ECLI:NL:RBNHO:2023:2648

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
C/15/336747 / FA RK 23-686
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen in een echtscheidingsprocedure met betrekking tot de toevertrouwing van kinderen, gebruik van de echtelijke woning en alimentatie

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man. De vrouw verzocht om voorlopige voorzieningen, waaronder het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en de toevertrouwing van de kinderen aan haar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw de hoofdverzorgster van de kinderen is en dat het in het belang van de kinderen is dat zij aan haar worden toevertrouwd. De man heeft geen alternatieve woonruimte en de rechtbank heeft daarom bepaald dat hij de echtelijke woning uiterlijk binnen vier weken moet verlaten. De vrouw heeft ook een alimentatieberekening overgelegd, waaruit blijkt dat de man € 395 per kind per maand moet betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De rechtbank heeft de alimentatieverplichting vastgesteld op basis van de door de vrouw overgelegde gegevens en heeft geoordeeld dat de man onvoldoende heeft aangetoond dat zijn inkomen is gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw toegewezen en de man verplicht om de woning te verlaten en de alimentatie te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
voorlopige voorzieningen/tegenspraak
zaak-/rekestnr.: C/15/336747 / FA RK 23-686
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 23 maart 2023
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. F.D. van Damme, kantoorhoudende te Beverwijk,
tegen
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de man.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 13 februari 2023;
- het F-formulier, met bijlage, van de advocaat van de vrouw van 3 maart 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 9 maart 2023 in aanwezigheid van de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man.
1.3.
De minderjarige [de minderjarige 1] is, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Van deze gelegenheid heeft hij geen gebruik gemaakt.

2.Feiten

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] in [plaats] met elkaar gehuwd. De vrouw heeft de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit. De man heeft de Marokkaanse nationaliteit.
2.2.
Uit dit huwelijk zijn geboren de minderjarigen [de minderjarigen] :
- [de minderjarige 1] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , en
- [de minderjarige 2] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .

3.Beoordeling

toevertrouwing kinderen
3.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de kinderen aan haar worden toevertrouwd, waarbij tevens, indien de kinderen niet reeds in de macht van de vrouw mochten zijn, de man wordt bevolen de kinderen aan de vrouw af te geven. Zij stelt hiertoe dat zij de hoofdverzorgster is van de kinderen en dat het in het belang van de kinderen is dat dit niet verandert.
3.2.
De man voert hier verweer tegen. Hij voert aan dat partijen afspraken hebben gemaakt over de gevolgen van de echtscheiding voor de kinderen. Hij zal ervoor zorgen dat de kinderen worden voorzien in hun emotionele en financiële behoeftes, aldus de man.
3.3.
Op grond van artikel 7 van Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad (Brussel II-ter) is de Nederlandse rechter bevoegd kennis te nemen van het verzoek betreffende de toevertrouwing van de kinderen, omdat de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is Nederlands recht van toepassing.
3.4.
De rechtbank stelt vast dat de vrouw de hoofdverzorgster is van de kinderen, nu zij dit onbetwist heeft gesteld. De man heeft niet gesteld welke afspraken partijen volgens hem zouden hebben gemaakt over de toevertrouwing van de kinderen. Hij heeft ook geen bezwaren naar voren gebracht tegen de toevertrouwing van de kinderen aan de vrouw. Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank het in het belang van de kinderen dat zij worden toevertrouwd aan de vrouw. Het verzoek van de vrouw zal daarom worden toegewezen.
uitsluitend gebruik echtelijke woning
3.5.
De vrouw verzoekt te bepalen dat zij bij uitsluiting van de man gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan het adres [adres] en de zich daarin bevindende inboedel en dat man wordt bevolen die woning te verlaten en deze verder niet meer te betreden, behoudends met voorafgaande instemming van de vrouw. Zij stelt hiertoe het volgende. Partijen wonen nog gezamenlijk met de kinderen in de echtelijke woning. Dit brengt de nodige spanningen voor de vrouw en de kinderen met zich mee en dat is niet in hun belang. De kinderen willen graag in de woning blijven wonen. De vrouw kan geen urgentie krijgen en kan niet op korte termijn beschikken over passende vervangende huurruimte voor haar en de kinderen in de sociale sector. Een woning in de particuliere sector is, gelet op haar bescheiden inkomen, onbetaalbaar. Zij heeft daarom een groot belang bij het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning.
3.6.
De man voert hier verweer tegen. Hij voert aan dat het verzoek van de vrouw in strijd is met de afspraak van partijen die inhoudt dat de vrouw in de woning zou blijven totdat zij een eigen woning heeft gevonden. De man heeft geen alternatieve woonruimte. De vrouw wel, nu zij bij haar familie of vriendinnen zou kunnen verblijven.
3.7.
Op grond van artikel 3 Brussel II-ter zal de Nederlandse rechter bevoegd zijn kennis te nemen van het door de vrouw bij de rechtbank ingediende verzoek tot echtscheiding. Op grond van artikel 4, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter daarom ook rechtsmacht ten aanzien van het verzoek om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. Het Nederlands rechter is van toepassing als lex fori, omdat het een ordemaatregel van spoedeisende aard betreft.
3.8.
De rechtbank overweegt als volgt. De vrouw heeft onbetwist gesteld dat er tussen partijen zodanige spanningen bestaan, dat de gezamenlijke bewoning, met name in het belang van de kinderen, niet behoort voort te duren. Het treffen van een voorziening is dan ook geboden. Nu de kinderen aan de vrouw worden toevertrouwd, heeft zij een duidelijk belang bij het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. Haar verzoek zal daarom in zoverre worden toegewezen. Tussen partijen is niet in geschil dat de man op dit moment geen vervangende woonruimte heeft. De vrouw heeft op de zitting gezegd dat zij de man niet zo maar op straat wil zetten en dat zij bereid is hem enkele weken de tijd te geven om een andere woon- of verblijfplaats te zoeken. De rechtbank zal daarom bepalen dat de man de woning uiterlijk binnen vier weken na heden dient te verlaten en niet meer mag betreden.
zorgregeling
3.9.
De vrouw verzoekt een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vast te stellen die inhoudt dat de kinderen in de even weken van donderdag uit school tot maandag naar school en in de oneven weken van donderdag uit school tot vrijdag naar school bij de man verblijven, waarbij de man de kinderen haalt en brengt. Zij verzoekt ook te bepalen dat de kinderen gedurende de laatste drie weken van de zomervakantie 2023 bij de man zijn vanaf de derde zondag om 12.00 uur tot en met de laatste zondag om 17.00 uur.
3.10.
De man voert hier verweer tegen. Op de zitting heeft hij gezegd dat hij elke regeling waarbij de zorg voor de kinderen gelijk is verdeeld prima vindt. De kinderen moeten beide ouders even veel zien, aldus de man.
3.11.
Op grond van artikel 7 Brussel II-ter is de Nederlandse rechter bevoegd kennis te nemen van het verzoek tot vaststelling van een zorgregeling, omdat de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 in Nederlands recht van toepassing.
3.12.
De rechtbank overweegt als volgt. Niet in geschil is dat de vrouw tot op heden de meeste zorg voor de kinderen heeft gedragen. De door de vrouw verzochte zorgregeling houdt in dat de kinderen vijf dagen per veertien dagen bij de man verblijven. Naar het oordeel van de rechtbank is dit voldoende tijd voor de man om zijn goede band met de kinderen in stand te kunnen houden en invulling te kunnen geven aan zijn rol als vader. Daar komt bij dat de man niet concreet heeft aangegeven hoe de zorgregeling er naar zijn mening uit moet komen te zien. Het verzoek van de vrouw zal daarom worden toegewezen.
kinderbijdrage
3.13.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de man aan haar een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] (hierna ook: kinderbijdrage) dient te voldoen van € 395 per kind per maand, bij vooruitbetaling te voldoen met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, althans met ingang van de datum van deze beschikking. Zij stelt hiertoe het volgende. Zij werkt parttime en heeft de rest van de tijd de zorg voor de kinderen. Zij is, gelet op haar inkomen, niet in staat om volledig in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te voorzien.
3.14.
De man voert hier verweer tegen.
3.15.
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van een kinderbijdrage op grond van artikel 3 sub a en b van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008), omdat de vrouw en de man hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Het Nederlands recht zal worden toegepast op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007, omdat de vrouw haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
3.16.
De rechtbank overweegt als volgt. De vrouw heeft een alimentatieberekening overgelegd waaruit volgt dat de man aan haar een kinderbijdrage van € 395 per kind per maand zou moeten betalen. Hierbij heeft zij rekening gehouden met een bruto jaarloon van de man van € 66.631, een bruto jaarloon van haarzelf van € 13.287, en een zorgkorting ten behoeve van de man van 25%. Op de zitting heeft de man aangevoerd dat de vrouw met een onjuist inkomen van hem rekening heeft gehouden. De vrouw is namelijk uitgegaan van zijn inkomen in 2022, in welk jaar hij een bonus ontving van € 2.000, terwijl hij dit jaar maar een bonus van € 500 zal ontvangen, aldus de man. Voor het overige betwist de man de alimentatieberekening van de vrouw niet. De vrouw betwist dat de man dit jaar een lagere bonus zal ontvangen dan in 2022. De rechtbank is van oordeel dat de man, tegenover de betwisting van de vrouw, onvoldoende heeft onderbouwd of aangetoond dat hij dit jaar een lagere bonus zal ontvangen dan die hij vorig jaar ontving, zodat dit niet is komen vast te staan. De rechtbank zal daarom aansluiten bij de door de vrouw overgelegde alimentatieberekening, en de door de man aan de vrouw te betalen kinderbijdrage op € 395 per kind per maand bepalen.
3.17.
De rechtbank zal de datum van indiening van het verzoekschrift, oftewel 13 februari 2023, als ingangsdatum van de kinderbijdrage bepalen, nu de vrouw dit heeft verzocht en de man hier geen verweer tegen heeft gevoerd.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de minderjarigen [de minderjarigen] :
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , en
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
worden toevertrouwd aan de vrouw;
4.2.
bepaalt dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt zal zijn:
Regulier:
In de even weken verblijven [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] van donderdag uit school tot maandag naar school bij de man. In de oneven weken verblijven [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] van donderdag uit school tot vrijdag naar school bij de man. De maan haalt en brengt [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
Zomervakantie 2023:
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verblijven de laatste drie weken van de zomervakantie 2023 bij de man, vanaf de derde zondag om 12.00 uur tot en met de laatste zondag om 17.00 uur;
4.3.
bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende inboedelgoederen aan de [gemeente] met bevel dat de man die woning uiterlijk op 20 april 2023 dient te verlaten en deze verder niet mag betreden;
4.4.
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] op € 395 per kind per maand, met ingang van 13 februari 2023 en voor wat betreft toekomstige termijnen bij vooruitbetaling te voldoen;
4.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.S. Goedèl, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Leertouwer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2023.
Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.