ECLI:NL:RBNHO:2023:2851

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
8587043 \ CV EXPL 20-5187
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht door luchtverkeersleiding vanwege weersomstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft. De passagier had een vordering ingesteld wegens de annulering van een vlucht van München naar Amsterdam op 5 april 2018. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De vervoerder, Lufthansa, betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk het intrekken van het slot door de luchtverkeersleiding vanwege slechte weersomstandigheden in Amsterdam.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de vlucht was geannuleerd zonder dat de vervoerder kon bewijzen dat er geen andere keuze was dan annuleren. De passagier had recht op compensatie van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente, en de kantonrechter wees ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toe. De vervoerder werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 298,40 aan de passagier, inclusief rente en kosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8587043 \ CV EXPL 20-5187
Uitspraakdatum: 8 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
buitenlandse vennootschap: Aktiengesellschaft (AG) (Bondsrepubliek Duitsland)
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 18 maart 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van München Franz Josef Strauss Airport, München (Duitsland) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 5 april 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 april 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 dan wel € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. De vervoerder voert aan dat de vlucht is geannuleerd omdat de luchtverkeersleiding het slot van de vlucht introk, in verband met de weersomstandigheden in Amsterdam en een slot van meer dan twee uur later toekende (143 minuten). Om 12:03 uur UTC (14:03 uur lokale tijd) was het vooruitzicht (dat geen zekerheid bood) dat de vlucht om 15:13 uur UTC (17:13 uur lokale tijd) uit München zou kunnen vertrekken, terwijl de schema vertrektijd 14:50 uur lokale tijd was. Hierop heeft de vervoerder besloten om de vlucht te annuleren. Immers was ook niet zeker dat de vlucht gebruik kon maken van dit slot. Het vasthouden van vliegtuig en bemanning betekende wel zeker dat later uit te voeren vluchten met enorme vertragingen zouden worden uitgevoerd. Het zou de dienstregeling onaanvaardbaar verstoren. Er was dan ook sprake van buitengewone omstandigheden die de vervoerder ondanks alle redelijke maatregelen niet kon voorkomen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de luchtverkeersleiding vanwege de weersomstandigheden te Amsterdam-Schiphol Airport meerdere malen een nieuw slot heeft opgelegd aan de vlucht. Het opleggen van een nieuw slot door de luchtverkeersleiding kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in de zin van overweging 15 van de considerans van de Verordening. Een nieuw slot opgelegd door luchtverkeersbeheer is niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij. De vervoerder dient immers altijd een door luchtverkeersbeheer afgegeven slot op te volgen.
5.5.
Vervolgens is het aan de luchtvaartmaatschappij om aan te tonen dat hij geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. Niet uitgesloten is dat de vlucht met een vertraging van twee uur en acht minuten dan wel twee uur en 23 minuten alsnog had kunnen vertrekken. De passagier stelt dat de vervoerder het besluit tot annulering voorbarig en onnodig heeft genomen. Het lag in de lijn der verwachting dat het slot zou worden verbeterd. Het slot was immers zeven minuten voor annulering van de vlucht juist verbeterd. Dit ook mede gelet op het aantal vluchten dat op 5 april 2018 te Schiphol zou landen. Van de 725 vluchten zijn slechts veertien vluchten met meer dan twee uur vertraging aangekomen. Daarnaast stonden er dertien vluchten gepland tussen München en Amsterdam. Alleen de onderhavige vlucht is geannuleerd. Hieruit kan dan ook eveneens worden afgeleid dat het zeer aannemelijk was dat het slot nog zou verbeteren, aldus de passagier.
5.6.
De vervoerder heeft de stelling van de passagier onvoldoende gemotiveerd weersproken. De vervoerder voert nog aan dat voor het geplande vertrek tot zeven keer toe een nieuwe redelijke dezelfde CTOT is afgegeven, zodat geen sprake kon zijn van een significante wijziging. Uit het overzicht dat de passagier heeft overgelegd volgt echter dat slechts een klein percentage van de vluchten met vertraging is uitgevoerd, zodat onvoldoende is gebleken dat geen uitzicht op verbetering bestond als gevolg van ‘heavy slot delay’s’. De vlucht is 47 minuten voor de geplande uitvoering geannuleerd. Niet uitgesloten is dat nog een eerder slot toegekend had kunnen worden en dat de vervoerder te snel tot annulering van de vlucht is overgegaan. De conclusie is dan ook dat niet is gebleken dat de annulering van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
5.7.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Het subsidiair gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het subsidiair gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief en subsidiair gevorderde, te weten € 48,40 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagier in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kon maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 298,40, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 250,00 vanaf 5 april 2018 en over € 48,40 vanaf 18 maart 2020 tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 83,00;
salaris gemachtigde € 160,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 40,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter