In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door Lof Legal Services, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O. wegens compensatie voor een vertraagde vlucht van Amsterdam via Istanbul naar Lahore op 30 en 31 december 2021. De passagier had haar vorderingsrecht overgedragen aan AirHelp, die een bedrag van € 600,00 vorderde op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden op de plaats van bestemming.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming is aangekomen, wat in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder met zich meebrengt. De vervoerder moest aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet konden worden voorkomen. De vervoerder overhandigde METAR en TAF gegevens, maar de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de vlucht niet kon landen vanwege de weersomstandigheden. Er waren andere vluchten die wel konden landen, wat erop wijst dat de beslissing om de vlucht te vertragen een operationele keuze was.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de vlucht op de eindbestemming zou aankomen. De proceskosten werden ook aan de vervoerder opgelegd, omdat deze ongelijk kreeg. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.