Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.de erven van mevrouw [erflaatster]wonende te [plaats 1]2. de erven van mevrouw [erflaatster]wonende te [plaats 2] (Zwitserland)3. [eiser 3], als executeur in de nalatenschap van mevrouw [erflaatster];wonende te [plaats 3]
hierna gezamenlijk te noemen: eisers
hierna te noemen: [gedaagde]
1.Het procesverloop
2.De feiten
12.21 Drugsgebruik of teelt/delen is ten strengste verboden, de huur kan onmiddellijk worden beëindigd en de huurder is aansprakelijk voor alle kosten.
(…)Wij (de erfgenamen en Kees Knecht) willen de Heer [gedaagde] zeker niet meer terug in de woning. (…)
(…) Vanwege uw handelingen in de woning die in strijd waren met de Opiumwet is de woning op last van de gemeente voor drie maanden gesloten geweest. Cliënten hebben duidelijk aangegeven dat u niet in de woning mag terugkeren omdat er sprake is van een zeer ernstige toerekenbare tekortkoming in de nakoming van uw verplichtingen uit de huurovereenkomst. In artikel 12.21 van deze overeenkomst is immers opgenomen dat drugshandel niet is toegestaan en ten strengste is verboden. Daarnaast kan dan de huur direct worden beëindigd. Ik ontbind dan ook de huurovereenkomst per heden en verzoek u de woning binnen 24 uur te verlaten en de sleutels in te leveren bij de makelaar (…).
3.De vordering
I. het gehuurde met afgifte van de sleutels te ontruimen en ter algehele en vrije beschikking van eisers te stellen en het gehuurde ontruimd te houden;
II. tot betaling aan eisers van een gebruiksvergoeding van € 1.327,74 per maand voor de periode dat hij na datum vonnis nog in de woning verblijft;
III. tot betaling aan eisers van de huurachterstand van € 3.393,32;
IV. in de proceskosten inclusief nakosten.
4.Het verweer
Omdat de ontbinding niet heeft plaatsgevonden op het moment dat het gehuurde feitelijk gesloten was, dient de gevorderde ontruiming beoordeeld te worden aan de hand van artikel 6:265 BW. Hoewel [gedaagde] niet ontkent dat er bij hem in de woning hennep is gevonden, is geen sprake van een dermate ernstige tekortkoming dat met grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten valt dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden. [gedaagde] heeft slechts een stommiteit begaan door een vriend van hem te helpen, maar van drugshandel is geen sprake. Daar is ook geen enkele concrete aanwijzing voor. Ook betwist [gedaagde] dat sprake is van overlast rondom de woning. Er is ook niks verdachts aan het betaalgedrag van [gedaagde]. [gedaagde] heeft een groot deel van de overwaarde, die hij met de verkoop van zijn woning, heeft ontvangen, opgenomen en omdat hij digibeet is, helpen onder andere zijn zus en een vriend hem met betalingen via de bank. Dit standpunt wordt ondersteund door het feit dat [gedaagde] al het in beslag genomen geld heeft teruggekregen van de officier van justitie. Gelet op dit alles is geen sprake van een tekortkoming die ontruiming van de woning kan rechtvaardigen.
5.De beoordeling
ende woning op grond van artikel 13b van die wet is gesloten. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 7:231 lid 2 BW volgt dat met de term “gesloten” gedoeld wordt op de feitelijke sluiting van de woning. Een buitengerechtelijke ontbinding sorteert dan ook alleen effect indien deze plaatsvindt gedurende de periode dat de woning gesloten is. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de woning vanaf 19 september 2022 niet langer gesloten was. De ontbindingsverklaring van eisers van 1 november 2022 sorteert dan geen effect omdat zij te laat is uitgebracht. Daarbij komt dat uit de email van 1 november 2022 ook niet eenduidig kan worden opgemaakt dat eisers een beroep deden op artikel 7:231 lid 2 BW. Het lijkt er eerder op dat eisers hebben willen ontbinden wegens de door hen gesteld wanprestatie, althans dat zij een beroep hebben willen doen op artikel 12.21 van de huurovereenkomst. Op grond van artikel 7:231 lid 1 BW kan, behoudens het in lid 2 genoemde geval, ontbinding van een huurovereenkomst van woonruimte niet buitengerechtelijk plaatsvinden.
Gelet op het voorgaande kan het beroep op buitengerechtelijke ontbinding niet slagen, zodat ook de daarop gebaseerde vordering tot ontruiming moet worden afgewezen. Het betoog van eisers dat zij reeds eerder per e-mail aan de adviseur Openbare Orde en Veiligheid te kennen hebben gegeven dat zij [gedaagde] niet meer in de woning terug wilden, maakt dit niet anders, alleen al omdat dit bericht niet gericht is aan [gedaagde] zelf.