ECLI:NL:RBNHO:2023:2850

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
9422364 \ CV FORM 21-5931
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagiers na vertraging door weersomstandigheden en orkaan Dorian

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door Yource B.V., een verzoek ingediend tegen de vervoerder Air France vanwege een vertraging van hun vlucht van Sint Maarten naar Amsterdam via Parijs op 31 augustus en 1 september 2019. De passagiers claimen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat zij meer dan drie uur vertraging hebben opgelopen en de aansluitende vlucht hebben gemist. De vervoerder heeft de claim afgewezen en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de orkaan Dorian en de daaruit voortvloeiende slechte weersomstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers ontvankelijk zijn in hun verzoek, ondanks dat de minderjarige kinderen aanvankelijk niet correct vertegenwoordigd waren. De rechter heeft vervolgens de omstandigheden van de vertraging beoordeeld. De vervoerder heeft aangetoond dat de vertraging te wijten was aan slechte weersomstandigheden en dat de gezagvoerder maatregelen heeft genomen om de veiligheid te waarborgen. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat de passagiers geen recht hebben op compensatie.

De vordering van de passagiers wordt afgewezen en zij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder. De beschikking is gegeven door kantonrechter S.N. Schipper en is uitvoerbaar bij voorraad. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9422364 \ CV FORM 21-5931
Uitspraakdatum: 22 maart 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden pro se en in hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van hun minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]
allen wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: Yource B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Air France
gevestigd te Parijs (Frankrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 31 augustus 2021;
  • akte aan de zijde van de passagiers, ingekomen ter griffie op 12 oktober 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 8 september 2022.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Juliana Airport, Sint Maarten via Charles De Gaulle Airport, Parijs naar Amsterdam Schiphol Airport op 31 augustus en 1 september 2019.
2.2.
De vlucht van Sint Maarten naar Parijs (hierna: de vlucht) heeft vertraging opgelopen waarna de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt en met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 435,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019;
- de proceskosten, nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 2.400,00. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter dient ambtshalve te onderzoeken of de passagiers in hun verzoek kunnen worden ontvangen. Vast staat dat passagiers [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op het moment van het indienen van het verzoek niet bekwaam waren om zelfstandig in rechte op te treden, nu uit de stukken blijkt dat zij minderjarig zijn. Passagiers sub 1 en 2 hebben blijkens het vorderingsformulier het verzoek aanvankelijk namens zichzelf ingediend en niet (ook) in de hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van passagiers [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De passagiers hebben nog een beschikking van de kantonrechter te Utrecht overgelegd, waarbij aan passagiers sub 1 en sub 2 een machtiging als bedoeld in artikel 1:349 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) in verbinding met artikel 1:253k BW is verstrekt. De kantonrechter is in de gegeven omstandigheden van oordeel dat het feit dat het verzoek aanvankelijk niet door passagiers sub 1 en sub 2 in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van passagiers [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is ingesteld, niet tot niet-ontvankelijkheid leidt. Het verzoek zal daarom als verbeterd worden gelezen, in die zin dat het is ingediend door passagier sub 1 pro se, passagier sub 2 pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van passagiers [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , hetgeen al in de kop van deze beschikking is verwerkt.
4.3.
Niet in geschil is dat sprake is van een vertraging van meer dan drie uur, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen, de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behalve wanneer hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – en dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht hebben geleid.
4.4.
In punt 14 en 15 van de Considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging veroorzaakt. Een beroep op buitengewone omstandigheden faalt als die omstandigheden door redelijke voorzorgsmaatregelen hadden kunnen worden voorkomen.
4.5.
De vervoerder voert aan dat de vlucht met vertraging is uitgevoerd als gevolg van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. Op 29 augustus 2019 trok orkaan Dorian in de omgeving voorbij. Hoewel de orkaan Sint Maarten niet heeft geraakt heeft deze wel zeer harde regenval veroorzaakt. Ook op 31 augustus 2019 was er sprake van buien, onweer en beperkt zicht. De zogenaamde dispatcher heeft de gezagvoerder gewezen op onweersbuien op de route vlak na take-off. Omwille van de vliegveiligheid hebben de gezagvoerder en het operationele centrum besloten dat de gezagvoerder de bui zou ontwijken. Hiervoor moest echter gebruik worden gemaakt van een andere baan die landwaarts is gericht. Op Sint Maarten zijn verschillende bergen gelegen. Om de obstakels te kunnen ontwijken zal steiler moeten worden geklommen. Dit was niet mogelijk met voldoende brandstof aan boord om van Sint Maarten naar Parijs te kunnen vliegen. Het toestel is dan te zwaar. Daar komt bij dat het erg warm was waardoor de luchtdichtheid afneemt en vliegtuigen minder snel kunnen klimmen, aldus de vervoerder. Om toch te kunnen vertrekken heeft de vervoerder besloten het toestel lichter te maken door minder brandstof te laden. Hierdoor was een extra tankstop noodzakelijk. De vervoerder heeft besloten om eerst naar Martinique (Point a Pitre) te vliegen, aldaar extra brandstof te laden om vervolgens naar Parijs te vliegen. Het toestel is vervolgens om 07:23 uur UTC, met een vertraging van drie uur en achttien minuten in Parijs gearriveerd. Als gevolg hiervan hebben de passagiers de aansluitende vlucht gemist.
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder met zijn overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende aangetoond dat sprake was van slechte weersomstandigheden en dat de gezagvoerder is gewezen op onweersbuien op de (vlieg)route. Voorts is summierlijk maar voldoende onderbouwd dat de gezagvoerder vervolgens (in overleg met het operationele centrum) heeft besloten om de bui te ontwijken. Eveneens is voldoende onderbouwd dat is besloten om minder brandstof te laden en een tussenstop te maken in Point a Pitre.
4.7.
Anders dan de passagiers is de kantonrechter van oordeel dat dit een buitengewone omstandigheid oplevert. De gezagvoerder is immers bevoegd die maatregelen te treffen die hij nodig acht om de vliegveiligheid te waarborgen of ter verzekering van de orde en discipline aan boord van het vliegtuig. Het besluit van de gezagvoerder om de bui te ontwijken, waardoor van een andere baan moest worden vertrokken en het toestel lichter moest worden gemaakt, moet dan ook terughoudend en marginaal worden getoetst. Het mag niet zo zijn dat luchtvaartmaatschappijen ertoe worden gebracht om voorrang te geven aan de handhaving en punctualiteit van hun vluchten boven de nagestreefde veiligheid van hun passagiers. Dat de vervoerder niet heeft aangetoond dat hij niet anders kon dan met een beperkt startgewicht te vertrekken doet dan ook niet ter zake. De kantonrechter ziet onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat de gezagvoerder niet in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen, noch dat de beslissing van de gezagvoerder is genomen door omstandigheden die in de invloed- en risicosfeer van de vervoerder lagen.
4.8.
De passagiers stellen nog dat de vervoerder ook de beslissing had kunnen maken om met minder vracht dan wel minder passagiers te vertrekken. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat dit niet van de vervoerder gevergd kan worden.
4.9.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen, dan wel te beperken. De vervoerder heeft hiertoe aangevoerd dat hij om de vlucht toch zo spoedig mogelijk uit te voeren heeft besloten om met een lichter toestel naar Point a Pitre te vliegen om aldaar de benodigde brandstof te laden, voordat naar Parijs kon worden gevlogen. Te Parijs zijn de passagiers zo spoedig mogelijk omgeboekt. De kantonrechter beantwoordt deze vraag dan ook bevestigend. De vordering van de passagiers wordt afgewezen.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 232,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 116,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt; te vermeerderen, indien betekening van deze beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van deze beschikking;
5.3.
verklaart deze beschikking, wat betreft voormelde veroordelingen, uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open