ECLI:NL:RBNHO:2023:265

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
15.018194.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

Op 17 januari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op oudejaarsavond 2020 betrokken was bij het veroorzaken van een explosie in een fietstunnel in Wognum. De verdachte, samen met medeverdachten, had ruim 50 liter benzine met vuurwerk tot ontploffing gebracht, wat leidde tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omstanders. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten een actieve rol hadden gespeeld in het teweegbrengen van de explosie, en dat het gevaar voor personen en goederen voorzienbaar was. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, en legde een gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 200 uren op. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat zij niet voldeden aan de vereisten voor een rechtsgeldige voeging. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, maar hield ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had en zijn leven op orde had.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.018194.21 (P)
Uitspraakdatum: 17 januari 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 januari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.A. Huibers en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. N. Hendriksen, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 december 2020 te Wognum, gemeente Medemblik, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door, in of nabij een fietstunnel, gelegen aan de Nieuweweg, aangestoken/brandend vuurwerk en/of een hoeveelheid kruit in aanraking te brengen met vijf, althans meerdere, jerrycans en/of flessen, gevuld met benzine, althans met een licht ontvlambare brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar voor die fietstunnel en/of omliggende gebouwen, waaronder een ambulancepost, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar voor toevallige passanten en/of zijn mededader(s), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor toevallige passanten en/of zijn mededader(s), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer perso(o)n(en) op of omstreeks 31 december 2020 te Wognum, gemeente Medemblik, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht door, in of nabij een fietstunnel, gelegen aan de Nieuweweg, aangestoken/brandend vuurwerk en/of een hoeveelheid kruit in aanraking te brengen met vijf, althans meerdere, jerrycans en/of flessen, gevuld met benzine, althans met een licht ontvlambare brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar voor die fietstunnel en/of omliggende gebouwen, waaronder een ambulancepost, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar voor toevallige passanten en/of zijn mededader(s), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor toevallige passanten en/of zijn mededader(s), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 31 december 2020 te Wognum, gemeente Medemblik, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door met een of meer mededader(s)
- met een auto naar een benzinestation te gaan, en/of
- vijf, althans meerdere, jerrycans en/of flessen uit de kofferbak van een auto te halen en/of te vullen met benzine, althans met een licht ontvlambare brandbare stof en/of weer in die kofferbak te plaatsen, en/of
- voor voornoemde benzine, althans licht ontvlambare brandbare stof, te betalen, en/of
- voornoemde jerrycans en/of flessen (met inhoud) en zijn mededader(s) met een auto naar genoemde fietstunnel te brengen, en/of
- voornoemde jerrycans en/of flessen (met inhoud) in genoemde fietstunnel te plaatsen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte en twee van zijn medeverdachten, zoals uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken, een actieve rol hebben gehad, in die zin dat zij handelingen hebben gepleegd met de bedoeling om een ontploffing te veroorzaken. Uit het dossier blijkt dat het voornemen bestond om 50 liter benzine te gebruiken en ter terechtzitting is gebleken dat de verdachten vanaf het moment van het feestje bij de medeverdachte [medeverdachte 1] [naam] wisten wat de bedoeling was en waar het moest gebeuren. Dat blijkt ook uit het feit dat tussen het tanken bij het tankstation en de ontploffing in het fietstunneltje nog geen vijftien minuten zaten en er personen klaar stonden om de ontploffing te filmen. Dat het ontsteken van 50 liter benzine in een fietstunneltje een grote ontploffing tot gevolg zou hebben, was naar algemene ervaringsregels voorzienbaar. Het medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing kan aldus bewezen worden verklaard, zo heeft de officier van justitie naar voren gebracht.
