Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De zaak in het kort
2.Het procesverloop
3.De feiten
“(…) het maken en behouden van een railbaan, een oeverbescherming met een grondaanvulling, alsmede het plaatsen en behouden van zes meerpalen in de westelijke oever van het Zijkanaal H van het Noordzeekanaal ten behoeve van het hellen en afmeren van jachten voor reparatie en onderhoud (…)”
In de beschikking is verwezen naar een bijgevoegde tekening van het perceel. Daarop is een “grens rijkseigendom” te zien die grotendeels de waterlijn volgt maar ook (ter hoogte van het door [gedaagde] gehuurde deel) gedeeltelijk over land loopt.
(…) zoals met arcering op de aan deze akte gehechte door partijen getekende tekening is weergegeven (…).”
Op de tekening zijn naast het aan [gedaagde] overgedragen perceel twee stukjes land te zien die liggen tussen dat perceel en het Zijkanaal H.
4.De vordering
kantonrechter: bedoeld zal zijn: heeft verkregen] en derhalve onrechtmatig heeft gehandeld jegens de Staat;
primairdat de grond steeds onderdeel uitmaakte van de huurovereenkomst en dat dit nog steeds het geval is. In 2016 is de omvang van het gehuurde op verzoek van [gedaagde] uitgebreid waarbij hem een nieuwe huurovereenkomst is aangeboden. Daarin is een onderscheid gemaakt tussen de huurprijs voor grond en die voor water. [gedaagde] maakt gebruik van het gehuurde en [gedaagde] is daarom gehouden de nieuwe huurovereenkomst te ondertekenen en is ook de nieuwe huurprijs verschuldigd vanaf 1 november 2016. [gedaagde] heeft € 21.656,50 betaald in plaats van € 42.588,00, wat betekent dat sprake is van een huurachterstand van € 20.931,50.
meer subsidiairdat dit niet te goeder trouw is geschied. Immers, [gedaagde] heeft zich sinds de aanvang van de huurovereenkomst als huurder gedragen en heeft de Staat ook als eigenaar beschouwd.
Dit betekent dat [gedaagde] onrechtmatig jegens de Staat handelt als gevolg waarvan de Staat schade lijdt. [gedaagde] is daarom gehouden deze schade in natura ex artikel 6:103 BW aan de Staat te vergoeden door het perceel grond terug te leveren aan de Staat, althans door een bedrag van € 136.200,00 aan de Staat te voldoen.
5.Het verweer
6.De beoordeling
Omvang perceel
Hij hoefde gelet hierop en de lange huurrelatie die partijen met elkaar hebben, niet te verwachten dat de Staat voor de grond een veel hogere huurprijs in rekening zou brengen dan voorheen het geval was.
7.De beslissing
8 juni 2023voor het nemen van een akte door de Staat voor het in r.o. 6.13 omschreven doel;