ECLI:NL:RBNHO:2023:2760

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
8395607
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht op 9 januari 2018. De passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, hebben een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Newark via Frankfurt naar Amsterdam. Door een vertraging van de eerste vlucht hebben zij hun aansluitende vlucht gemist, wat resulteerde in een aankomstvertraging van 3 uur en 7 minuten. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertragingen. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals winterse weersomstandigheden en problemen met luchthavenfaciliteiten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelt dat de problemen met de luchthavenfaciliteiten te summier zijn omschreven en dat de vervoerder niet tijdig alle relevante feiten heeft aangevoerd. De kantonrechter concludeert dat de vertraging van 20 minuten door de de-icing procedure als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt, maar dat de overige vertragingen niet voldoende zijn onderbouwd. De vordering tot betaling van de hoofdsom wordt toegewezen, evenals de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, die ongelijk krijgt in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8394607 \ CV EXPL 20-2623
Uitspraakdatum: 15 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[passagier sub 1] ,pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarig kind
[minderjarige] ,
[passagier sub 2] ,allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm & mr. L.E. Schalk

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 24 december 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren Newark Liberty Airport via Frankfurt International Airport (Duitsland) naar Amsterdam Schiphol Airport met vluchtcombinatie LH403 en LH988 op 9 januari 2018.
2.2.
De vlucht van Newark naar Frankfurt met vluchtnummer LH403 (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht naar Amsterdam gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee zij 3 uur en 7 minuten later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
Passagier sub 1 is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens haar minderjarige kind te voeren.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 900,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 januari 2018, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 163,35 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 25 mei 2018 dan wel vanaf de datum van de betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 300,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.4.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat er op 9 januari 2018 sprake was van winterse weersomstandigheden te New York. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vervoerder het weerrapport van “Wunderground” overgelegd (productie 5 bij antwoord). De oorzaak van de vertraging was volgens de vervoerder echter niet het slechte weer als zodanig, maar problemen met de luchthavenfaciliteiten (60 minuten), een gebrek aan laadpersoneel (40 minuten) en (het wachten op) de de-icingprocedure (20 minuten). De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan de stelling van de passagiers dat de weeromstandigheden niet dusdanig waren dat er niet langer gevlogen kon worden.
4.5.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de weersomstandigheden tot problemen bij de luchthavenfaciliteiten hebben geleid (vertragingscode 87X). De vervoerder heeft eerst bij dupliek toegelicht dat vertragingscode 87X te maken heeft met een verbouwing van één van de terminals op de luchthaven Newark. Door de slechte weersomstandigheden te New York konden bepaalde wegen en routes voor het bouwverkeer niet gebruikt worden. Bouwvoertuigen moesten via een andere route hun bouwwerkzaamheden verrichten. Door deze
workaroundwaren luchthavenfaciliteiten die normaal gesproken toegankelijk zijn voor de vervoerder, op de dag van de vlucht niet beschikbaar. De vervoerder heeft niet toegelicht waarom hij dit standpunt eerst in dupliek heeft ingenomen en gesteld noch gebleken is dat hij dit niet al bij conclusie van antwoord naar voren had kunnen brengen. Het ligt op de weg van de vervoerder om alle relevante feiten en omstandigheden volledig en naar waarheid aan te voeren. ‘Problemen met de luchthavenfaciliteiten’ is een breed begrip waar verschillende vertragingsoorzaken onder vallen. De omschrijving in de conclusie van antwoord is te summier om te kunnen vaststellen dat het een buitengewone omstandigheid betreft. Door pas in dupliek een nadere toelichting te geven op de aard van de problemen met de luchthavenfaciliteiten, heeft de vervoerder de passagiers de kans ontnomen om hierop te reageren. Het enkele feit dat de passagiers reeds bij conclusie van repliek het vermoeden hebben uitgesproken dat de vertraging verband houdt met de verbouwing van Newark airport maakt dit niet anders. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder in strijd heeft gehandeld met de in artikel 128 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) neergelegde vereiste concentratie van verweer, zodat dit verweer tardief is en het beroep op buitengewone omstandigheden op dit punt faalt.
4.6.
Ten aanzien van de vertraging als gevolg van het gebrek aan laadpersoneel heeft de vervoerder geen beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. De vervoerder heeft eerst bij dupliek aangevoerd dat er sprake was van samenloop van vertragingsoorzaken waarbij (het wachten op) de de-icingprocedure de doorslaggevende factor heeft gevormd. Ook indien het toestel tijdig klaar zou hebben gestaan voor vertrek, diende de vervoerder te wachten op zijn beurt om ijsvrij te worden gemaakt. De vervoerder heeft niet toegelicht waarom hij dit standpunt eerst in dupliek heeft ingenomen en gesteld noch gebleken is dat hij dit niet al bij conclusie van antwoord had kunnen doen, zodat dit verweer eveneens tardief is. De kantonrechter zal dan ook aan het beroep op samenloop voorbij gaan.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat zowel het wachten op de de-icing procedure als de uitvoering van de de-icing procedure kunnen worden aangemerkt als buitengewone omstandigheid, mits voldoende onderbouwd. Vanwege het koude weer op 9 januari 2018 dienden meerdere toestellen ijsvrij te worden gemaakt. De vervoerder heeft voldoende onderbouwd dat hij afhankelijk is van het luchtverkeersbeheer en de faciliteiten van de luchthaven. Gelet op deze en alle overige omstandigheden van het onderhavige geval is de kantonrechter dan ook van oordeel dat de vertraging van 20 minuten wegens de de-icing is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid. De omstandigheid dat winterweer in januari niet als een verrassing voor de vervoerder kan komen maakt dit niet anders.
4.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vertrekvertraging van 120 minuten voor de duur van 20 minuten te wijten is aan buitengewone omstandigheden. Tijdens de vlucht is een deel van de vertraging ingelopen, zodat de vlucht met 98 minuten vertraging is aangekomen op de luchthaven van Frankfurt. In deze stand van zaken wordt de aankomstvertraging voor de duur van 20 minuten aangemerkt als het gevolg van buitengewone omstandigheden. Niet in geschil is dat tussen de vlucht in kwestie en vlucht LH988 een overstaptijd van 85 minuten was ingeruimd. Zonder de buitengewone omstandigheden zouden de passagiers 6 minuten (85 - 79) hebben gehad om hun aansluitende vlucht naar Amsterdam te halen. Dit is gelet op de minimale overstaptijd van 40 minuten onvoldoende.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vervoerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vertraging op de eindbestemming is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal, gelet op de duur van de vertraging op de eindbestemming, worden toegewezen.
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.11.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het subsidiair gevorderde bedrag (inclusief btw) niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.12.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.063,35, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 900,00 vanaf 9 januari 2018 en over € 163,35 vanaf 24 december 2019 tot aan de dag de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 264,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter