In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV over de arbeidsongeschiktheid van eiseres. Eiseres had een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet WIA aangevraagd, waarbij het UWV haar arbeidsongeschiktheid aanvankelijk op 79,23% had vastgesteld. Na bezwaar heeft het UWV deze mate van arbeidsongeschiktheid verlaagd naar 74,30%. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 6 mei 2022.
De rechtbank heeft de zaak op 23 februari 2023 behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. Eiseres heeft aangevoerd dat haar medische situatie niet correct is beoordeeld en dat de verzekeringsarts B&B onvoldoende informatie heeft opgevraagd bij haar behandelaars. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres per 16 november 2021 voor 74,30% arbeidsongeschikt is. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsarts B&B alle relevante klachten van eiseres heeft meegenomen in zijn beoordeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen objectieve medische onderbouwing is voor verdergaande beperkingen dan die door het UWV zijn vastgesteld. Eiseres heeft geen nieuwe medische informatie gepresenteerd die haar standpunt ondersteunt. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het UWV om de WIA-uitkering te verlagen, in stand blijft. Eiseres krijgt geen proceskosten vergoed, omdat zij in het ongelijk is gesteld.