ECLI:NL:RBNHO:2023:2653

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
10010936
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en betaling van huurverhoging door campingexploitanten tegen huurder

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, hebben eisers, [eiser 1] c.s., een vordering ingesteld tegen gedaagde, [gedaagde], met betrekking tot de verhoging van de huurprijs voor een staanplaats op Camping de Liede. De eisers hebben de huurprijs per 1 april 2022 verhoogd met € 83,00, maar gedaagde heeft slechts een deel van de verhoogde huurprijs betaald. Na een schriftelijke aanmaning en een mondeling gesprek, hebben eisers de huurovereenkomst per 15 juni 2022 ontbonden en gedaagde verzocht de staanplaats te ontruimen. Gedaagde heeft de ontruiming echter nagelaten, wat heeft geleid tot de vordering tot ontruiming en betaling van de achterstallige huurverhoging.

De kantonrechter heeft de vordering van eisers afgewezen. De rechter oordeelde dat de verhoging van de huurprijs niet rechtsgeldig was, omdat eisers niet voldoende hadden aangetoond dat de lastenverzwaring die zij doorvoerden, direct betrekking had op gedaagde of zijn staanplaats. De kantonrechter concludeerde dat gedaagde niet tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst, en dat de ontbinding van de overeenkomst door eisers niet gerechtvaardigd was. De rechter heeft eisers bovendien veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en onderbouwing bij huurprijsverhogingen, vooral in situaties waarin de verhoging gebaseerd is op lastenverzwaringen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10010936 \ CV EXPL 22-4301
Uitspraakdatum: 15 februari 2023

1.[eiser 1]2. [eiser 2]

beiden wonende te [plaats]
eisers
verder te noemen: [eiser 1] c.s.
gemachtigde: mr. S.A.S. Matheij
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. A.T. Leigh

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser 1] c.s. hebben bij dagvaarding van 19 juli 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 20 januari 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Zowel [eiser 1] c.s. als [gedaagde] hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben [eiser 1] c.s. per brief d.d. 10 januari 2023 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] c.s. exploiteren sinds 1991 als medevennoten Camping de Liede aan de Lieoever 68, te [plaats] (hierna: de camping).
2.2.
[gedaagde] huurt al jaren een staanplaats op de camping voor zijn caravan. Tussen partijen geldt een overeenkomst waarop de Recron-voorwaarden voor vaste staanplaatsen van toepassing zijn. In deze voorwaarden staat onder meer:
Artikel 1: Definities1. In deze voorwaarden wordt verstaan onder: (…)b. recreant: degene die met de ondernemer de overeenkomst inzake de plaats aangegaan is;c. ondernemer: degene die met de recreant de overeenkomst inzake de plaats heeft gesloten; (…)k. jaargeld: de per overeenkomstjaar door de recreant aan de ondernemer verschuldigde vergoeding voor het gebruik van de plaats; (…)n. kosten: alle kosten voor de ondernemer die samenhangen met de uitoefening van het recreatiebedrijf; (…)Artikel 4:1. Het jaargeld is overeengekomen op basis van de bij het sluiten van de overeenkomst door de ondernemer vastgestelde tarieven. De ondernemer dient aan te geven wat in het jaargeld is inbegrepen. De ondernemer dient aan te geven welke bedragen hij naast het jaargeld in rekening brengt.2. De ondernemer heeft het recht, ook na vaststelling van de tarieven en/of het jaargeld, kosten ontstaan door een lastenverzwaring aan de zijde van de ondernemer als gevolg van een verhoging van lasten en heffingen die direct op de plaats, het kampeermiddel of de recreant betrekking hebben, aan de recreant door te berekenen. (…)5. De ondernemer maakt drie maanden voor het einde van het overeenkomstjaar aan de recreant schriftelijk of elektronisch bekend wat het jaargeld voor het komende overeenkomstjaar is.6. De ondernemer heeft het recht eenmaal per overeenkomstjaar het jaargeld te verhogen. De ondernemer kan de prijs slechts aanmerkelijk verhogen indien hij dit ten minste achttien maanden voor de ingangsdatum globaal gemotiveerd aan de recreant heeft meegedeeld.Artikel 6:(…)2.Indien de recreant, ondanks schriftelijke aanmaning zijn betalingsverplichting binnen een termijn van twee weken na de schriftelijke aanmaning, niet of niet behoorlijk nakomt, heeft de ondernemer het recht de overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen.(…)
2.3.
[eiser 1] c.s. hebben per 1 april 2022 de huurprijs verhoogd met een bedrag van € 83,00 tot een huurprijs van € 420,00 per maand. In april heeft [gedaagde] de prijsverhoging betaald maar in mei en juni heeft [gedaagde] een bedrag betaald van € 337,00.
2.4.
Daarom hebben [eiser 1] c.s. [gedaagde] per brief d.d. 28 mei 2022 het volgende – voor zover hier relevant – geschreven:
(…)Naar aanleiding van het mondeling gesprek met Dhr. [eiser 2] d.d. 24 mei 2022 waarin u aangaf dat u uiteindelijk (na eerdere excuus en toezegging) toch niet akkoord gaat met de verhoging van het maandtarief op basis van de HiswaRecron Voorwaarden Artikel 4 sub 2 willen wij u het volgende melden.Van bijgevoegde kopie factuur met factuurnummer 009525 staat nog een bedrag open van€ 83,00 waarvan de betalingstermijn is verstreken.
Hierbij stellen wij u nog éénmaal in de gelegenheid om het bovenstaande verschuldigde bedrag te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief bij de receptie van de camping.
Indien u het bedrag niet voor 12 juni 2022 heeft voldaan zijn wij helaas genoodzaakt om volgens onze Algemene Voorwaarden van de Hiswa Recron vaste plaatsen artikel 6 sub 2 de overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen. (…)
2.5.
Per brief d.d. 15 juni 2022 hebben [eiser 1] c.s. de overeenkomst met [gedaagde] ontbonden en [gedaagde] verzocht de staanplaats binnen tien dagen na dagtekening van de brief te verlaten met medeneming van zijn caravan en persoonlijke spullen.
2.6.
[gedaagde] heeft de staanplaats niet ontruimd.
2.7.
Campinggasten kunnen op hun staanplaats 0,9 kwh per uur aan stroom gebruiken. Voor het gebruik van de wasmachines en douches op de camping moeten de gasten apart betalen.

3.De vordering

3.1.
[eiser 1] c.s. vorderen dat de kantonrechter:
I. voor recht verklaart dat de huurovereenkomst tussen [eiser 1] c.s. en [gedaagde] per 15 juni 2022 is ontbonden;
II. [gedaagde] veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met al het hare en de haren, alsmede alle andere overige personen en zaken die zich daar bevinden, leeg en ontruimd achter te laten alsmede de caravan van het terrein te verwijderen, indien [gedaagde] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, deze ontruiming zelf en op kosten van [gedaagde] te doen bewerkstelligen, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en/of justitie;
III. bepaalt dat [gedaagde] de lastenverzwaring ter hoogte van € 83,00 dient te voldoen vanaf 1 mei 2022 tot heden;
IV. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure inclusief de nakosten.
3.2.
[eiser 1] c.s. leggen aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [eiser 1] c.s. op grond van artikel 4, lid 2 van de Recron-voorwaarden de huurprijs hebben verhoogd omdat sprake is van een lastenverzwaring, te weten de verhoging van de energieprijzen. Omdat [gedaagde] ook na aanmaning door [eiser 1] c.s. weigert de prijsverhoging te betalen, hebben [eiser 1] c.s. de huurovereenkomst op grond van artikel 6, lid 2 van de Recron-voorwaarden met onmiddellijke ingang ontbonden en [gedaagde] aangezegd dat hij de staanplaats moest ontruimen. Omdat [gedaagde] nu zonder geldige titel op de camping verblijft, is de vordering tot ontruiming gerechtvaardigd.
Aangezien [gedaagde] nog steeds gebruik maakt van de staanplaats maar weigert de volledige vergoeding daarvoor te voldoen, vorderen [eiser 1] c.s. het achterstallige deel vanaf 1 mei 2022.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan. Op grond van de Recron-voorwaarden mag een lastenverzwaring alleen aan de recreant worden doorbelast als die lastenverzwaring rechtstreeks betrekking heeft op de staanplaats, het kampeermiddel of de recreant zelf. Dat laatste hebben [eiser 1] c.s. op geen enkele wijze onderbouwd of gespecificeerd.
4.2.
[gedaagde] betwist dat hij is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst: van een rechtsgeldige lastenverzwaring is immers geen sprake. Daarbij komt dat [gedaagde] in afwachting van een door [eiser 1] c.s. te verstrekken onderbouwing van de lastenverzwaring heeft aangeboden om deze te voldoen op de derdengeldrekening van de gemachtigde van [eiser 1] c.s. Dat aanbod is niet aanvaard. Tenslotte voert [gedaagde] aan dat de gestelde tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt, nu het door hem niet betaalde deel van het jaargeld slechts een klein deel vormt van het totale verschuldigde jaargeld.

5.De beoordeling

5.1.
Uitgangspunt is dat, hoewel tussen partijen geen schriftelijke overeenkomst bestaat, hun verhouding wordt geregeld door de Recron-voorwaarden. Of de lastenverzwaring die [eiser 1] c.s. hebben doorgevoerd geldig zijn, moet daarom aan de hand van die voorwaarden worden beoordeeld. In artikel 4 van die voorwaarden staat dat de ondernemer (zijnde de exploitant van de camping) moet aangeven wat in het jaargeld is inbegrepen. Hij moet ook aangeven welke bedragen hij naast het jaargeld in rekening brengt. De ondernemer mag het jaargeld één keer per jaar wijzigen. Dat moet hij drie maanden voor het einde van het overeenkomstjaar kenbaar maken. Bij een aanmerkelijke verhoging van het jaargeld moet de ondernemer dit ten minste achttien maanden voor de ingangsdatum globaal gemotiveerd aan de recreant hebben meegedeeld.
5.2.
Op grond van lid 2 van artikel 4 van de Recron-voorwaarden mag de ondernemer ook na vaststelling van de tarieven en/of het jaargeld aan de recreant doorberekenen kosten ontstaan door een lastenverzwaring aan de zijde van de ondernemer als gevolg van een verhoging van lasten en heffingen die direct op de plaats, het kampeermiddel of de recreant betrekking hebben. Het gaat hier dus om een tussentijdse verhoging die naast de jaarlijkse wijziging van het jaargeld in rekening kan worden gebracht. Daarvoor gelden dan wel specifieke eisen. Naar het oordeel van de kantonrechter moet voormeld artikel aldus worden begrepen dat het moet gaan om doorberekening van daadwerkelijke kosten die zijn terug te brengen tot de betreffende recreant of diens kampeermiddel of staanplaats. Dat betekent dat een verhoging van de kosten van elektra alleen kunnen worden doorberekend indien de ondernemer kan aantonen dat die verhoogde kosten door de recreant in kwestie zijn gemaakt.
5.3.
Vast staat dat [gedaagde] in het kader van het jaargeld al meerdere jaren een bedrag van € 337,00 per maand moest betalen. Volgens [eiser 1] c.s. is in dit bedrag begrepen: één volwassen persoon, één caravan, één auto en elektriciteit. [eiser 1] c.s. hebben aangevoerd dat aan alle onderdelen een gelijk deel van het maandbedrag moet worden toegekend, maar enige schriftelijke onderbouwing hiervan ontbreekt. Volgens [eiser 1] c.s. betaalde [gedaagde] op basis van voormelde verdeling € 84,25 per maand voor elektriciteit. [eiser 1] c.s. hebben verder toegelicht dat onder het oude tarief de stroom 0,9 x € 0,1848 x 24 uur = € 3,99 per dag kostte. Onder het nieuwe tarief kost de stroom: 0,9 x € 0,3639 x 24 uur = € 7,86 per dag. Hieruit volgt dat de energieprijzen met 97% zijn gestegen, op grond waarvan [eiser 1] c.s. het maandbedrag voor elektra (van € 84,25) met 97% hebben verhoogd tot € 165,97. De gehanteerde tarieven per kwh hebben [eiser 1] c.s. gebaseerd op een factuur van 15 september 2021 betreffende de maand augustus 2021 en op een factuur van 15 april 2022 betreffende de maand maart 2022. [eiser 1] c.s. hebben aangevoerd dat zij een variabel contract hebben, waardoor de tarieven per maand variëren.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de wijze waarop [eiser 1] c.s. de lastenverzwaring voor [gedaagde] hebben berekend, niet voldoet aan de eisen van artikel 4 lid 2 van de Recron-voorwaarden. Nog daargelaten dat het eerder in rekening gebrachte bedrag voor elektriciteit al geen of weinig relatie lijkt te hebben met de door [gedaagde] verbruikte stroom, kan in ieder geval van de verhoging niet worden gezegd dat deze direct betrekking heeft op [gedaagde] of zijn staanplaats of kampeermiddel. [eiser 1] c.s. hebben immers het factuurbedrag dat ziet op het hele terrein, althans het deel waarvan waar onder meer [gedaagde] een staanplaats heeft, evenredig verdeeld over alle staanplaatsen. Daarbij zijn zij ervan uit zijn gegaan dat alle recreanten gedurende alle uren van de dag en nacht de maximale hoeveelheid kwh verbruiken.
De gebruikte elektriciteitsfacturen lijken verder tamelijk willekeurig gekozen te zijn: voor het oude tarief is uitgegaan van de maand augustus, terwijl voor het nieuwe tarief is uitgegaan van de maand maart. Omdat sprake is van een variabel contract, kan het tarief per maand fluctueren. Voor een correcte doorbelasting zou daarom uitgegaan moeten worden van het bedrag dat aan het einde van het jaar daadwerkelijk aan elektriciteit is verbruikt. Hierbij laat de kantonrechter nog buiten beschouwing dat uit de door [eiser 1] c.s. overgelegde facturen niet valt af te leiden dat deze, zoals [eiser 1] c.s. stellen, uitsluitend betrekking hebben op uitsluitend het deel van de camping waarop [gedaagde] en anderen een staanplaats hebben en niet ook op het woonhuis van [eiser 1] c.s. en/of de gemeenschappelijke voorzieningen zoals douches en wasmachines.
5.5.
Hoewel het gelet op de sterk gestegen energieprijzen begrijpelijk is dat [eiser 1] c.s. een lastenverzwaring willen doorvoeren, voldoet de wijze waarop zij dat hebben gedaan, niet aan de eisen die daarvoor op grond van artikel 4 van de Recron-voorwaarden gelden. Gelet daarop is de aan [gedaagde] in rekening gebracht verhoging van € 83,00 per maand niet rechtsgeldig, althans is [gedaagde] niet gehouden deze verhoging te betalen. De daartoe strekkende vordering zal daarom worden afgewezen.
5.6.
Het voorgaande betekent dat de gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden, eveneens zal worden afgewezen. [gedaagde] is immers niet tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Het beroep van [eiser 1] c.s. op artikel 6 lid 2 van de Recron-voorwaarden, dat overigens op beëindiging en niet op ontbinding ziet, faalt omdat [gedaagde] zijn betalingsverplichtingen wel is nagekomen. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat ook als wel sprake zou zijn geweest van een tekortkoming wegens het niet betalen van de verhoging, deze de ontbinding niet had gerechtvaardigd. Het niet betaalde deel is gelet op de hoogte van het totale jaargeld, immers ondergeschikt en bovendien heeft [gedaagde] aangeboden dat bedrag op een derdenrekening te voldoen in afwachting van een nadere onderbouwing van de lastenverzwaring.
5.7.
Gelet op al het voorgaande kan de vordering tot ontruiming evenmin slagen.
5.8.
De conclusie is dat de vordering zal worden afgewezen en dat [eiser 1] c.s. in de proceskosten zullen worden veroordeeld omdat zij ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser 1] c.s. tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag vaststelt op een bedrag van € 396,00 aan salaris gemachtigde van [gedaagde];
6.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter