ECLI:NL:RBNHO:2023:268

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
15.034747.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van opzettelijke ontploffing met brandbare stoffen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk veroorzaken van een ontploffing. De tenlastelegging betrof het in vereniging met anderen aansteken van vuurwerk en het in aanraking brengen van jerrycans gevuld met benzine, wat gemeen gevaar voor de omgeving met zich meebracht. De verdachte was aanwezig bij de handelingen, maar er was onvoldoende bewijs dat hij zelf enige actieve rol had gespeeld in het veroorzaken van de ontploffing. De officier van justitie en de verdediging hebben beiden gepleit voor vrijspraak. De rechtbank heeft geoordeeld dat er niet wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde feiten, waardoor de verdachte werd vrijgesproken. Tevens zijn de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte niet schuldig was bevonden. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.034747.21 (P)
Uitspraakdatum: 17 januari 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 januari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.A. Huibers en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. van Galen, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 december 2020 te Wognum, gemeente Medemblik, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door, in of nabij een fietstunnel, gelegen aan de Nieuweweg, aangestoken/brandend vuurwerk en/of een hoeveelheid kruit in aanraking te brengen met vijf, althans meerdere, jerrycans en/of flessen, gevuld met benzine, althans met een licht ontvlambare brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar voor die fietstunnel en/of omliggende gebouwen, waaronder een ambulancepost, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar voor toevallige passanten en/of zijn mededader(s), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor toevallige passanten en/of zijn mededader(s), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
één of meer perso(o)n(en) op of omstreeks 31 december 2020 te Wognum,
gemeente Medemblik, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht door,
in of nabij een fietstunnel, gelegen aan de Nieuweweg, aangestoken/brandend vuurwerk en/of een hoeveelheid kruit in aanraking te brengen met vijf, althans meerdere, jerrycans en/of flessen, gevuld met benzine, althans met een licht ontvlambare brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar voor die fietstunnel en/of omliggende gebouwen, waaronder een ambulancepost, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar voor toevallige passanten en/of zijn mededader(s), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor toevallige passanten en/of zijn mededader(s), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 31 december 2020 te Wognum, gemeente Medemblik, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door met een of meer mededader(s)
- met een auto naar een benzinestation te gaan, en/of
- vijf, althans meerdere, jerrycans en/of flessen uit de kofferbak van een auto te
halen en/of te vullen met benzine, althans met een licht ontvlambare brandbare
stof en/of weer in die kofferbak te plaatsen, en/of
- voor voornoemde benzine, althans licht ontvlambare brandbare stof, te betalen,
en/of
- voornoemde jerrycans en/of flessen (met inhoud) en zijn mededader(s) met een
auto naar genoemde fietstunnel te brengen, en/of
- voornoemde jerrycans en/of flessen (met inhoud) in genoemde fietstunnel te plaatsen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
3.3.
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte, na op een feestje bij medeverdachte [medeverdachte 1] te zijn geweest, in een auto met [medeverdachte 1] en de andere medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar een tankstation is gereden. Daar zijn jerrycans volgetankt met benzine, waarna de verdachte met de drie genoemde medeverdachten naar een fietstunnel in Wognum zijn gereden. Daar zijn de jerrycans met benzine in de fietstunnel geplaatst en met behulp van vuurwerk tot ontploffing gebracht.
Niet gebleken is, dat de verdachte in verband met deze handelingen zelf enige handeling heeft verricht. Er is enkel vast komen te staan dat hij op alle relevante momenten aanwezig is geweest bij die handelingen: eerst op het feest, later in de auto, daarna bij het tankstation en vervolgens in de nabijheid van de fietstunnel. Hoewel het de verdachte kan worden verweten dat hij, naar eigen zeggen al bij [medeverdachte 1] thuis, op de hoogte van het plan om in de fietstunnel een explosie te veroorzaken met benzine en vuurwerk, niet heeft ingegrepen en bij de groep is gebleven, is dat strafrechtelijk gezien van onvoldoende gewicht om tot een veroordeling te komen. Er is daarom ten aanzien van de verdachte onvoldoende bewijs om tot bewezenverklaring te komen van hetgeen hem is tenlastegelegd, te weten medeplegen van dan wel medeplichtigheid bij het teweeg brengen van een ontploffing. Dat moet ertoe leiden dat de verdachte volledig wordt vrijgesproken.

4.Vordering benadeelde partijen

De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben een vordering tot schadevergoeding van respectievelijk € 565,72 en € 55.524,94 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zouden hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, de benadeelde partijen niet in hun vorderingen, die betrekking hebben op dat ten laste gelegde feit, kunnen worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partijen niet ontvankelijk zijn in de vordering.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C.J. Lommen, voorzitter,
mr. M.E. Allegro en mr. M.A.H. van der Woude, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Klippel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 januari 2023.
Mr. M.C.J. Lommen, mr. M.A.H. van der Woude en mr. A. Klippel zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.