ECLI:NL:RBNHO:2023:2848

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
9985853 \ CV FORM 22-4011
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake vordering van passagiers tegen luchtvaartmaatschappij wegens annulering van vluchten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, hebben verschillende passagiers vorderingen ingediend tegen de luchtvaartmaatschappij Societe Air France wegens annulering van hun vluchten. De passagiers, vertegenwoordigd door Aviclaim B.V., hebben op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004 compensatie en terugbetaling van hun ticketprijzen geëist. De vorderingen zijn ingediend in het kader van een tussenbeschikking, waarbij de kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.

De passagiers hebben verschillende vervoersovereenkomsten gesloten voor vluchten van en naar diverse bestemmingen, waaronder Cuba, Canada en Costa Rica. De kantonrechter heeft geconstateerd dat de passagiers onvoldoende duidelijkheid hebben gegeven over de hoogte van hun vorderingen en hoe deze zijn opgebouwd. De vervoerder heeft betwist dat de passagiers recht hebben op de gevorderde bedragen en heeft aangevoerd dat de passagiers niet hebben onderbouwd dat de annuleringen door de vervoerder zijn veroorzaakt.

De kantonrechter heeft besloten dat zowel de passagiers als de vervoerder de gelegenheid moeten krijgen om te reageren op elkaars standpunten voordat er een definitieve beslissing wordt genomen. De passagiers zijn in de gelegenheid gesteld om voor 5 april 2023 te reageren op het verweer van de vervoerder. De verdere beslissing is aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgerond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9985853 \ CV FORM 22-4011
Uitspraakdatum: 8 maart 2023
Tussenbeschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2.
[passagier sub 2],
3.
[passagier sub 3]
allen wonende te [woonplaats]
4.
[passagier sub 4]
5.
[passagier sub 5]
beiden wonende te [woonplaats]
6.
[passagier sub 6]
7.
[passagier sub 7]
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: Aviclaim B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Societe Air France,
gevestigd te Parijs (Frankrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 7 juli 2022;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 23 september 2022.

2.De feiten

2.1.
Passagiers sub 1 tot en met sub 3 hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan zij op 22 juli 2020 zouden worden vervoerd van Havana Airport (Cuba) naar Amsterdam-Schiphol Airport.
2.2.
Passagiers sub 4 en sub 5 hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan zij (en hun kinderen) op 12 juli 2020 zouden worden vervoerd van Amsterdam-Schiphol Airport naar Winnipeg Airport (Canada).
2.3.
Passagiers sub 6 en sub 7 hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan zij op 14 december 2020 zouden worden vervoerd van Amsterdam-Schiphol Airport naar Costa Rica Airport (Costa Rica).
2.4.
De passagiers hebben hun rechtsbijstandsverzekeraar stichting Achmea gemachtigd om namens hen op te treden. Stichting Achmea heeft op haar beurt Aviclaim gemachtigd.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van € 3.398,00 in hoofdsom, € 464,80 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder, op grond van de Verordening, vanwege de annulering van de vlucht gehouden is tot terugbetaling van de door de passagiers betaalde ticketprijs (binnen zeven dagen). Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft onder meer aangevoerd dat de passagiers onvoldoende hebben gesteld en onderbouwd hoe het verzoek is opgebouwd. Hoewel de passagiers boekingsbescheiden hebben overgelegd, worden deze bescheiden niet toegelicht en komen deze volgens de vervoerder bovendien niet overeen met de gevorderde restitutie.
4.3.
In casu gaat het om drie verschillende passagiersgroepen die verschillende vluchten hebben geboekt, waarvoor deels restitutie wordt gevorderd. Om welke vluchten het gaat hebben de passagiers toegelicht maar niet welk bedrag hiermee is gemoeid. Zelfs al had het op de weg van de kantonrechter gelegen om dit zelf uit te zoeken dan was de kantonrechter hier niet uitgekomen. Indien wordt gekeken naar de bijgevoegde de aanmaningen bedraagt de vordering van passagiers sub 1 tot en met sub 3 € 1.522,08. Van passagiers sub 4 en sub 5, volgens de aanmaning, € 1.587,92 en voor passagiers sub 6 en sub 7 een bedrag van € 1.081,98, tezamen komt dit uit op een bedrag ter hoogte van € 4.191,98. Dit bedrag is gelijk aan de som betaald voor vervoer, zoals volgt uit de boekingsbescheiden, gedeeld door twee, maar niet gelijk aan de hoogte van de vordering. Dit maakt echter niet dat de producties buiten beschouwing moeten worden gelaten dan wel dat de vordering voor directe afwijzing gereed ligt.
4.4.
Onderhavige procedure beoogt de grensoverschrijdende procesvoering in de EU te vereenvoudigen en te bespoedigen en de kosten er van te verminderen. Om dit te realiseren schrijft de verordening een relatief eenvoudige procedure voor, die grotendeels moet verlopen door middel van standaardformulieren. De procedure inzake EPGV-vorderingen bestaat uit één schriftelijke ronde. Het gerecht kan ook beslissen dat een mondelinge behandeling nodig is, of dat getuigen moeten worden gehoord of deskundigen worden geraadpleegd, maar dat is uitzondering, want het uitgangspunt is een snelle, eenvoudige en in beginsel schriftelijke procedure.
4.5.
Zoals uit 4.3. volgt is niet duidelijk wat de hoogte is van de vordering van de drie verschillende passagiersgroepen en is ook niet duidelijk hoe de vordering is berekend dan wel tot stand is gekomen. Daarbij heeft de vervoerder aangevoerd dat passagiers sub 1 tot en met sub 3 reeds dezelfde vordering hebben ingediend bij de rechtbank te Amsterdam tegen een andere luchtvaartmaatschappij. Het is verder aan de passagiers om te stellen en te onderbouwen dat de vlucht daadwerkelijk door de vervoerder is geannuleerd. De passagiers stellen dit wel maar hebben dit niet onderbouwd, waarop deze stelling niet zuiver door de vervoerder is betwist. De vervoerder voert immers aan dat niet uit te sluiten valt dat de passagiers de reis zelf hebben geannuleerd nu de grenzen van respectievelijk de Verenigde Staten, Canada en Costa Rica waren gesloten.
4.6.
Gelet op bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat, anders dan het algemene uitgangspunt van de EPGV zaken, in de onderhavige zaak zowel de passagiers als de vervoerder nog in de gelegenheid moeten worden gesteld om te reageren.
4.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
stelt de passagiers in de gelegenheid om voor 5 april 2023 te reageren op het verweer van de vervoerder;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open