ECLI:NL:RBNHO:2023:2788

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
C/15/335466 / FA RK 23-54
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een tijdelijk huisverbod wegens onzorgvuldige voorbereiding en gebrek aan motivering

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Schagen, waarbij aan eiseres een tijdelijk huisverbod en contactverbod met haar echtgenoot en drie minderjarige kinderen was opgelegd. Het huisverbod was opgelegd op 30 december 2022, naar aanleiding van zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming over de veiligheid en het welzijn van de kinderen. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat haar aanwezigheid in de woning geen ernstig en onmiddellijk gevaar voor de kinderen of haar echtgenoot vormde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit niet voldeed aan de vereisten van een zorgvuldige voorbereiding en dat het een draagkrachtige motivering ontbeert. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan naar de actuele situatie en dat eiseres niet op een zorgvuldige manier was gehoord over het voorgenomen besluit. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Tevens heeft de rechtbank de behandeling van het verzoek tot schadevergoeding en proceskostenveroordeling aangehouden, zodat partijen de gelegenheid krijgen om deze kwesties in der minne te regelen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in bestuursbesluiten, vooral wanneer deze ingrijpende gevolgen hebben voor de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Haarlem
Wet tijdelijk huisverbod
zaak-/rekestnummer: C/15/335466 / FA RK 23-54 (beroep)
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2023
in de zaak van
[eiseres], eiseres,
wonende te [plaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] ,
gemachtigde mr. M. el Ahmadi, advocaat te Utrecht,
tegen
de burgemeester van de gemeente Schagen, verweerder,
zetelende te Schagen,
in welke zaak belanghebbende is:
[echtgenoot van eiseres], echtgenoot van eiseres,
wonende te [plaats] ,
gemachtigde mr. S. Kuijs, advocaat te Heiloo.

1.De procedure

1.1
Bij besluit van 30 december 2022 heeft verweerder aan eiseres een huisverbod en een contactverbod met echtgenoot van eiseres en hun drie minderjarige kinderen als bedoeld in de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: de Wth) opgelegd voor de periode van 30 december 2022 te 11:15 uur tot 9 januari 2023 te 11:15 uur.
1.2
Tegen het besluit van 30 december 2022 (hierna: het bestreden besluit) heeft eiseres bij brief van 6 januari 2023 beroep ingesteld.
1.3
Verweerder heeft de griffie van deze rechtbank op 28 februari 2023 telefonisch bericht niet ter zitting te zullen verschijnen en geen stukken te zullen indienen.
1.4
Namens echtgenoot van eiseres is op 28 februari 2023 een verweerschrift, met bijlagen, ingediend.
1.5
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 maart 2023. Hierbij is verschenen en gehoord eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde.
Aan eiseres is ter zitting bijstand verleend door een tolk in het Arabisch (Syrisch-Libanees).
Verweerder en echtgenoot van eiseres zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
1.6
De minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld voorafgaand aan de zitting in raadkamer te worden gehoord, waarvan zij geen gebruik hebben gemaakt.

2.De beoordeling

2.1
Op grond van artikel 2 van de Wth kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat.
2.2
Verweerder heeft als belangrijkste signalen voor het opleggen van een preventief huisverbod het volgende aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd.
“De Raad voor de Kinderbescherming maakt zich ernstige zorgen over de veiligheid en het welzijn van drie minderjarige kinderen van eiseres en haar echtgenoot. De kinderen worden blootgesteld aan ernstige onveiligheid in hun thuissituatie. In de afgelopen weken/dagen hebben zich vele incidenten voorgedaan waarvoor de politie steeds ter plaatse moet komen. Ook zijn er in het bijzin van de kinderen hoogoplopende ruzies, worden er spullen in en om de woning vernield en heeft eiseres haar echtgenoot en de kinderen buiten de woning gesloten. Dit zorgt niet alleen voor een onveilige situatie van de echtgenoot en kinderen maar zorgt ook voor overlast en onveilige situaties op straat.
Op 14 december 2022 heeft de Raad voor de Kinderbescherming na een urgente zorgmelding van Veilig Thuis verzocht de kinderen voorlopig onder toezicht te stellen van De Jeugd- en Gezinsbeschermers. Tevens is er een uithuisplaatsing verzocht. Aanvankelijk voor verblijf van de kinderen in een pleegzorg/24-uurs voorziening, en later diezelfde avond voor verblijf met/bij de echtgenoot. De maatregelen zijn uitgesproken zoals verzocht.
Op dit moment kunnen de echtgenoot en kinderen niet naar huis omdat eiseres weigert te vertrekken. Op het moment dat echtgenoot met kinderen wel naar huis komt en eiseres blijft in de woning zullen de kinderen op grond van de gerechtelijke uitspraak uit huis worden geplaatst. Dit is onnodig en een onwenselijke situatie, de kinderen zijn pas korte tijd in Nederland en hebben waarschijnlijk al veel meegemaakt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft alles in werking gesteld om de eventuele uithuisplaatsing te voorkomen maar mevrouw werkt hier niet aan mee.”
2.3
Verweerder heeft daarbij overwogen dat de belangen van de kinderen in deze zaken een grotere rol spelen dan het belang van eiseres. Op het moment dat eiseres in dezelfde woning verblijft als haar kinderen worden de kinderen via de gerechtelijke uitspraak uit huis geplaatst. Dit is een onevenredige belasting en traumatische ervaring voor de kinderen, aldus verweerder. Eiseres kan terecht bij de daklozen opvang in Den Helder. Het is eiseres niet toegestaan om de echtgenoot en kinderen te benaderen en naar de woning toe te gaan om hen daar te bezoeken.
2.4
Eiseres heeft aangevoerd dat haar aanwezigheid in de woning ten tijde van het bestreden besluit geen ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van de kinderen of echtgenoot in de zin van artikel 2 van de Wth vormde. Door verweerder is immers niet vastgesteld dat ruzies tussen eiseres en echtgenoot en de vernielingen, zoals genoemd in het bestreden besluit, aan eiseres zijn toe te rekenen. Eiseres was in de middag van 30 december 2022 erg van streek toen ze van de rechter te horen kreeg dat de kinderen die eerder bij haar woonden bij de echtgenoot geplaatst zouden worden. Eiseres kon het moeilijk verwerken dat ze op straat zou komen te staat en haar drie kinderen niet meer mocht zien, terwijl de echtgenoot (voor wie zij in 2022 met de kinderen vanuit Saoedi-Arabië naar Nederland was geëmigreerd) de kinderen kreeg en in het huis mocht blijven. Eiseres heeft in alle wanhoop zich in het huis opgehouden en de deur op slot gedraaid. Het is niet onverklaarbaar dat het gevoel van onmacht eiseres tijdelijk bekroop in deze situatie en het zegt niet dat ze mentaal ongezond is of een ernstig gevaar vormt voor haar kinderen.
Voorts kan verweerder niet vaststellen door wiens schuld de kinderen uit huis geplaatst zijn en het is niet aan verweerder om daarover te oordelen.
2.5
Eiseres heeft ook aangevoerd dat het huis- en contactverbod disproportioneel en veel te streng is. De situatie op 30 december 2022 kan de oplegging daarvan niet rechtvaardigen. Eiseres verblijft nog maar zeer korte tijd in Nederland en heeft door het huisverbod direct geen toegang meer tot haar enige houvast hier, namelijk de woning waar ook haar gehele huisraad zich bevindt.
2.6
De echtgenoot van eiseres heeft zich bij verweerschrift van 28 februari 2023 op het standpunt gesteld dat het beroep van eiseres ongegrond dient te worden verklaard. Hij heeft te kennen gegeven dat hij het oneens is met wat vermeld staat in het beroepschrift. Er bestond wat hem betreft een dringende behoefte aan het creëren van een afkoelingsperiode en om escalatie te voorkomen. Er zijn immers drie minderjarige kinderen in het gezin. Nadat de kinderrechter de kinderen op 29 december 2022 middels een spoedmachtiging bij hem uit huis heeft geplaatst, was er nog geen voorlopige voorziening in het kader van echtscheiding opgestart omdat echtgenoot van eiseres nog geen advocaat had. Onder die omstandigheden heeft verweerder in de visie van echtgenoot van eiseres in redelijkheid kunnen besluiten het huisverbod aan eiseres op te leggen.
2.7
Bij gebreke aan verweer of nadere toelichting door verweerder, concludeert de rechtbank uit de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht dat het bestreden besluit niet voldoet aan de vereisten van een zorgvuldige voorbereiding en dat het besluit een draagkrachtige motivering ontbeert.
2.8
