In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Ryanair DAC. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Malaga naar Amsterdam op 28 december 2020 en verzocht om schadevergoeding van € 1.529,40 wegens het verlies van zijn bagage. De passagier stelde dat de vervoerder aansprakelijk was op basis van de Verordening (EG) nr. 889/2002 en het Verdrag van Montreal, die de aansprakelijkheid van luchtvervoerders regelen. De vervoerder betwistte echter de aansprakelijkheid en stelde dat niet was gebleken dat de bagage was ingecheckt.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat een luchtvaartmaatschappij alleen aansprakelijk is voor schade door verlies van bagage als deze onder haar hoede was. De vervoerder voerde aan dat de passagier een vliegticket zonder ruimbagage had en dat er geen bewijs was dat de bagage was ingecheckt. De passagier had wel een Property Irregularity Report (P.I.R.) laten opstellen, maar dit was pas een dag na de landing gedaan en verwees naar een andere luchtvaartmaatschappij.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vordering van de passagier moest worden afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de bagage was ingecheckt. De passagier werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op € 199,00 werden begroot, plus nakosten van € 99,50, vermeerderd met wettelijke rente. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er staat geen hoger beroep open tegen deze uitspraak.