ECLI:NL:RBNHO:2023:2639

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
9914932
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens vermeende schade aan bedrijfsauto na wasbeurt

In deze zaak heeft eiser, een eenmanszaak die verschillende werkzaamheden uitvoert, een vordering ingesteld tegen gedaagde, een autowasbedrijf, wegens schade aan zijn bestelbus na een wasbeurt. Eiser stelt dat gedaagde zonder toestemming het dashboard van de bus heeft open geschroefd, waardoor de bus niet meer wilde starten. Eiser heeft de ANWB ingeschakeld, die de bus weer aan de praat kreeg, maar een Ford garage constateerde dat de Body Control Module (BCM) waarschijnlijk kapot was. Eiser vordert schadevergoeding voor de reparatiekosten en winstderving, terwijl gedaagde de vordering betwist en zich beroept op een exoneratiebeding in zijn algemene voorwaarden.

De kantonrechter heeft op 8 februari 2023 geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat gedaagde tekortgeschoten is in zijn verplichtingen. De rechter oordeelt dat het niet duidelijk is of het foutief starten van de bus de oorzaak is van de schade aan de BCM en dat gedaagde niet kan worden aangerekend voor de schade. De vordering van eiser wordt afgewezen, terwijl de tegenvordering van gedaagde tot terugbetaling van een eerder betaald bedrag van € 1.200,00 wordt toegewezen. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9914932 \ CV EXPL 22-3244
Uitspraakdatum: 8 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] h.o.d.n. [handelsnaam]
wonende en zaakdoende te [plaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. B.A.M. Hampsink
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam]
wonende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. N. Reinalda