Aan het bestreden besluit liggen, zoals in dat besluit is vermeld, feiten en omstandigheden ten grond die kennelijk van de Raad voor de Kinderbescherming afkomstig zijn. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze informatie het bestreden besluit niet dragen. Uit het bestreden besluit blijkt namelijk niet dat verweerder ter voorbereiding van het bestreden besluit onderzoek heeft gedaan naar de actuele situatie en naar de voor het voorgenomen besluit relevante aspecten zoals genoemd in (de bijlage bij) het Besluit tijdelijk huisverbod. Naar het oordeel van de rechtbank rustte op verweerder, gelet op het feit dat het hier gaat om een voor eiseres zeer ingrijpende maatregel, de plicht om een zorgvuldig onderzoek in te stellen teneinde tot een goed afgewogen oordeel te kunnen komen of oplegging van het huisverbod noodzakelijk was. Van een zodanig onderzoek is niet, althans onvoldoende gebleken.
2.9
Uit het bestreden besluit blijkt ook niet dat eiseres door verweerder – met bijstand van een tolk – is gehoord over het voorgenomen besluit. Door eiseres is onweersproken gesteld dat zij op 30 december 2022 door de politie is gemaand de woning binnen tien minuten te verlaten en de sleutels achter te laten, zonder dat er eerder met haar over is gesproken. De rechtbank stelt daarom bij gebreke aan enig verweer vast dat de hoorplicht door verweerder is geschonden.
2.1
Artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat het bestreden besluit, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, in stand kan worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
2.11
Gelet op de inhoud van de overgelegde stukken en wat ter zitting naar voren is gebracht, acht de rechtbank aannemelijk geworden dat eiseres door de onzorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit is benadeeld. Gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval had verweerder naar het oordeel van de rechtbank, zonder toereikende motivering, niet in redelijkheid tot het bestreden besluit mogen en kunnen komen. De rechtbank slaat daarbij acht op de kwetsbaarheid van eiseres, die de Nederlandse taal niet machtig is en niet over financiële middelen en een netwerk in Nederland beschikt, en het feit dat de kinderen al vanaf 14 december 2022 uit huis geplaatst waren (bij de echtgenoot). Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet mede kan strekken ter overbrugging van de periode tot aan de behandeling van een eventuele voorlopige voorziening in het kader van de echtscheiding en/of ter tenuitvoerlegging van een machtiging tot uithuisplaatsing.
2.12
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding het beroep gegrond te verklaren en het bestreden besluit geheel te vernietigen.
2.13
Eiseres heeft ter zitting van 1 maart 2023 (primair) verzocht verweerder te veroordelen om de door haar geleden schade te vergoeden ten bedrage van € 2.000,-. Eiseres stelt dat zij schade heeft geleden doordat haar dakloosheid en geldnood, door toedoen van verweerder, nodeloos lang heeft geduurd. Eiseres heeft aangevoerd dat zij als gevolg van het huisverbod en het uitblijven van de enige hulpverlening tot op heden in de nachtopvang verblijft en pas sinds drie of vier dagen € 100,- per maand als een deel van de (gezins)uitkering ontvangt.
2.14
De rechtbank merkt het verzoek aan als een verzoek om schadevergoeding in de zin van artikel 8:88 van de Awb. Om verweerder te kunnen veroordelen tot vergoeding van schade die eiseres lijdt of zal lijden, moet in de eerste plaats sprake zijn van een onrechtmatig overheidsbesluit. De onrechtmatigheid van het bestreden besluit staat vast omdat de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond zal verklaren en dit besluit zal vernietigen. Aan dit vereiste is dus voldaan.
2.15
Gelet op de afwezigheid van verweerder ter zitting van 1 maart 2023 ziet de rechtbank aanleiding om de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding aan te houden, teneinde eiseres en verweerder in de gelegenheid te stellen deze kwestie in der minne te regelen, dan wel hun (onderbouwde) standpunten aan de rechtbank kenbaar te maken en de rechtbank te berichten over de gewenste voortgang van dit onderdeel van de procedure.
2.16
Nu het beroep van eiseres gegrond zal worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd, komt het verzoek van eiseres in aanmerking om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, van de Awb in de kosten te veroordelen die eiseres in dit kader heeft gemaakt en de gemeente Schagen aan te wijzen als rechtspersoon die de kosten moet vergoeden. Nu de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding zal
worden aangehouden, ziet de rechtbank echter aanleiding om ook de beslissing op het verzoek tot een proceskostenveroordeling aan te houden.
2.17
Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1
verklaart het beroep gegrond;
3.2
vernietigt het bestreden besluit;
3.3
houdt de behandeling van de verzoeken tot schadevergoeding en tot een proceskostenveroordeling aan en bepaalt de voortzetting daarvan ter zitting van 3 mei 2023 pro forma;
3.4
verzoekt (gemachtigde van) eiseres en verweerder de rechtbank uiterlijk op
26 april 2023schriftelijk te berichten over hun respectievelijke nadere standpunten met betrekking tot het verzoek tot schadevergoeding en de gewenste voortgang van de procedure.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.A. Onderwater, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Hausenblasová, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.