ECLI:NL:RBNHO:2023:2960

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
10037379 \ CV EXPL 22-4682
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot restitutie van vliegtickets na annulering van vlucht

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder Royal Air Maroc, na de annulering van hun vlucht van Amsterdam naar Marokko op 29 juli 2020. De passagiers vorderden restitutie van hun vliegtickets, die zij op 28 juli 2022 bij dagvaarding hebben ingediend. De vervoerder heeft na de dagvaarding, op 26 augustus 2022, tot betaling overgegaan, maar de passagiers hebben de vordering voortgezet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de hoogte van de vordering beoordeeld. De passagiers vorderden een bedrag van € 1.569,96, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder betwistte de hoogte van de vordering en stelde dat de passagiers slechts een deel van de totale reissom hadden betaald.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de passagiers niet toewijsbaar is, omdat de vervoerder de volledige reissom had gerestitueerd. De gevorderde wettelijke rente over het bedrag van € 842,48 is wel toewijsbaar tot de datum van restitutie. De kantonrechter heeft ook de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat de passagiers onvoldoende bewijs hadden geleverd dat deze kosten zijn gemaakt. De proceskosten zijn toegewezen aan de passagiers, omdat de vervoerder na dagvaarding tot betaling is overgegaan. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten en nakosten, met de verklaring dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10037379 \ CV EXPL 22-4682
Uitspraakdatum: 22 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2.
[passagier sub 2]beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R. Bos
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Royal Air Maroc
gevestigd te Casablanca (Marokko) en mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. T. Teke

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 28 juli 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Al Hoceim- Charif Al Idrissi Airport (Marokko) op 29 juli 2020 met vlucht AT621, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben restitutie van de vliegtickets van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder is op 26 augustus 2022 tot betaling overgegaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.569,96, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 dagen na de annulering, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 235,49 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is tot restitutie van de vliegtickets binnen zeven dagen na annulering van de vlucht conform artikel 5 lid 1 sub a in samenhang met artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder betwist de hoogte van de hoofdsom en heeft daartoe aangevoerd dat de passagiers met nog zeven anderen naar Marokko zouden reizen. De gehele reissom bedroeg € 3.139,92. De passagiers hebben slechts € 842,48 betaald (productie twee bij conclusie van antwoord). Het is voor de vervoerder onduidelijk waarom de passagiers de helft van de ticketprijzen (€ 3.139,92 : 2 = € 1.569,96‬) hebben gevorderd. De vordering ligt om die reden voor afwijzing gereed, aldus de vervoerder. Bovendien heeft de vervoerder aangevoerd dat hij de gehele reissom op 26 augustus 2022 heeft gerestitueerd (productie 5 bij conclusie van antwoord). De passagiers hebben het voornoemde niet betwist, zodat de vordering van de passagiers wordt afgewezen.
4.3.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom van € 842,48 is toewijsbaar tot 26 augustus 2022.
4.4.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat de vervoerder na dagvaarding (te weten op 26 augustus 2022) is overgegaan tot restitutie. De passagiers hebben derhalve de vervoerder terecht in rechte betrokken. De hoogte van de verschuldigde proceskosten wordt vastgesteld aan de hand van de Liquidatietarieven Kanton. Hierbij wordt gekeken naar de hoofdsom, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. Nu de passagiers niet hebben weersproken dat zij € 842,48 hebben betaald voor de vliegtickets, wordt over dit bedrag het liquidatietarief berekend. De gevorderde rente over de proceskosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
4.6.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 125,03;
griffierecht € 244,00;
salaris gemachtigde € 264‬,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 99,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter