ECLI:NL:RBNHO:2023:2936

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
C/15/335269 / FA RK 22-6151
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de rechtmatigheid van een huisverbod in het kader van de Wet tijdelijk huisverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een huisverbod dat door de burgemeester van Purmerend was opgelegd aan de eiser. Het huisverbod was ingesteld op 29 december 2022 en gold voor een periode van tien dagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huisverbod was opgelegd vanwege een ernstig vermoeden van gevaar voor de veiligheid van de vrouw en de minderjarige, die in de woning verbleven. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat zijn belangen niet waren meegewogen en dat het huisverbod een inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer vormde, zorgvuldig afgewogen. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester terecht had besloten tot het opleggen van het huisverbod, gezien de meldingen van huiselijk geweld en de noodzaak om de veiligheid van de betrokkenen te waarborgen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Haarlem
Wet tijdelijk huisverbod
zaak-/rekestnummer: C/15/335269 / FA RK 22-6151 (beroep)
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2023
in de zaak van
[eiser], eiser,
wonende te [plaats] ,
thans verblijvende op een onbekend adres,
gemachtigde mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam,
tegen
de burgemeester van de gemeente Purmerend, verweerder,
zetelende te Purmerend,
in welke zaak belanghebbenden zijn:
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [plaats] ,
[de minderjarige],
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
wonende te [plaats] .

1.De procedure

1.1.
Bij besluit van 29 december 2022 heeft verweerder aan eiser een huisverbod als bedoeld in de Wth en een contactverbod opgelegd voor de periode van 29 december 2022 10:57 uur tot 8 januari 2023 10:57 uur.
1.2.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 29 december 2022 beroep ingesteld.
1.3.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2023. Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- verweerder, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger verweerder] .
Verweerder heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
De eiser en de vrouw zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
1.4.
De minderjarige [de minderjarige] is in de gelegenheid gesteld voorafgaand aan de zitting in raadkamer te worden gehoord. Van deze gelegenheid heeft zij geen gebruik gemaakt.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank toetst het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid. Daarnaast dient de rechtbank ambtshalve te beoordelen of het bestreden besluit zorgvuldig is voorbereid en deugdelijk is gemotiveerd.
2.2.
Op grond van artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth) kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat.
2.2
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de vrouw zich door de aanwezigheid van eiser niet langer veilig voelde in de woning. Tussen eiser en de vrouw hebben verschillende incidenten plaats gevonden waaronder huiselijk geweld en drugsgebruik. Eiser en de vrouw hebben geen vertrouwen meer in elkaar en willen niet verder met hun relatie. [de minderjarige] , de dochter van eiser en de vrouw, is met regelmaat getuige geweest van het geweld en de spanningen in de woning. Zij heeft aangegeven dat zij de rust in huis door het vertrek van eiser als prettig ervaart.
2.4
Volgens verweerder staat in deze kwestie de vraag centraal of de burgemeester terecht tot het opleggen van dit tijdelijk huisverbod is gekomen. Bij een tijdelijk huisverbod gaat het er volgens verweerder om dat er een afkoelingsperiode wordt gerealiseerd om escalatie te voorkomen. Bepalend voor het opleggen van het huisverbod waren de signalen als beschreven in de risicotaxatie (diverse registraties van conflicten, burenruzie, huiselijk geweld met letsel tot gevolg en cocaïnegebruik) en het op dat moment nog niet aanwezig zijn van een door alle betrokkenen geaccordeerd Veiligheidsplan, terwijl hulp noodzakelijk werd geacht en er tevens van de vrouw een acute hulpvraag lag.
De vrouw had opnieuw een melding van mishandeling gedaan en om erger te voorkomen is het huisverbod opgelegd. Daarmee werd het verbale en fysieke geweld doorbroken en kon eiser afkoelen. Naast de veiligheid van de vrouw is ook de veiligheid van [de minderjarige] meegewogen.
Het onomstotelijk vaststaan van fysieke mishandeling is niet een vereiste alvorens een huisverbod kan worden opgelegd, aldus verweerder, en evenmin doet het feit dat de strafzaak tegen eiser mogelijk wordt geseponeerd afbreuk aan het huisverbod. Al met al heeft de burgemeester volgens verweerder terecht het belang van de voortdurende veiligheid van de achterblijvers zwaarder laten wegen dan het belang van eiser.
2.3
Eiser heeft aangevoerd dat er sprake is van eenzijdige besluitvorming en dat zijn belangen in deze situatie niet zijn meegenomen. Eiser heeft namelijk ook de zorg voor [de minderjarige] en kan haar door het besluit tien dagen niet zien, ook met oud en nieuw niet. Bovendien mag de overheid eiser niet als schuldige behandelen totdat zijn schuld in rechte vaststaat. Eiser is in de zaak waar hij van verdacht wordt niet voorgeleid en heeft ook geen dagvaarding ontvangen. Het is nog maar de vraag of hij zal worden vervolgd. Het is al jaren bekend dat de relatie tussen eiser en de vrouw niet vlekkeloos verloopt. Om eiser daarom de toegang tot zijn woning te ontzeggen is echter een grove inbreuk op het recht van zijn persoonlijke levenssfeer en buitenproportioneel. Daarnaast heeft eiser een loodgietersbedrijf. De administratie doet hij vanuit de woning en het gereedschap staat ook in woning. Ook kan eiser de bus waarmee hij werkt niet ophalen, omdat die voor de woning geparkeerd staat. Eiser kan dus tien dagen niet werken. Tot slot is het voor eiser van groot belang dat hij bij zijn post kan. Eiser verwacht namelijk een belangrijke uitnodiging van het ziekenhuis. De vrouw zou tien dagen met [de minderjarige] bij haar ouders hebben kunnen verblijven, zodat de man zijn werkzaamheden kan uitoefenen en zijn post kan openen.
2.6
De rechtbank stelt voorop dat de aanwezigheid van de door verweerder gestelde feiten en omstandigheden vol dient te worden getoetst. Uit artikel 9 van de Wth volgt dat de gebruikmaking van de bevoegdheid door de burgemeester in een concreet geval slechts terughoudend door de rechter kan worden getoetst. Dit betekent dat die gebruikmaking slechts dan rechtens onaanvaardbaar moet worden geacht indien geoordeeld moet worden dat de burgemeester bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid geen gebruik van die bevoegdheid heeft kunnen maken.
2.7
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht een ernstig vermoeden van gevaar aangenomen en was verweerder zodoende bevoegd om het huisverbod op te leggen. Er is op de betreffende dag een melding van mishandeling bij de politie binnengekomen, na eerdere en in frequentie toenemende meldingen van geweld waaronder mishandeling met letsel tot gevolg (wurging en letsel op het been van vrouw). Gelet op deze feiten tezamen kon verweerder het noodzakelijk achten een huisverbod op te leggen teneinde de dreiging van geweld weg te nemen.
Dat nog niet duidelijk is of eiser strafrechtelijk zal worden vervolgd en veroordeeld doet aan het vorenstaande niet af. Zoals verweerder terecht heeft gesteld, is het volgens vaste jurisprudentie immers niet vereist dat bij het opleggen van een huisverbod wordt vastgesteld of aannemelijk is dat strafbare feiten zijn gepleegd. Een ernstig vermoeden van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van een persoon in de woning is voldoende.
Nu [de minderjarige] bovendien in de woning verbleef, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht het belang van de vrouw en dat van [de minderjarige] zwaarder laten wegen dan het belang van eiser op een ongestoord verblijf in de woning.
De omstandigheid dat eiser tien dagen geen contact met [de minderjarige] heeft kunnen hebben en dus ook niet voor haar heeft kunnen zorgen maakte evenmin dat dat verweerder het huisverbond achterwege had moeten laten. [de minderjarige] had last van de spanningen in de woning en had juist baat bij rust, terwijl de vrouw er voor [de minderjarige] was. Overigens is eiser wel toegestaan [de minderjarige] tijdens de jaarwisseling een Whatsappbericht te sturen.
Tot slot had het – voor zover dat voor de uitoefening van zijn bedrijf noodzakelijk was - op de weg van eiser gelegen om afspraken te maken over het ophalen van zijn gereedschappen, vervoermiddel en post zodat dat bijvoorbeeld door inschakeling van het netwerk van eiser gefaciliteerd had kunnen worden. Verweerder heeft zodoende in redelijkheid kunnen besluiten het huisverbod op te leggen aan eiser.
2.9
De rechtbank zal het beroep dan ook ongegrond verklaren. Zij ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.L. Grosheide, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.J. van Schie, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2023.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.