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 20 mei 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een voorwaardelijke tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 11 januari 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Zowel [eiser] als [gedaagde] hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] bij brief van 2 januari 2023 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] runt sinds 2013 een eenmanszaak waarbij hij in opdracht verschillende werkzaamheden uitvoert zoals zaag, frees- en boorwerk. Voor zijn werk maakt hij gebruik van een bestelbusje, een Ford Transit custom 320 L2H1 met kenteken [kenteken] (hierna: de bus).
2.2.
[gedaagde] runt een autowasbedrijf genaamd [handelsnaam] (hierna: [autowasbedrijf] ).
2.3.
Op 22 april 2021 heeft [eiser] de bus naar [autowasbedrijf] gebracht voor een wasbeurt.
2.4.
Op 23 april 2021 heeft een Ford garage de bus onderzocht en aan [gedaagde] een prijsopgave voor de reparatie van de bus verstrekt waarop het volgende – voor zover hier relevant – is geschreven:
Oorzaak: 23-04-21: Auto zit vol met storingen die vooral uit de BCM komen. (…) Al deze storingen zijn waarschijnlijk een gevoel van het verkeerd opstarten van de auto. Verdere diagnose is noodzakelijk om dit allemaal uit te sluiten..
2.5.
Per brief d.d. 5 juli 2021 heeft de gemachtigde van [eiser] het volgende – voor zover hier relevant – aan [gedaagde] geschreven:
(…)Op 22 april jongstleden heeft cliënt zijn bestelbus, welke door hem wordt gebruikt als bedrijfsauto, bij u gebracht om deze schoon te laten maken en te laten poetsen. Cliënt heeft geconstateerd dat u het dashboard, zonder dat dit noodzakelijk was en zonder dat u daarvoor toestemming heeft gekregen, heeft open geschroefd. Vervolgens wilde de auto niet meer starten. Cliënt meent dat zijn auto door uw toedoen is beschadigd. Namens cliënt stel ik u aansprakelijk voor alle schade en gevolgschade. (…) Omdat cliënt deze kwestie graag achter zich wil laten, is hij bereid om in het kader van een schikking akkoord te gaan met betaling van een bedrag van € 2.500,00. (…)
2.6.
Per e-mail d.d. 28 juli 2021 heeft [gedaagde] het volgende – voor zover hier relevant – geschreven:
Hoi goeie morgen ik heb geen antwoord terug ontvangen over de betaling regelingZoals telefonisch met elkaar besproken te hebben zet ik op de mail de betaling regeling27-07-21 200 reeds al betaald31-8-2021 500 euro30-09-2021 500 euro31-10-2021 500 euro30-11-2021 500 euro31-12-2021 300 euro
2.7.
Per e-mail d.d. 6 augustus 2021 heeft de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde] het volgende – voor zover hier relevant – geschreven:
(…)Het eerder door cliënt gedane voorstel is niet tijdig aanvaard en het door u gedane tegenvoorstel wordt door cliënt ook niet geaccepteerd.Cliënt heeft inmiddels kosten gemaakt voor het inschakelen van mijn rechtsbijstand en ook heeft client de misgelopen inkomsten laten begroten. Het aanvankelijke voorstel is achteraf te laag gebleken. Voortschrijdend inzicht leidt ertoe dat client thans bereid is om akkoord te gaan met een bedrag van € 5.000,00 (…)
2.8.
[gedaagde] heeft op 23 juli 2021 een bedrag van € 200,00 en op zowel 16 augustus 2021 als op 8 september 2021 een bedrag van € 500,00 aan [eiser] overgemaakt.
2.9.
Per brief d.d. 16 maart 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] gesommeerd om uiterlijk binnen veertien dagen een bedrag van € 12.867,88 over te maken.
2.10.
[gedaagde] heeft hieraan geen gehoor gegeven.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert – na vermindering van eis – dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot:
I. betaling van € 2.045,62 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
II. betaling van € 1.172,70 aan buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
III. betaling van de proceskosten en de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – samengevat – dat [gedaagde] tekortgeschoten is. [gedaagde] (of zijn medewerker) zou de bus van [eiser] schoonmaken maar heeft zonder dat daarvoor toestemming was gegeven het dashboard van de bus opengeschroefd en heeft geprobeerd de bus te starten door middel van startkabels, hetgeen niet is gelukt. [eiser] heeft de ANWB gebeld, die naar [autowasbedrijf] is gekomen en de bus heeft gestart. Hierna is [eiser] direct doorgereden naar de Ford garage die heeft aangegeven dat de Body Control Module (BCM) waarschijnlijk kapot is gegaan. [eiser] heeft deze moeten laten vervangen. Daarnaast heeft [eiser] omzetderving geleden omdat hij zijn bus niet kon gebruiken terwijl hij daar normaal al zijn benodigde gereedschap in vervoert. Hierdoor heeft [eiser] gedurende een periode niet al zijn werkzaamheden uit kunnen voeren. Omdat [gedaagde] (of zijn medewerker) de bus van [eiser] heeft beschadigd, is er sprake van een tekortkoming in de nakoming van de verbintenis. Subsidiair is er sprake van een onrechtmatige daad omdat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door tijdens schoonmaakwerkzaamheden het dashboard van de bus open te maken en de bus op onjuiste wijze te starten. Dit onrechtmatig handelen kan worden toegerekend aan [gedaagde] en er is sprake van causaal verband tussen het handelen van [gedaagde] en de ontstane schade. Dit blijkt uit het diagnose document dat door de Ford garage is opgesteld, aldus [eiser] .
3.3.
De schade bestaat uit € 1.284,62 aan reparatiekosten en vervangend vervoer en
€ 1.961,00 aan winstderving. Omdat [gedaagde] reeds € 1.200,00 aan [eiser] heeft betaald, staat er nog een bedrag open van € 2.045,62 aan hoofdsom. Verder vordert [gedaagde] een bedrag van
€ 1.172,70 aan buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering en voert aan – samengevat – dat een werknemer van [gedaagde] de bus van [eiser] met een hogedrukspuit heeft schoongemaakt. De waterstraal van de hoge druk is in een moment van onoplettendheid gericht op de linker voorzijde van de bus waar de zekeringen zich bevinden. Daarop heeft de werknemer van [gedaagde] het dashboard open gemaakt om te laten drogen. Omdat de accu van de bus tijdens het reinigen van de deuren leeggelopen was, heeft de werknemer van [gedaagde] de bus gestart met een booster. Volgens [gedaagde] is [eiser] daarna weggereden met zijn auto.
4.2.
[gedaagde] beroept zich in eerste instantie op de exoneratie in zijn algemene voorwaarden. Bij de ingang van [autowasbedrijf] staat een bord waarop staat dat bezoekers het terrein mogen betreden maar dat zij dat doen op eigen risico, in die zin dat schade die zij eventueel lijden niet kan worden afgewenteld op [gedaagde] . [eiser] heeft door het betreden van het terrein ingestemd met deze voorwaarden van [gedaagde] . De vordering van [eiser] dient daarom worden afgewezen.
4.3.
Subsidiair betwist [gedaagde] dat er sprake is van een tekortkoming of een onrechtmatige daad. De bus van [eiser] is schoongemaakt en door de werknemer van [gedaagde] gestart met een booster. Daarna is [eiser] met de bus weggereden. De bus deed het gewoon toen [eiser] [autowasbedrijf] verliet en volgens [gedaagde] is de ANWB niet ter plaatse geweest. Wat er nadat [eiser] is weggereden met de bus is gebeurd, weet [gedaagde] niet maar daarvoor is hij niet aansprakelijk. Daarbij komt nog dat [eiser] [gedaagde] nooit in gebreke heeft gesteld en hem de gelegenheid heeft geboden om alsnog correct na te komen zodat [gedaagde] niet in verzuim is geraakt. Dit is voor het ontstaan van een verplichting tot schadevergoeding vereist als correcte nakoming niet blijvend onmogelijk is (artikel 6:74 lid 2 BW). Tot slot betwist [gedaagde] de hoogte van de schade en de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten.
4.4.
[gedaagde] vordert bij wijze van voorwaardelijke tegenvordering dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 2.500,00, althans het verschil tussen het bedrag dat [gedaagde] aan [eiser] verschuldigd mocht blijken te zijn en het bedrag dat [gedaagde] reeds aan [eiser] heeft voldaan.
4.5.
[gedaagde] legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] al een bedrag van € 2.500,00 heeft voldaan aan [eiser] . Als de vordering van [eiser] in conventie wordt afgewezen of wordt toegewezen voor een lager bedrag dan [gedaagde] reeds aan [eiser] heeft voldaan, vordert [gedaagde] in reconventie het onverschuldigd betaalde bedrag terug.

5.De beoordeling

de vordering en de tegenvordering
5.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2.
Als meest verstrekkende verweer heeft [gedaagde] een beroep gedaan op het exoneratie beding, in de vorm van een bord dat buiten [autowasbedrijf] hangt. Dit verweer gaat niet op nu ten eerste niet is vast komen te staan dat [eiser] kennis heeft kunnen nemen van dit exoneratie beding. Hoewel [gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiser] al vaker in [autowasbedrijf] is geweest, wordt dit door [eiser] betwist en heeft [gedaagde] dit niet nader onderbouwd. Verder blijkt uit de foto’s niet duidelijk waar de borden hangen en of deze duidelijk zichtbaar zijn voordat klanten van [autowasbedrijf] hun auto wegbrengen. Daarbij komt nog dat [eiser] , door middel van het bord, iedere vorm van aansprakelijkheid uitsluit, hetgeen op grond van artikel 6:237 sub f BW onredelijk bezwarend vermoed wordt te zijn.
5.3.
Verder is vast komen te staan dat [eiser] een werkende bus zonder storingen naar [autowasbedrijf] heeft gebracht. Tussen partijen is niet in geschil dat het dasboard open is geschroefd en dat de bus na het wassen opnieuw is gestart. Partijen zijn het echter niet eens over wie de bus heeft gestart; volgens [gedaagde] heeft een medewerker van [autowasbedrijf] dit gedaan en volgens [eiser] is dit gebeurd door de ANWB. Verder heeft de Ford garage onderzoek gedaan naar de storingen in de auto en heeft daarover gezegd dat de storingen waarschijnlijk een gevolg zijn van het verkeerd opstarten van de bus, maar dat een verdere diagnose nodig is.
5.4.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Ten eerste staat niet vast dat het foutief starten van de bus de oorzaak is van de kapotte BCM, ook omdat volgens de Ford garage dat nog nader onderzocht moest worden. Ten tweede, zelfs als het foutief starten wel de oorzaak zou zijn van de kapotte BCM, staat onvoldoende vast dat [gedaagde] degene is die de bus foutief heeft gestart. [eiser] heeft immers gesteld dat de ANWB de bus heeft gestart. Dat [gedaagde] de bus foutief heeft gestart en daarmee sprake is van een tekortkoming in de nakoming, is daarom niet vast komen te staan. Hetzelfde geldt voor de door [eiser] gestelde onrechtmatige daad. Gelet hierop wordt de vordering in conventie afgewezen. Hoewel [eiser] in de dagvaarding een bewijsaanbod heeft gedaan, is dit bewijsaanbod onvoldoende gespecificeerd en niet ter zake doende omdat het bewijsaanbod enkel ziet op de verklaring dat [gedaagde] aansprakelijkheid heeft erkend, hetgeen [gedaagde] ter zitting heeft betwist.
5.5.
Ten aanzien van de eis in reconventie geldt het volgende. [gedaagde] heeft een bedrag van
€ 1.200,00 aan [eiser] voldaan. Dit blijkt uit de overgelegde bankafschriften en heeft [eiser] ook erkend. [gedaagde] heeft verder gesteld dat hij een bedrag van € 1.300,00 contant aan [eiser] heeft voldaan maar hiervan is geen enkel bewijs overgelegd. Ter zitting heeft [gedaagde] erkend dat hier geen bewijs van is en aangegeven dat zij dit bewijs ook niet meer kan leveren. Gelet hierop is (alleen) vast komen te staan dat [gedaagde] aan [eiser] een bedrag van € 1.200,00 heeft betaald. Nu de eis in conventie wordt afgewezen, moet [eiser] het bedrag van
€ 1.200,00 terug te betalen aan [gedaagde] omdat dit onverschuldigd is betaald. De kantonrechter kan zich echter voorstellen dat [gedaagde] het hierbij laat, mede gelet op de uitlatingen van [gedaagde] ter zitting dat hij dit bedrag heeft betaald om zijn goede naam in stand te houden.
5.6.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen en de vordering van [gedaagde] zal toewijzen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
wijst de vordering af;
de tegenvordering
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan [gedaagde] van € 1.200,00;
6.3.
wijst de vordering voor het overige af.
de vordering en de tegenvordering
6.4.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 436,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] .
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter