ECLI:NL:RBNHO:2023:2665

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
C/15/336791 / KG ZA 23-71
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling en afwijzing dwangsom in kort geding tussen ouders van minderjarige

In deze zaak, die op 10 maart 2023 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, hebben partijen, een man en een vrouw, een affectieve relatie gehad en gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind. De man heeft de vrouw in kort geding gedagvaard om haar te bevelen medewerking te verlenen aan een eerder door de rechtbank Amsterdam vastgestelde zorgregeling. De vrouw heeft in reconventie gevorderd de zorgregeling te wijzigen. Tijdens de zitting op 24 februari 2023 hebben partijen overeenstemming bereikt over een voorlopige zorgregeling, die door de voorzieningenrechter is vastgesteld. De man vorderde daarnaast een dwangsom van € 1.500 voor elke dag dat de vrouw zich niet aan de zorgregeling houdt. De voorzieningenrechter heeft deze vordering afgewezen, omdat er onvoldoende reden was om aan te nemen dat de vrouw de zorgregeling niet vrijwillig zou nakomen. De voorzieningenrechter heeft ook de kinderbijdrage van de man aan de vrouw vastgesteld op € 50 per maand, met ingang van de datum van het vonnis. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen kunnen binnen vier weken na de uitspraak in hoger beroep gaan bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/336791 / KG ZA 23-71
Vonnis in kort geding van 10 maart 2023
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
wonende te [plaats]
,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. P.C. Smit te Utrecht,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende te [plaats]
,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. I. Heijselaar te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van de vrouw;
  • de brief, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw van 21 februari 2023;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, van de man;
  • de onderbouwing van het verweer en de eis in reconventie, met bijlagen, van de man, ingekomen op 23 februari 2023
  • het e-mailbericht, met bijlage, van de advocaat van de man van 24 februari 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden op 24 februari 2023 in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun advocaten.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] . De man heeft [de minderjarige] erkend. Partijen hebben gezamenlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 13 april 2022 is een zorgregeling vastgesteld die inhoudt dat [de minderjarige] bij de man verblijft de ene week van woensdag 14.00 uur (bij de crèche) tot vrijdag 14.00 uur en de andere week van vrijdag 14.00 uur tot zondag 14.00 uur, waarbij de man [de minderjarige] ophaalt en weer thuis brengt.

3.De beoordeling

zorgregeling
3.1.
De man heeft in conventie gevorderd de vrouw te bevelen haar loyale en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de bij hierboven genoemde beschikking van de rechtbank Amsterdam van 13 april 2022 vastgestelde zorgregeling.
3.2.
De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd. In reconventie vordert zij de zorgregeling te wijzigen en als volgt vast te stellen:
o tweewekelijks: vrijdagmiddag 17.00 uur tot en met zondagmiddag 17.00 uur;
o de helft van de feestdagen en vakanties, in goed onderling overleg tussen de ouders te bepalen;
o de man haalt en brengt [de minderjarige] .
3.3.
Op de zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over de voorlopige zorgregeling. De voorzieningenrechter zal deze regeling vaststellen, nu niet is gebleken dat het belang van [de minderjarige] zich daartegen verzet.
dwangsom
3.4.
De man vordert te bepalen dat de vrouw dwangsommen zal verbeuren van € 1.500 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de vrouw zich niet aan de zorgregeling houdt. Hij stelt hiertoe het volgende. De vrouw weigert de zorgregeling uit te voeren, waardoor de man [de minderjarige] niet te zien krijgt. Jeugdbescherming Amsterdam is ingeschakeld, maar die krijgt het in het vrijwillige kader niet voor elkaar dat de vrouw de zorgregeling nakomt. De man heeft de indruk dat de vrouw hem het contact met [de minderjarige] zo veel mogelijk wil onthouden. Het is nodig dat de vrouw een prikkel heeft om de zorgregeling na te komen.
3.5.
De vrouw voert hier verweer tegen.
3.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er op dit moment onvoldoende reden om aan te nemen dat de vrouw de vast te stellen voorlopige zorgregeling niet vrijwillig zal nakomen. Op de zitting heeft de vrouw namelijk toegelicht dat zij [de minderjarige] eerder niet heeft willen meegeven omdat de man zich niet aan afspraken hield met betrekking tot de uitvoering van de zorgregeling of deze afspraken op het laatste moment wilde wijzigen. Partijen zijn op de zitting een gewijzigde voorlopige zorgregeling overeengekomen en beide partijen hebben uitgesproken de zorgregeling te zullen nakomen. De voorzieningenrechter gaat er daarom van uit dat de zorgregeling stipt wordt nagekomen en [de minderjarige] op de vast te stellen tijden wordt gehaald en gebracht, en dat er daardoor geen situaties meer zullen zijn waarin de vrouw zich genoodzaakt ziet de zorgregeling niet na te komen. Daarnaast hebben partijen op de zitting verklaard bereid te zijn aan hun onderlinge communicatie en verstandhouding te werken met behulp van deskundige begeleiding van Altra of een andere instantie. De voorzieningenrechter verwacht dat het opleggen van een dwangsom op dit moment ook niet zal bijdragen aan het onderling vertrouwen. De voorzieningenrechter zal de vordering om een dwangsom daarom afwijzen.
kinderbijdrage
3.7.
De vrouw heeft in reconventie gevorderd een door de man aan haar te betalen kinderbijdrage vast te stellen van € 250 per maand, althans een bijdrage die aan de wettelijke maatstaven voldoet, met ingang van 1 oktober 2020, althans de datum van indiening van de eis in reconventie, althans de datum van dit vonnis, althans een datum door de voorzieningenrechter in redelijkheid te bepalen.
3.8.
De man heeft hier verweer tegen gevoerd.
3.9.
Op de zitting hebben partijen afgesproken dat de man een kinderbijdrage van € 50 per maand aan de vrouw zal voldoen. De voorzieningenrechter zal dienovereenkomstig beslissen en de datum van dit vonnis als ingangsdatum bepalen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
4.1.
bepaalt de voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen aldus dat met ingang van heden: de man [de minderjarige] de ene week van woensdag 17.00 uur tot vrijdag 17.00 uur en de andere week van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur bij zich heeft, waarbij de man [de minderjarige] haalt en brengt;
in reconventie
4.2.
bepaalt dat de man voorlopig aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] telkens bij vooruitbetaling dient te voldoen € 50 per maand, met ingang van heden;
in conventie en in reconventie
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.L. Grosheide en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Leertouwer op 10 maart 2023.
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat. Omdat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.