Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1]2. [eiser 2]
1.Het procesverloop
2.De feiten
Artikel 1: Definities1. In deze voorwaarden wordt verstaan onder: (…)b. recreant: degene die met de ondernemer de overeenkomst inzake de plaats aangegaan is;c. ondernemer: degene die met de recreant de overeenkomst inzake de plaats heeft gesloten; (…)k. jaargeld: de per overeenkomstjaar door de recreant aan de ondernemer verschuldigde vergoeding voor het gebruik van de plaats; (…)n. kosten: alle kosten voor de ondernemer die samenhangen met de uitoefening van het recreatiebedrijf; (…)Artikel 4:1. Het jaargeld is overeengekomen op basis van de bij het sluiten van de overeenkomst door de ondernemer vastgestelde tarieven. De ondernemer dient aan te geven wat in het jaargeld is inbegrepen. De ondernemer dient aan te geven welke bedragen hij naast het jaargeld in rekening brengt.2. De ondernemer heeft het recht, ook na vaststelling van de tarieven en/of het jaargeld, kosten ontstaan door een lastenverzwaring aan de zijde van de ondernemer als gevolg van een verhoging van lasten en heffingen die direct op de plaats, het kampeermiddel of de recreant betrekking hebben, aan de recreant door te berekenen. (…)5. De ondernemer maakt drie maanden voor het einde van het overeenkomstjaar aan de recreant schriftelijk of elektronisch bekend wat het jaargeld voor het komende overeenkomstjaar is.6. De ondernemer heeft het recht eenmaal per overeenkomstjaar het jaargeld te verhogen. De ondernemer kan de prijs slechts aanmerkelijk verhogen indien hij dit ten minste achttien maanden voor de ingangsdatum globaal gemotiveerd aan de recreant heeft meegedeeld.Artikel 6:(…)2.Indien de recreant, ondanks schriftelijke aanmaning zijn betalingsverplichting binnen een termijn van twee weken na de schriftelijke aanmaning, niet of niet behoorlijk nakomt, heeft de ondernemer het recht de overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen.(…)
(…)Naar aanleiding van het mondeling gesprek met Dhr. [eiser 2] d.d. 24 mei 2022 waarin u aangaf dat u uiteindelijk (na eerdere excuus en toezegging) toch niet akkoord gaat met de verhoging van het maandtarief op basis van de HiswaRecron Voorwaarden Artikel 4 sub 2 willen wij u het volgende melden.Van bijgevoegde kopie factuur met factuurnummer 009525 staat nog een bedrag open van€ 83,00 waarvan de betalingstermijn is verstreken.
3.De vordering
I. voor recht verklaart dat de huurovereenkomst tussen [eiser 1] c.s. en [gedaagde] per 15 juni 2022 is ontbonden;
II. [gedaagde] veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met al het hare en de haren, alsmede alle andere overige personen en zaken die zich daar bevinden, leeg en ontruimd achter te laten alsmede de caravan van het terrein te verwijderen, indien [gedaagde] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, deze ontruiming zelf en op kosten van [gedaagde] te doen bewerkstelligen, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en/of justitie;
III. bepaalt dat [gedaagde] de lastenverzwaring ter hoogte van € 83,00 dient te voldoen vanaf 1 mei 2022 tot heden;
IV. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure inclusief de nakosten.
Aangezien [gedaagde] nog steeds gebruik maakt van de staanplaats maar weigert de volledige vergoeding daarvoor te voldoen, vorderen [eiser 1] c.s. het achterstallige deel vanaf 1 mei 2022.
4.Het verweer
5.De beoordeling
De gebruikte elektriciteitsfacturen lijken verder tamelijk willekeurig gekozen te zijn: voor het oude tarief is uitgegaan van de maand augustus, terwijl voor het nieuwe tarief is uitgegaan van de maand maart. Omdat sprake is van een variabel contract, kan het tarief per maand fluctueren. Voor een correcte doorbelasting zou daarom uitgegaan moeten worden van het bedrag dat aan het einde van het jaar daadwerkelijk aan elektriciteit is verbruikt. Hierbij laat de kantonrechter nog buiten beschouwing dat uit de door [eiser 1] c.s. overgelegde facturen niet valt af te leiden dat deze, zoals [eiser 1] c.s. stellen, uitsluitend betrekking hebben op uitsluitend het deel van de camping waarop [gedaagde] en anderen een staanplaats hebben en niet ook op het woonhuis van [eiser 1] c.s. en/of de gemeenschappelijke voorzieningen zoals douches en wasmachines.