In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt. De passagiers, die met de vervoerder een vervoersovereenkomst hadden gesloten, hebben hun vordering overgedragen aan AirHelp na een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming, wat hen heeft doen aankomen na de geplande tijd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder in beginsel gehouden is tot compensatie, tenzij deze kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van de doorwerking van een eerdere vlucht, maar de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende bewijs had geleverd om dit te onderbouwen. De vertraging was niet aangetoond als een buitengewone omstandigheid, en de kantonrechter verwierp het verweer van de vervoerder.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 800,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 8 maart 2023 in Haarlem.