ECLI:NL:RBNHO:2023:2961

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
8842176 \ CV EXPL 20-8972
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Luchtvaartclaim met gedeeltelijke buitengewone omstandigheden en vertraging

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een reis van Washington via Frankfurt naar Amsterdam op 13 en 14 augustus 2018. Door een vertraging van hun eerste vlucht, LH419, hebben zij hun aansluitende vlucht naar Amsterdam gemist. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertragingen. De vervoerder betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder restricties van de Amerikaanse luchtverkeersleiding en een lange taxitijd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder heeft voldoende bewijs geleverd dat de vertraging deels het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken en dat de passagiers hun aansluitende vlucht niet zouden hebben gehaald, zelfs zonder de buitengewone omstandigheden. Daarom wordt de vordering van de passagiers afgewezen en worden zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8842176 \ CV EXPL 20-8972
Uitspraakdatum: 22 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
3.
[passagier sub 3]
allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.A. Pluijm & mr. L.E. Schalk (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 5 augustus 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Dulles International Airport (Washington, Verenigde Staten) via Frankfurt International Airport (Duitsland) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 13 augustus 2018 en op 14 augustus 2018.
2.2.
Volgens de overeenkomst zouden de passagiers op 13 augustus 2018 om 18:10 uur lokale tijd vanuit Dulles International Airport met vlucht LH419 vertrekken en op 14 augustus 2018 om 08:00 uur lokale tijd aankomen op Frankfurt International Airport. Vanuit daar zouden zij met vlucht LH988 om 09:05 uur lokale tijd verder vliegen naar Amsterdam-Schiphol Airport om daar om 10:20 uur lokale tijd aan te komen.
2.3.
Vlucht LH419 vanuit Dulles International Airport naar Frankfurt International Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Amsterdam-Schiphol Airport hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht.
2.4.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 augustus 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 dan wel € 326,70 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming Amsterdam-Schiphol Airport, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen, de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behalve wanneer hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – en dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht hebben geleid.
4.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht vertraagd is uitgevoerd wegens code 81, te weten “
ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND/CAPACITY, standard demand/ capacity problems”. Hierbij heeft de vervoerder toegelicht dat de Amerikaanse luchtverkeersleiding restricties aan de vlucht had opgelegd. Daarnaast is de vlucht vertraagd uitgevoerd vanwege de (extreem) lange taxitijd te Washington. Hierbij verwijst de vervoerder onder meer naar het vluchtrapport van de vlucht.
4.4.
De passagiers betwisten dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden en stellen dat de vervoerder de buitengewone omstandigheden onvoldoende heeft onderbouwd. Er zijn geen besluiten van de luchtverkeersleiding overgelegd. Bovendien valt uit de door de vervoerder overgelegde documenten geen eenduidige vertragingsopbouw te destilleren. De vervoerder heeft deze stellingen gemotiveerd weersproken door aan te voeren dat de onderhavige vlucht niet onder Eurocontrol viel, waardoor er geen berichten als
Slot Allocation Message(SAM) of
Slot Revision Message(SRM) beschikbaar zijn waaruit de restricties blijken. Dat er wel degelijk slotrestricties specifiek aan vlucht LH419 waren opgelegd blijkt uit de vermelding van code 81 in het vluchtrapport. Verder heeft de vervoerder aangevoerd dat de lange taxitijd te Washington een
ATC pre -departure delaybetreft. In geval van een dergelijke vertraging kunnen geen besluiten van de luchtverkeersleiding worden overgelegd (nog daargelaten dat deze besluiten afkomstig zouden zijn van de Amerikaanse luchtverkeersleiding, waarvan geen berichten beschikbaar zouden zijn), aldus de vervoerder.
4.5.
Ten aanzien van het vluchtrapport overweegt de kantonrechter dat het enkele feit dat het vluchtrapport een intern document betreft niet betekent dat het vluchtrapport een lage(re) mate van bewijskracht toekomst. De kantonrechter overweegt verder dat de vervoerder verplicht is een door de luchtverkeersleiding opgelegde restrictie dan wel restricties op te volgen, hij kan daarop geen invloed uitoefenen. De vervoerder kan dan ook ten aanzien van de vertraging voor de duur van 59 minuten wegens code 81 een geslaagd beroep doen op buitengewone omstandigheden, nu hij deze buitengewone omstandigheden voldoende heeft toegelicht en onderbouwd.
4.6.
Naast code 81 is de vlucht vertraagd uitgevoerd wegens de lange taxitijd te Washington. De vervoerder heeft voldoende toegelicht en onderbouwd dat het toestel waarmee de onderhavige vlucht is uitgevoerd 81 minuten heeft moeten taxiën voordat het op mocht stijgen. De kantonrechter is, anders dan de passagiers, van oordeel dat een luchtvaartmaatschappij geen invloed heeft op de duur van de taxitijd. Tussen het moment dat een toestel vertrekt van de gate (
off blocks: van de blokken) en het moment dat een vliegtuig opstijgt (
airborne)is het toestel in handen van de luchtverkeersleiding. Dit is een omstandigheid die eveneens buiten de invloedssfeer van de vervoerder ligt en daarmee kan de lange taxitijd aangemerkt worden als een buitengewone omstandigheid.
4.7.
De vervoerder doet ten aanzien van de overige vertragingsoorzaken, codes 32 en 33, geen beroep op buitengewone omstandigheden. Nu de vertraging van de onderhavige vlucht deels door buitengewone omstandigheden en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagiers hun aansluitende vlucht zouden hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheid. De passagiers zijn om 09:38 uur lokale tijd aangekomen in Frankfurt. De aansluitende vlucht van de passagiers naar Amsterdam-Schiphol Airport is om 09:05 uur lokale tijd vertrokken. De minimale overstaptijd in Frankfurt bedraagt 45 minuten. Indien er geen buitengewone omstandigheden waren opgetreden, dan zouden de passagiers hun aansluitende vlucht hebben gehaald. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.8.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij buffer van 20 minuten bovenop de minimale connectietijd van 45 minuten had ingepland, hetgeen de kantonrechter voldoende acht. Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat tijdens de uitvoering van de vlucht 56 minuten vertraging is ingelopen. Tevens heeft de vervoerder aangevoerd dat hij de passagiers heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare alternatieve vlucht, hetgeen door de passagiers wordt betwist. De passagiers stellen dat zij met vluchten KL652, UA946, BA216, BA430 sneller op hun eindbestemming zouden zijn aangekomen, maar laten na om aan te tonen dat op deze vluchten plekken voor hen beschikbaar waren, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat. De kantonrechter meent dat in deze situatie van de vervoerder niet meer kon worden verwacht en dat de vervoerder in het onderhavige geval alle redelijke maatregelen heeft getroffen. De conclusie is dat de vordering van de passagiers zal worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 398,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter