ECLI:NL:RBNHO:2023:2955

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
9606986 \ CV EXPL 21-8745
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht door vervoerder; beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Turk Havayollari A.O. (Turkish Airlines), wegens de annulering van hun vlucht van Amsterdam naar Antalya op 15 september 2019. De passagiers vorderen compensatie op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij annulering van een vlucht. De vervoerder heeft de annulering verdedigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die het stijgen en landen op de luchthaven van Antalya onmogelijk maakten. De passagiers betwisten echter de claim van de vervoerder en stellen dat er op het moment van de annulering geen sprake was van harde windstoten en dat andere vluchten wel zijn uitgevoerd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder de stellingen van de passagiers onvoldoende heeft gemotiveerd weersproken. De rechter oordeelt dat, ongeacht of er sprake was van een annulering of een vertraging, de vervoerder in beginsel verplicht is tot compensatie, tenzij hij kan aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Aangezien de vervoerder niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claim van buitengewone omstandigheden, wordt de vordering van de passagiers toegewezen. De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 945,20 aan de passagiers, inclusief wettelijke rente en proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 8 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9606986 \ CV EXPL 21-8745
Uitspraakdatum: 8 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2.
[passagier sub 2], wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O., tevens handelend onder de naam
Turkish Airlines
gevestigd te Ankara (Turkije) en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 13 september 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Istanbul New Airport (Turkije) naar Antalya Gazipaşa Airport (Turkije) op 15 september 2019.
2.2.
Volgens de overeenkomst zouden de passagiers op 15 september 2019 om 11:20 uur lokale tijd vanuit Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht TK1952 vertrekken en om 15:50 uur lokale tijd aankomen op Istanbul New Airport. Vanuit daar zouden zij met vlucht TK2594 om 17:30 uur lokale tijd verder vliegen naar Antalya Gazipaşa Airport om daar om 19:05 uur lokale tijd aan te komen.
2.3.
Vlucht TK2594 van Istanbul New Airport naar Antalya Gazipaşa Airport is geannuleerd. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht met als bestemming Antalya (Turkije).
2.4.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 september 2019, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 145,20 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Partijen twisten ten eerste over de vraag of er in het onderhavige geval sprake was van een vertraging of een annulering. De kantonrechter gaat echter voorbij aan deze discussie en overweegt daartoe als volgt. Vast staat dat de passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee zij meer dan drie uur later zijn aangekomen op de luchthaven van Antalya. Het maakt voor de vraag of passagiers recht hebben op compensatie niet uit of er een langdurige vertraging of een annulering aan de omboeking ten grondslag ligt. In beide gevallen geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging c.q. annulering die aan de omboeking ten grondslag ligt het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.3.
De vervoerder doet verder een beroep op buitengewone omstandigheden en heeft daartoe aangevoerd dat de vlucht is geannuleerd vanwege slechte weersomstandigheden. Hierbij heeft de vervoerder toegelicht dat sprake was van zeer harde windstoten waardoor – vanwege de vliegveiligheid - zowel het stijgen als het landen niet mogelijk was op de luchthaven van Antalya Gazipaşa Airport. Ter onderbouwing verwijst de vervoerder naar het weerrapport.
4.4.
De passagiers betwisten dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden en hebben aangegeven dat ten tijde van de geplande uitvoer van de vlucht geen sprake was van harde windstoten. Om 19:05 uur lokale tijd was sprake van een noordenwind met een kracht van 7 kilometer per uur, dat is vier knopen (productie 1 bij conclusie van repliek). Bovendien werden andere vluchten zonder problemen uitgevoerd, aldus de passagiers. Ook menen de passagiers dat de vervoerder de buitengewone omstandigheden onvoldoende heeft onderbouwd. De vervoerder verwijst slechts naar een TAF-bericht. Een TAF-bericht is een weersvoorspelling en bewijst dus niet wat het daadwerkelijke weer was ten tijde van de vlucht, aldus nog steeds de passagiers.
4.5.
De vervoerder heeft de stellingen van de passagiers onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat hij geen geslaagd beroep kan doen op buitengewone omstandigheden. Bij conclusie van dupliek herhaalt de vervoerder dat hij vanwege de weersomstandigheden, in verband met de vliegveiligheid, de vlucht heeft geannuleerd, maar de vervoerder gaat niet in op de stellingen van de passagiers. Door de vervoerder is dan ook onvoldoende gemotiveerd weersproken dat de vlucht door de weersomstandigheden niet zou kunnen worden uitgevoerd. De vervoerder heeft nog verwezen naar het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 december 2019 (ECLI:NL:RBNHO:2020:3607). Hierbij heeft de vervoerder toegelicht dat in dat vonnis door de kantonrechter is bepaald dat het uitwijken naar Antalya om de vliegveiligheid niet in gevaar te brengen een buitengewone omstandigheid oplevert. Het is echter aan de vervoerder om in elke afzonderlijke zaak zijn verweer tegenover de stellingen van de passagiers te onderbouwen. In de onderhavige zaak heeft de vervoerder anders dan in voornoemde zaak, zoals reeds overwogen, de stellingen van de passagiers onvoldoende gemotiveerd weersproken. De kantonrechter gaat hier dan ook aan voorbij.
4.6.
Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden niet. De kantonrechter komt dan niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering als gevolg van de buitengewone omstandigheden te voorkomen dan wel de vertraging te beperken. Het verzoek tot betaling van de compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal om die reden worden toegewezen.
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het subsidiair gevorderde (het wettelijke tarief), te weten € 145,20 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proces- en nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 945,20, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 800,00 vanaf 15 september 2019 en over € 145,20 vanaf 13 september 2021 tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 214,00
salaris gemachtigde € 264‬,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter