ECLI:NL:RBNHO:2023:2746

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
10079940
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in luchtvaartzaak met betrekking tot compensatie bij vertraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen de rechtspersoon Emirates, gevestigd in Dubai, en Airhelp GmbH, gevestigd in Berlijn. De zaak betreft een geschil over compensatie voor een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Nairobi via Dubai op 26 december 2021. De passagier was oorspronkelijk geboekt op vlucht EK148 en EK721, maar werd omgeboekt naar vlucht EK719, waardoor hij met een vertraging van acht uur op de eindbestemming aankwam.

Airhelp, die de vorderingen van de passagier heeft overgenomen, had de vervoerder gedagvaard en was in eerste instantie succesvol, maar de vervoerder kwam in verzet tegen het verstekvonnis van 25 mei 2022. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een inreisverbod van de Verenigde Arabische Emiraten voor vluchten vanuit Kenia, als gevolg van COVID-19.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door deze buitengewone omstandigheden en dat hij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken. Het verzet van de vervoerder werd gegrond verklaard, het verstekvonnis werd vernietigd en de oorspronkelijke vordering van Airhelp werd afgewezen. Airhelp werd veroordeeld in de proceskosten.

Deze uitspraak benadrukt de toepassing van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004 inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers, en de rol van buitengewone omstandigheden in het kader van vertragingen en annuleringen van vluchten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10079940 \ CV EXPL 22-5226
Uitspraakdatum: 1 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Emirates
gevestigd te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten)
eiser in het verzet
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Airhelp GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
gedaagde in het verzet
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: Lof Legal Services

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft de vervoerder gedagvaard om te verschijnen ten overstaan van de kantonrechter op de zitting van 11 mei 2022. De vervoerder is niet verschenen, waarna de vervoerder bij verstekvonnis van 25 mei 2022 is veroordeeld. Bij dagvaarding van 27 juli 2022 is de vervoerder in verzet gekomen tegen dat verstekvonnis.
1.2.
Vervolgens heeft de vervoerder een akte overgelegd, houdende overlegging producties. Airhelp heeft schriftelijk op de verzetdagvaarding en de akte gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hem diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Dubai (Verenigde Arabische Emiraten) naar Jomo Kenyatta International Airport Nairobi (Kenia) met de vluchtcombinatie EK148 en EK721 op 26 december 2021.
2.2.
De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht (EK719) waarmee hij 8 uur later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft zijn (vermeende) vorderingsrecht aan Airhelp overgedragen.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder is door de kantonrechter bij verstek veroordeeld tot betaling van het gevorderde.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert bij inleidende dagvaarding dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vluchtdatum tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging op de eindbestemming gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder vordert, in de verzetdagvaarding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verstekvonnis van 25 mei 2022 te vernietigen en Airhelp te veroordelen om al hetgeen de vervoerder ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft voldaan aan de vervoerder terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag der algehele voldoening, Airhelp niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen althans deze vorderingen af te wijzen en Airhelp te veroordelen in de kosten van de verzetprocedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder legt aan de vordering ten grondslag dat Airhelp niet heeft voldaan aan de stelplicht. Subsidiair voert de vervoerder aan dat de annulering van de vlucht (en daarmee de vertraging op de eindbestemming) het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de annulering, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Ten aanzien van het verweer van de vervoerder dat Airhelp niet heeft voldaan aan de stelplicht, wordt opgemerkt dat Airhelp in de conclusie van antwoord in oppositie de hierboven onder 2.2. vermelde feiten heeft gesteld. Hiermee is het gebrek in de stelplicht van Airhelp hersteld. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder hierdoor niet in zijn procesbelang is geschaad, nu de vervoerder de gelegenheid had hierop bij conclusie van repliek in oppositie te reageren en hij ook al in de verzetdagvaarding inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vordering.
4.3.
Partijen twisten ten eerste over de vraag of er in het onderhavige geval sprake was van een vertraging of een annulering. De kantonrechter is van oordeel dat, hoewel de vlucht in eerste instantie was geannuleerd, het voldoende aannemelijk is geworden dat de vlucht met een vertraging van elf uur is uitgevoerd. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee hij acht uur later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
4.4.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.5.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de autoriteiten van de Verenigde Arabische Emiraten per 20 december 2021 hebben besloten dat het, in verband met de opmars van het coronavirus, niet langer was toegestaan om personen vanuit Kenia naar de Verenigde Arabische Emiraten te vervoeren. Intercontinentale passagiersvluchten kunnen doorgaans niet met één bemanning worden uitgevoerd. Om die reden staat er normaal gesproken een vervangende bemanning klaar om het vliegtuig over te nemen en terug te vliegen. Het verbod om personen van Kenia naar de Verenigde Arabische Emiraten te vervoeren gold voor alle personen die in Kenia verbleven, dus ook voor bemanningsleden. De vervoerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg van deze overheidsrestricties al zijn retourvluchten (zowel van de Verenigde Arabische Emiraten naar Kenia als terug) heeft moeten annuleren, waaronder de vlucht in kwestie.
4.6.
Om de passagiers die ondanks de omstandigheden toch nog wilde reizen te kunnen vervoeren heeft de vervoerder zijn vluchtschema aangepast zodat het mogelijk werd om met bemanningsleden aan boord een volledige rotatie uit te voeren (dus zonder dat de bemanning van boord stapte). Ook het schema van de vlucht in kwestie is na aanzienlijke aanpassing opnieuw vastgesteld.
4.7.
De Europese commissie heeft in haar richtsnoeren betreffende de EU-verordeningen inzake passagiersrechten in de context van de ontwikkeling van COVID-19 op 18 maart 2020 aangegeven dat de maatregelen die overheden nemen om de COVID-19 pandemie in te perken naar haar aard en oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteiten van luchtvaartmaatschappijen en dat daarmee de onderhavige crisis valt aan te merken als een buitengewone omstandigheid. Nu de COVID-19 crisis en de daarop getroffen veiligheidsmaatregelen van buiten komende oorzaken zijn waarop de vervoerder naar de aard en oorsprong ervan geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen, is de kantonrechter van oordeel dat de vertraging van de onderhavige vlucht is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid.
4.8.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagier op de eindbestemming te beperken. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij de passagier niet heeft teruggeboekt op vlucht EK721 met nieuw vertrek 13:20 uur lokale tijd maar de passagier een gunstiger alternatief heeft geboden, te weten de aangepaste vlucht EK719 van 26 december 2021 met nieuw vertrek 09:35 uur lokale tijd. De passagier is daardoor met een vertraging van acht uur aangekomen in plaats van met een vertraging van elf uur. Airhelp heeft het voorgaande niet betwist.
4.9.
Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer of anders had kunnen nemen. Airhelp heeft in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging op de eindbestemming als gevolg van de annulering te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht.
4.10.
De conclusie is dat het verzet van de vervoerder gegrond is. Het verstekvonnis kan dan ook niet in stand blijven. De oorspronkelijke vordering zal alsnog worden afgewezen.
4.11.
Airhelp zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van zowel de verstek- als de verzetprocedure, met dien verstande dat de (betekenings)kosten van de verzetdagvaarding door de vervoerder zelf gedragen moeten worden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart het verzet gegrond en vernietigt het verstekvonnis van 25 mei 2022 met zaaknummer 984777 / CV EXPL 22-2595.
5.2.
wijst de oorspronkelijke vordering van de passagiers alsnog af;
5.3.
veroordeelt de passagiers tot restitutie van hetgeen door de vervoerder is voldaan naar aanleiding van het verstekvonnis inclusief de daarbij toegewezen proceskostenveroordeling;
5.4.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 264,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.5.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter