als onderhavige, is dat ingevolge artikel 97 Rv een zaak in reconventie/tegenvordering door de rechter wordt behandeld die de zaak in conventie behandelt en beslist, voor zover de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. De kantonrechter is van oordeel dat de vordering in conventie de betaling van een factuur betreft met betrekking tot de onder-/overmaat van de door [gedaagde] aan HHNK verkochte percelen, terwijl de vordering in reconventie/tegenvordering gegrond is op vermeend onrechtmatig handelen van HHNK in de door haar bij wet en regelgeving opgedragen taken. Nog daargelaten de omstandigheid dat in conventie [gedaagde] partij is en in reconventie/tegenvordering [bedrijf] -in ieder geval grotendeels- als eisende partij moet worden beschouwd, nu de grond van [gedaagde] in [bedrijf] is ingebracht en de vergunning voor de uitgevoerde werken ook aan [bedrijf] is verstrekt, ontbreekt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende samenhang tussen de zaken en zal de zaak van de tegenvordering op de voet van artikel 71 Rv worden verwezen naar de sectie Handel, Kanton en Insolventie van deze rechtbank, locatie Haarlem. Hoewel de kantonrechter zich onbevoegd acht over de tegenvordering te oordelen geeft zij [gedaagde] om proceseconomische redenen in overweging nader te bezien wie als eisende partij in de tegenvordering heeft te gelden.
6.6.
De proceskosten in verband met het incident komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt, vermeerderd met de gevorderde nakosten die worden vastgesteld op € 120,00. De gevorderde rente over de kosten zal worden toegewezen indien niet binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis is betaald.

7.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
7.1.
verklaart zich onbevoegd van de tegenvordering kennis te nemen;
7.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het incident, die de kantonrechter tot en met vandaag vaststelt op € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van HHNK, vermeerderd met een bedrag van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten worden gemaakt, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente indien niet binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis is betaald, en verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
de vordering
7.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan HHNK van € 7.957,77, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 6.931,25 vanaf 22 november 2018 tot aan de dag van de gehele betaling;
7.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van HHNK tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 101,75
griffierecht € 476,00
salaris gemachtigde € 600,00 ;
7.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.6.
wijst de vordering voor het overige af;
de tegenvordering
7.7.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de sectie Handel, Kanton en Insolventie van deze rechtbank, locatie Haarlem, en wel naar de rolzitting van 19 juni 2019 om 10.00 uur, alwaar partijen bij advocaat dienen te verschijnen;
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. van Wassenaer en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter