ECLI:NL:RBNHO:2023:2634

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
C/15/336540 / JU RK 23-198
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de vader van een minderjarige een verzoek ingediend tot vervanging van de gecertificeerde instelling (GI) die de ondertoezichtstelling uitvoert. De samenwerking tussen de vader en de GI verloopt moeizaam, waarbij de vader zich niet serieus genomen voelt door de gezinsvoogden. De kinderrechter heeft op 8 maart 2023 de zaak behandeld en het verzoek van de vader afgewezen. De kinderrechter oordeelt dat de minderjarige en haar halfbroer steun ervaren van de GI en dat de GI praktische zaken voor de minderjarige regelt, waar de vader niet aan meewerkt. De kinderrechter concludeert dat vervanging van de GI niet zal leiden tot een verbetering van de situatie en dat er een patroon bij de vader lijkt te zijn van strijd met instanties die zijn visie niet volgen. De kinderrechter benadrukt het belang van samenwerking tussen de vader en de GI voor het welzijn van de minderjarige. De kinderrechter heeft de beslissing mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de hoop dat de vader niet zal blokkeren dat Kenter Jeugdhulp een perspectiefonderzoek uitvoert.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/15/336540 / JU RK 23-198
Datum uitspraak: 8 maart 2023
Beschikking van de kinderrechter over de vervanging van de gecertificeerde instelling
in de zaak van
[de vader],
wonende te [plaats] , hierna te noemen: de vader,
betreffende
[de minderjarige],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
de Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Haarlem,
[halfbroer],
hierna te noemen: [halfbroer] ,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de vader van 3 februari 2023, ingekomen bij de griffie op 6 februari 2023;
- het verweerschrift, met bijlagen, van de GI van 2 maart 2023, op dezelfde datum ingekomen bij de griffie;
- de ongedateerde brief van de vader;
- het e-mailbericht, met bijlage, van [halfbroer] , van 7 maart 2023.
1.2
Op 8 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader;
- [vertegenwoordiger van de GI] als vertegenwoordiger van de GI;
- [halfbroer] .
1.3
[de minderjarige] is voorafgaand aan de zitting apart gehoord door de kinderrechter.

2.De feiten

2.1
De vader is sinds het overlijden van de moeder van [de minderjarige] op [datum] alleen belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] . Het huwelijk van de ouders is ontbonden op [datum] .
2.2
[de minderjarige] verblijft sinds het overlijden van haar moeder in het netwerkpleeggezin [halfbroer] , haar halfbroer (moederszijde).
2.3
De kinderrechter in deze rechtbank heeft [de minderjarige] bij beschikking van 6 juli 2022 onder toezicht gesteld tot 6 juli 2023.
2.4
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 juli 2022 ook een machtiging verleend om [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin (in het bijzonder bij [halfbroer] ) tot 6 januari 2023. Deze maatregel is daarna verlengd en duurt nu nog tot 6 juli 2023.

3.Het verzoek

3.1
De vader heeft de kinderrechter verzocht om de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert te vervangen.
3.2
Als onderbouwing van zijn verzoek heeft de vader aangevoerd dat er een onwerkbare situatie is ontstaan, waarin het afgelopen halfjaar niets bereikt is. Hij heeft gesteld dat de GI zich star opstelt, waardoor er geen ruimte is voor samenwerking. Verder is hij van mening dat de GI zich niet in de materie heeft ingelezen, de beschikkingen van de kinderrechter minacht en haar eigen plan trekt. De GI dient zo niet het lange termijn belang van [de minderjarige] . De GI informeert de vader niet over zijn dochter en stimuleert [halfbroer] en de familie mz om hem niet te respecteren. Ook bejegenen de gezinsvoogden de vader op een vervelende manier. De vader verder verteld dat hij teveel communiceert. Hij is echter van mening dat het grootste deel hiervan bestaat uit herhaling van redelijke en relevante vragen en verzoeken die de GI stelselmatig negeert.
De GI wil het perspectiefonderzoek door Kenter Jeugdhulp laten uitvoeren. De vader vindt dit echter geen neutrale partij, omdat zij ook de opvoedondersteuning aan [halfbroer] geven. De vader heeft bij de GI aangegeven dat hij verwacht dat de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) het onderzoek zal uitvoeren. De vader stelt daarnaast dat de GI weigert te beseffen dat het perspectief van [de minderjarige] vooralsnog bij hem ligt.
De vader heeft een klacht bij het management van de GI ingediend, maar heeft te horen gekregen dat hij zich moet schikken naar de gezinsvoogden.
De vader stelt dat de verhoudingen tussen hem en de GI al sinds juli 2022 ernstig verstoord zijn en dat hij in alles ‘het nadeel van de twijfel’ krijgt. Zijn pogingen dit te veranderen, leiden er alleen toe dat de GI probeert hem in het gareel te krijgen. De vader stelt dat de GI niet ziet dat hij geen aanleiding heeft gegeven voor de ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing. De vader ziet het belang van zijn dochter en hun onderlinge band ernstig beschadigd worden door de situatie.
3.3
Op de zitting heeft de vader benadrukt zich door de GI niet serieus genomen te voelen. Hij voelt zich telkens aangewezen als schuldige van de situatie en heeft het gevoel te worden behandeld alsof hij zijn dochter iets heeft misdaan.
De vader heeft benadrukt dat [de minderjarige] voor hem centraal staat. Hij zal verder nooit instemmen met haar huidige woonsituatie. Tot slot heeft de vader van de therapeut van [de minderjarige] vernomen dat het niet goed met haar gaat en dat zij compleet vast zit.

4.Het verweer

4.1
Namens de GI is verzocht om het verzoek van de vader af te wijzen. De GI is van mening dat de gezinsvoogden de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing naar eer en geweten uitvoeren, en de vader ook serieus nemen. De GI heeft als doel de beschikkingen van de kinderrechter uit te voeren en is ervan overtuigd dit tot nu toe steeds te hebben gedaan. De GI herkent zich niet in de argumenten en aantijgingen van de vader en betwist deze.
Hoewel er begrip is voor de ingewikkelde en pijnlijke situatie van de vader, lukt het de GI niet om constructief met hem samen te werken. De GI ziet de oorzaak daarvoor vooral in het verzet van de vader tegen de familie mz en zijn verwachting dat de GI hierin meegaat. De GI ziet als oplossing dat de vader de belangrijke positie van de familie mz in het leven van [de minderjarige] erkent. Zolang zijn boosheid de boventoon blijft voeren, verwacht de GI dat dit de samenwerking blijft beïnvloeden en het bereiken van de doelen van de ondertoezichtstelling blijft belemmeren.
De GI is van mening dat vervanging van de GI zal uitwerken in het nadeel van [de minderjarige] en de voortgang van de hulpverlening. Daarnaast verwacht de GI niet dat vervanging van de GI zal leiden tot een andere opstelling van de vader. Het risico van een problematische samenwerking met een andere GI is daarom aanmerkelijk.
De GI heeft op 15 december 2022 een bepaling jeugdhulp gemaakt voor systeemtherapie bij Nuhoff psychotherapie, nadat de vader zijn voorkeur voor deze organisatie had aangegeven. In die bepaling is het doel letterlijk uit de beschikking overgenomen. De vader is het echter niet (meer) eens met dit doel. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat het doel is dat [de minderjarige] bij hem wordt teruggeplaatst en dat contactherstel hiervoor een middel is geworden, dus niet een einddoel. De GI heeft aan de vader geprobeerd uit te leggen dat perspectiefonderzoek nodig is om na te gaan of [de minderjarige] bij hem kan wonen, of dat zij verder in het pleeggezin zal opgroeien. De vader accepteert niet dat Kenter dit onderzoek zal uitvoeren en wil dat de Raad het onderzoek uitvoert, maar de Raad heeft laten weten een dergelijk onderzoek tijdens een ondertoezichtstelling juridisch niet te kunnen doen. Volgens de Raad kan de GI een organisatie zoals Kenter inzetten om een perspectiefonderzoek uit te voeren. De GI heeft een bepaling jeugdhulp afgegeven, zodat Kenter het onderzoek kan uitvoeren. Kenter zal hier in maart 2023 mee starten.
De samenwerking tussen de GI en de familie mz verloopt goed en de familie is hier tevreden mee. De GI kan goed met hen bespreken wat zij kunnen doen om [de minderjarige] te begeleiden. De familie neemt het gezag van de vader serieus en is bereid mee te werken aan het tot stand komen van een dialoog en samenwerking met hem.
4.2
Op de zitting is namens de GI toegevoegd dat de relatie tussen de vader en beide gezinsvoogden niet goed is. Dit wordt als extra aanwijzing gezien dat het geen meerwaarde heeft om de uitvoering van de ondertoezichtstelling over te dragen naar een andere GI. Mogelijk kan een bemiddelingsgesprek helpen om een betere samenwerking te bereiken met de huidige gezinsvoogden.

5.De standpunten

5.1
[de minderjarige] heeft laten weten dat zij niet wil dat de gezinsvoogden vervangen worden. Zij begrijpen haar en hebben veel zaken die nodig waren voor haar geregeld, zoals een bril en schoolboeken. Ook gaan berichten van de vader nu via de gezinsvoogden in plaats van direct naar haar, wat zij fijn vindt. [de minderjarige] vindt het veel rustiger sinds de gezinsvoogden bij haar betrokken zijn. Bij [halfbroer] gaat het goed met haar. Zij is dankbaar dat hij en de familie mz haar opvangen. [de minderjarige] vindt het vervelend dat de vader niet ziet hoe belangrijk zij voor haar zijn, en dat de vader tante [tante] niet mag en daarom niet toestaat om te helpen.
[de minderjarige] gelooft dat de vader wil dat hun relatie goedkomt, maar pakt het voor haar niet op de juiste manier aan. Zij heeft het gevoel dat hij handelt vanuit zijn eigen wens om haar te zien en dat hij daarbij geen rekening houdt met haar gevoel. [de minderjarige] wil niet bij de vader wonen en wil nu ook echt geen contact met hem. Zij sluit echter niet uit dat zij hem in de toekomst misschien wel weer wil zien.
Inmiddels heeft [de minderjarige] therapie bij Nuhoff, waar zij een goede klik heeft met de therapeut. Als dit nodig is, is [de minderjarige] bereid samen met de therapeut met de vader te praten.
5.2
[halfbroer] heeft verzocht het verzoek van de vader af te wijzen, omdat dit niet in het belang is van [de minderjarige] . [halfbroer] heeft aangegeven dat hij tevreden is met de huidige GI. De gezinsvoogden hebben het contact tussen hem en de vader overgenomen. [halfbroer] , en ook [de minderjarige] , ervaren de berichten van de vader als erg belastend. [halfbroer] heeft gesteld dat de vader hulp en praktische zaken blokkeert die voor [de minderjarige] nodig zijn, waarmee hij niet haar belang handelt. Verder is [halfbroer] van mening dat het de houding van de vader is, en niet die van de GI, die ervoor zorgt dat er geen voortgang is in de doelen die de kinderrechter en instanties hebben gesteld.
[halfbroer] ziet dat het beter met [de minderjarige] gaat sinds de GI betrokken is. Hij gunt [de minderjarige] van harte contact met de vader, maar vindt het wel belangrijk dat dit in haar tempo gaat.

6.De beoordeling

6.1
Op grond van artikel 1:259 van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling vervangen door een andere gecertificeerde instelling. Reden hiervoor kan zijn dat de verhoudingen tussen de GI die de ondertoezichtstelling uitvoert en de ouder(s) zo slecht zijn dat het belang van het kind vereist dat een andere GI met het toezicht wordt belast.
6.2
De kinderrechter stelt vast dat de verhoudingen tussen de GI en de vader slecht zijn en dat tot nu toe niet mogelijk is gebleken dat zij constructief met elkaar samenwerken. De kinderrechter is echter van oordeel dat het belang van [de minderjarige] eist dat de huidige GI bij haar betrokken blijft. [de minderjarige] ervaart hulp en steun aan de gezinsvoogden, die ook praktische zaken voor haar regelen die anders niet geregeld kunnen worden omdat de vader hieraan niet meewerkt. Ook de samenwerking tussen de GI en [halfbroer] , die op dit moment de hoofdopvoeder van [de minderjarige] is, is goed. Dat de samenwerking tussen de GI en de vader niet ideaal is, blokkeert niet de nodige hulp voor [de minderjarige] .
Anders dan de vader, is de kinderrechter van oordeel dat een vervanging van de GI niet zal leiden tot een verbetering van de situatie. In dat geval zal er een nieuwe gezinsvoogd worden benoemd, wat tot informatieverlies en daarmee verstoring of vertraging van de hulp zal leiden. Verder lijkt er een patroon bij de vader te zijn waarbij hij de strijd met instanties aangaat als deze zijn visie niet volgen. Hierdoor heeft de kinderrechter er weinig vertrouwen in dat het tot een betere samenwerking zal leiden als de GI wordt vervangen. Het is aan de vader om dit patroon te doorbreken.
Het voorgaande brengt mee dat de kinderrechter het verzoek zal afwijzen.
6.3
Namens de GI is aangegeven dat gekeken zal worden hoe de samenwerking met de vader kan worden verbeterd. De kinderrechter benadrukt dat het in het belang van [de minderjarige] is dat de vader meewerkt met de GI en dat hij met de GI het gesprek aangaat over mogelijkheden om de samenwerking te verbeteren. Als hij dat niet doet, kan alleen worden verwacht dat de situatie verder verslechtert, wat weer de kans op contactherstel verkleint. Ook wijst de kinderrechter erop dat het van groot belang is dat de vader niet uit ongenoegen de nodige hulp en praktische zaken voor [de minderjarige] hindert.
6.4
De komende periode zullen de vader en [de minderjarige] , voorlopig los van elkaar, systeemtherapie krijgen bij Nuhoff. [de minderjarige] heeft de kinderrechter laten weten bereid te zijn zo nodig met de therapeut met haar vader te praten, zodat mogelijk voorzichtige stappen gezet kunnen worden om dit te bereiken. In een eventueel gesprek kan de therapeut kijken wat de wensen en behoeften van [de minderjarige] en de vader zijn in het onderlinge contact. Aan de hand hiervan kan wellicht gekeken worden of er een vorm van contact gevonden kan worden die voor hen allebei goed is.
Verder zal Kenter de komende tijd een onderzoek doen naar het perspectief van [de minderjarige] . Zoals GI naar voren heeft gebracht, is het tijdens een ondertoezichtstelling juridisch niet mogelijk dat de Raad een dergelijk onderzoek uitvoert. Ook in de beschikking van 5 december 2022 is terug te lezen dat vanuit de Raad geen perspectiefonderzoek zal worden verricht (rechtsoverweging 3.2.). Voor de voortgang van het onderzoek is het mogelijk helpend dat Kenter al zicht heeft op de (opvoed)situatie. Deze kennis maakt naar het oordeel van de kinderrechter niet dat Kenter vooringenomen is. De kinderrechter gaat ervan uit dat Kenter zal adviseren in het belang van [de minderjarige] , wat dit ook zal blijken te zijn. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat de vader dit onderzoek niet zal blokkeren en daarmee de duidelijkheid over het perspectief van [de minderjarige] zal vertragen.

7.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023 door mr. W.P. van der Haak, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. T. Alexander, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 17 maart 2023.