Uit het dossier blijkt dat gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Daarnaast was tevens levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten en voorzienbaar. Ten tijde van de ontploffing waren er verscheidene personen in de omgeving van het fietstunneltje: er reden automobilisten over het tunneltje heen en er waren fietsers en scooteraars. Bovendien waren er personen in de nabijgelegen ambulancepost aanwezig. Daarnaast waren er personen als toeschouwer of als filmer bij het tunneltje aanwezig. Kijkend naar de hoeveelheid benzine, de als gevolg van de ontploffing ontstane vuurwolk, de ontstane schade en de kracht waarmee de jerrycans zijn weggeslingerd, kan bewezen worden verklaard dat gevaar voor personen te duchten was, aldus de officier van justitie.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank waar de verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid bij medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Ten aanzien van hetgeen de verdachte overigens ten laste is gelegd, moet hij worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
De verdediging heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Niet is komen vast te staan dat sprake was van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten dat medeplegen van het feit bewezen kan worden verklaard. De verdachte was enkel aanwezig bij de gebeurtenissen die hebben geleid tot de explosie in het fietstunneltje. Hij heeft er geen actieve inbreng in gehad. De rol van de verdachte is daardoor van onvoldoende gewicht om tot bewezenverklaring van medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing te kunnen komen, zo heeft de verdediging betoogd.
Daarnaast is volgens de verdediging uit de bewijsmiddelen niet gebleken dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. De mededaders en andere omstanders hebben niet als “anderen” te gelden, aangezien zij zich bewust waren van hetgeen stond te gebeuren en aldus het dreigende gevaar konden ontlopen. Ten aanzien van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] geldt, dat voor hen geen gevaar te duchten is geweest. Eerstgenoemde was te ver van de ontploffing vandaan om enig gevaar te lopen en ten aanzien van laatstgenoemde was eventueel gevaar naar algemene ervaringsregels niet voorzienbaar, omdat zij zich niet in het tunneltje, maar erboven bevond. [getuige 2] is dan ook ongedeerd gebleven en haar auto heeft geen schade opgelopen, hetgeen volgens de verdediging onderstreept dat er geen gevaar voor personen te duchten is geweest.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
De rechtbank stelt aan de hand van de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
De verdachte is met onder meer de drie medeverdachten aanwezig geweest op een oudejaarsfeestje in de kantine van het bedrijf van de vader van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (hierna samen ook: de broers [naam]). Voorafgaand aan of op dat feestje ontstond het idee om een ontploffing te veroorzaken. De vier verdachten zijn in één, door [medeverdachte 2] bestuurde, auto naar een tankstation gereden. In de achterbak van de auto stonden lege jerrycans, afkomstig van het bedrijf van de vader van de broers [naam]. Deze jerrycans zijn bij het tankstation gevuld met in totaal ruim 50 liter benzine. Daarbij hebben de verdachte en de broers [naam] alle drie in meer of mindere mate actieve handelingen verricht. Na het tanken zijn de verdachten rechtstreeks naar het fietstunneltje gereden. De verdachte en de broers [naam] hebben zich onmiddellijk voorafgaand aan de ontploffing in het tunneltje bevonden.
Niet duidelijk is geworden wie de jerrycans met benzine vanuit de achterbak van de auto in het tunneltje heeft gezet. Wel is komen vast te staan dat de jerrycans die bij het tankstation zijn gevuld, dezelfde jerrycans zijn die in het tunneltje, waarin de verdachte en de broers [naam] zich tot kort voor de explosie hebben bevonden, tot ontploffing zijn gebracht. De verdachte heeft een videopname gemaakt van het moment dat hij de tunnel uitrent en waarop vervolgens de ontploffing is te zien. Door een omstander is buiten de tunnel op afstand een tweede video-opname gemaakt. Beide filmpjes zijn kort na de ontploffing via sociale media op het internet geplaatst.
Voorop gesteld dient te worden dat voor een bewezenverklaring ter zake van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht slechts vereist is dat het opzet van de verdachte gericht is geweest op het teweegbrengen van een ontploffing. Dat de verdachte daartoe opzet had, wordt door hem niet betwist. Het opzet hoeft niet gericht geweest te zijn op het teweegbrengen van de in sub 1-3 van dat artikel genoemde gevolgen. Het gaat om de vraag of naar algemene ervaringsregels het te duchten gevaar voor de verdachte redelijkerwijs voorzienbaar was bij het verrichten van de verboden gedraging.
Dat de ontploffing gemeen gevaar voor goederen in het leven heeft geroepen, staat vast en wordt niet betwist.
De rechtbank is van oordeel dat daarnaast levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is geweest. De rechtbank stelt daartoe vast dat de verdachten een enorme hoeveelheid benzine met behulp van vuurwerk op een openbaar toegankelijke plek tot ontploffing hebben gebracht, op een tijdstip en moment – oudejaarsavond – waarop mensen op weg plegen te zijn. Het is een feit van algemene bekendheid dat de kracht van een dergelijke ontploffing, al dan niet door rondvliegend puin, ernstig letsel met mogelijk fatale gevolgen kan veroorzaken.
De getuige [getuige 2] reed op het moment van de ontploffing in haar auto over het fietstunneltje. Zij heeft verklaard dat er verschillende auto’s achter haar aan reden. Op het moment dat [getuige 2] over het tunneltje reed, hoorde zij een luide knal en zag zij een vuurzee om zich heen, waarvan zij zelfs in de auto de hitte voelde. [getuige 2] voelde de auto bewegen door de luchtdruk die door de vuurzee werd veroorzaakt. Het gevaar dat [getuige 2] en degenen die achter haar reden hebben gelopen, was naar het oordeel van de rechtbank voor de verdachten voorzienbaar, gelet op de vaststelling die de rechtbank hierboven deed. Dat het gevaar zich niet heeft verwezenlijkt, is niet meer dan een gelukkige omstandigheid en voor de bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging niet relevant.
Gelet op de door de rechtbank vastgestelde feiten, zoals hiervoor beschreven, is naar het oordeel van de rechtbank bewezen dat de verdachte en de broers [naam] zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van het teweegbrengen van de ontploffing. Hun samenwerking is zodanig intensief geweest en hun rol daarbij was van een dusdanig materieel gewicht, dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking bij het teweegbrengen van die ontploffing. Daarbij is niet relevant wie de benzine met behulp van vuurwerk daadwerkelijk tot ontploffing heeft gebracht.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 december 2020 te Wognum, gemeente Medemblik, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door, in een fietstunnel, gelegen aan de Nieuweweg, aangestoken/brandend vuurwerk in aanraking te brengen met vijf jerrycans en/of flessen, gevuld met benzine, en daarvan gemeen gevaar voor die fietstunnel en een ambulancepost, en levensgevaar voor toevallige passanten en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor toevallige passanten te duchten was.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft oplegging van een maximale taakstraf van 120 uren bepleit.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, samen met twee medeverdachten, op oudejaarsavond in een fietstunneltje ruim 50 liter benzine met behulp van vuurwerk tot ontploffing gebracht. De explosie die volgde was enorm en veroorzaakte een grote vuurwolk. Als gevolg van de explosie zijn zowel het tunneltje als de nabijgelegen ambulancepost beschadigd geraakt. De getuige [getuige 2], die met haar auto over de tunnel door de vuurwolk heen reed, is met de schrik vrijgekomen.
Het is heel ernstig wat de verdachte samen met de medeverdachten [naam] heeft gedaan. De explosie was dermate zwaar dat het fietstunneltje zwaar beschadigd is geraakt; er zijn betonblokken losgekomen en het straatwerk was beschadigd. Restanten van de jerrycans waren tot 100 meter weggeslingerd. De gevolgen hadden nog veel ernstiger kunnen zijn; voor zowel passanten als de verdachten zelf was de situatie uitermate gevaarlijk. In zijn algemeenheid geldt, dat feiten als deze voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij zorgen.
De rechtbank rekent de verdachte zwaar aan dat hij geen rekening heeft gehouden met de voorzienbare ernstige gevaren voor goederen en personen door het veroorzaken van een ontploffing in een fietstunnel met behulp van ruim 50 liter benzine en vuurwerk.
Daar staat tegenover dat de verdachte blijkens het op zijn naam staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 28 november 2022 niet eerder is veroordeeld en dat hij na de gebeurtenissen op 31 december 2020 niet meer met politie of justitie in aanraking is gekomen. Het is de rechtbank gebleken - onder meer uit de reclasseringsrapporten van 8 februari 2021, 11 maart 2021, 19 juli 2022 en 13 oktober 2022 - dat de verdachte, die nog jong is, zijn leven goed op orde heeft. Hij woont nog bij zijn ouders en verblijft in verband met zijn werk als internationaal vrachtwagenchauffeur door de week in het buitenland. Hij werkt hard om zijn toekomstplannen in de transportwereld te verwezenlijken en heeft, zo is de rechtbank gebleken, duidelijk plezier in het werk dat hij doet. Het lijkt erop dat het bewezenverklaarde feit in de sfeer ligt van een eenmalige, maar niettemin uitermate ernstige, misstap.
Evenals de officier van justitie kwalificeert de rechtbank de bewezenverklaarde handelwijze van de verdachte als een zeer ernstig feit, maar de rechtbank komt toch tot een andere strafoplegging dan de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank wijst in dit verband op het feit dat het gebeurde twee jaar geleden heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft de rechtbank in de strafmaatoverwegingen de strafoplegging in vergelijkbare zaken in ogenschouw genomen, waarbij de zaak veelal werd afgedaan met een taakstraf. Voorts heeft de rechtbank oog gehad voor de persoon van de verdachte, waarover hiervoor het een en ander werd overwogen. Voor de verdachte zal een taakstraf een aanzienlijke belasting zijn, aangezien hij meer dan fulltime werkt en daarnaast studeert om de voor zijn toekomstplannen benodigde vergunningen te behalen. De verdachte heeft evenwel verklaard dat een taakstraf realiseerbaar is.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval niet passend is en zal zij om de ernst van het feit te benadrukken een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.

7.Vordering benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 565,72 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die de benadeelde partij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat, nu een rechtsgeldige machtiging ontbreekt, niet kan worden vastgesteld dat de (overigens: niet nader onderbouwde) vordering tot schadevergoeding is ingediend door een daartoe bevoegde vertegenwoordiger. De benadeelde partij heeft, zo heeft de officier van justitie ter terechtzitting verklaard, niet gereageerd op de uitnodiging om nadere informatie te verstrekken.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij [benadeelde 1] niet ontvankelijk is in de vordering. Zij zal haar vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter kunnen indienen.

8.Vordering benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 55.524,94 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die de benadeelde partij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat, nu een rechtsgeldige machtiging ontbreekt, niet kan worden vastgesteld dat de vordering tot schadevergoeding is ingediend door een daartoe bevoegde vertegenwoordiger. Van de [benadeelde 2] mag als professionele partij worden verwacht dat zij de formaliteiten in acht zal nemen die vereist zijn voor een rechtsgeldige voeging als benadeelde partij. Er is ter terechtzitting namens de benadeelde partij niemand verschenen die de vordering nader zou kunnen toelichten. De rechtbank is van oordeel dat aanhouding van de behandeling van de zaak om de benadeelde partij gelegenheid te geven het gebrek in de vordering te herstellen, een onevenredige belasting van het strafgeding vormt, omdat in het onderhavige geval een voortvarende afdoening van de zaak dient te prevaleren. De benadeelde partij zal daarom niet in haar vordering kunnen worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering. Zij zal haar vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter kunnen indienen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
200 (tweehonderd) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 100 (honderd) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C.J. Lommen, voorzitter,
mr. M.E. Allegro en mr. M.A.H. van der Woude, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Klippel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 januari 2023.
Mr. M.C.J. Lommen, mr. M.A.H. van der Woude en mr. A. Klippel zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.