ECLI:NL:RBNHO:2023:2962

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
8008759 \ CV EXPL 19-12965
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van passagiers tegen vervoerder wegens vertraging van vlucht en compensatie op basis van EU-regelgeving

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines AG, naar aanleiding van een vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Hong Kong en Zuid-Afrika op 1 en 2 augustus 2017. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slecht weer in Zürich, wat leidde tot een opschorting van de grondafhandeling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De vervoerder heeft echter voldoende aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een vervoerder kan worden vrijgesteld van compensatieverplichtingen en de noodzaak voor passagiers om hun claims goed te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8008759 \ CV EXPL 19-12965
Uitspraakdatum: 22 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2.
[passagier sub 2], wonende te [woonplaats]
3.
[passagier sub 3]
4.
[passagier sub 4], pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor zijn minderjarige kind
[minderjarige 1]
5.
[passagier sub 5]
6.
[passagier sub 6]allen wonende te [woonplaats]
7.
[passagier sub 7], wonende te [woonplaats]
8.
[passagier sub 8], pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kinderen
[minderjarige 2]en
[minderjarige 3]
9.
[passagier sub 9]
allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Swiss International air Lines AG,
Swiss International Air Lines SA,
Swiss International Air Lines Ltd
gevestigd te Basel (Zwitserland) en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 17 april 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben zich vervolgens bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
Passagiers sub 1, sub 2 en sub 7 hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Zürich International Airport (Zwitserland) naar Hong Kong International Airport (Hong Kong) op 1 augustus 2017 en op 2 augustus 2017.
2.2.
Passagiers sub 3 tot en met sub 6 en passagiers sub 8 en sub 9 hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Zürich International Airport naar OR Tambo International Airport (Zuid-Afrika) op 1 augustus 2017 en op 2 augustus 2017.
2.3.
Vlucht LX735 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Zürich International Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagiers hun aansluitende vluchten naar Hong Kong International Airport dan wel naar OR Tambo International Airport hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar alternatieve vluchten waarmee zij meer dan 14 uur laten zijn aangekomen op de overeengekomen eindbestemmingen.
2.4.
EUclaim heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.6.
Passagiers sub 4 en sub 8 zijn door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens hun minderjarige kinderen te voeren.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 7.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 augustus 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 847,00 dan wel € 889,35 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
4.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de onderhavige vlucht onderdeel uitmaakte van de rotatievluchten Amsterdam-Zürich-Amsterdam (vluchten LX734 en LX735). Op 1 augustus 2017 was sprake van slecht weer, te weten onweer, te Zürich. Vanwege de slechte weersomstandigheden werd de grondafhandeling meerdere malen tijdelijk opgeschort, omdat het voor het grondpersoneel te gevaarlijk was om de betreffende werkzaamheden te verrichten in geval van bliksem. Vlucht LX734 werd hierdoor getroffen en is vanwege codes 77A (opgeschorte grondhandeling) en 83 (de door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties) vertraagd uitgevoerd. Daarnaast moest het toestel langer taxiën. Dit heeft voor 31 minuten extra aan vertraging gezorgd. Voornoemde vertraging werkte vervolgens door naar de onderhavige vlucht, aldus de vervoerder.
4.5.
Uit de door de vervoerder overgelegde producties kan het volgende worden afgeleid. De rotatievlucht is gestart met vlucht LX734. Blijkens het vluchtrapport is deze vlucht vertraagd uitgevoerd wegens codes 77A en code 81. De passagiers betwisten dat de vertraging is ontstaan vanwege buitengewone omstandigheden en stellen dat de vervoerder de buitengewone omstandigheden onvoldoende heeft onderbouwd. Hierdoor kan niet worden vastgesteld welke restricties aan de vlucht zijn opgelegd en voor welke duur. Bovendien kunnen de passagiers niet nagaan of de vervoerder zelf zijn EOBT heeft gewijzigd. Voorts stellen de passagiers dat de vervoerder slechts interne rapporten heeft overgelegd. Dit kan niet als bewijs dienen. Ook menen de passagiers dat een lange taxitijd geen buitengewone omstandigheid kan opleveren.
4.6.
De vervoerder heeft voornoemde stellingen gemotiveerd weersproken door aan te voeren dat vanwege de slechte weersomstandigheden, te weten onweer, de grondafhandeling meerdere malen is opgeschort. Dit blijkt ook uit het
Daily Airport Reportdie bij antwoord is overgelegd. De vervoerder kan geen invloed uitoefenen op het besluit om de grondafhandeling tijdelijk op te schorten. De vertraging wegens code 77A vormt dan ook een buitengewone omstandigheid. Tevens heeft de vervoerder aangevoerd dat een lange taxitijd wel een buitengewone omstandigheid kan opleveren, hetgeen volgt uit onder meer het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 juli 2020 (ECLI:NL:RBNHO:2020:6040). Ook heeft de vervoerder aangevoerd dat de luchtverkeersleiding meerdere malen de slot heeft gewijzigd van vlucht LX734, hetgeen blijkt uit de
slot historyvan vlucht LX734 (productie 13 bij dupliek). Volgens de vervoerder blijkt nergens uit dat de restricties zijn opgelegd door toedoen van de vervoerder. Voor zover de passagiers erop wijzen dat de vertrektijd (EOBT) in de laatste SRM van 16:15 uur UTC is gewijzigd naar een EOBT van 16:30 uur UTC, merkt de vervoerder op dat door de tijdelijke opschorting van de grondafhandeling de
Target Off-Block Time(TOBT) was gewijzigd. De TOBT is het tijdstip waarop de grondafhandelingsprocessen volgens de
Main Ground Handler Agentnaar verwachting voltooid zullen zijn. Dit leidde volgens de vervoerder tot een zogeheten ‘EOBT/TOBT
discrepancy’(pagina 15-16/45 van de
slot history). Volgens de vervoerder wordt hiervoor een
alertuitgestuurd als de EOBT en de TOBT meer dan 15 minuten van elkaar afwijken. In het onderhavige geval leidde de ‘EOBT/TOBT
dicrepancyalert’ ertoe dat de EOBT werd aangepast naar uiteindelijk 16:30 uur UTC.
4.7.
De kantonrechter overweegt als volgt. Ten aanzien van het vluchtrapport overweegt de kantonrechter dat het enkele feit dat dit document een intern document betreft niet betekent dat het vluchtrapport een lage(re) mate van bewijskracht toekomt. De vervoerder heeft voldoende toegelicht en onderbouwd dat vanwege de slechte weersomstandigheden te Zürich de grondafhandeling tijdelijk werd opgeschort en dat dit van invloed is geweest op vlucht LX734. De hierdoor ontstane vertraging voor de duur van 19 minuten levert dan ook een buitengewone omstandigheid op. De kantonrechter overweegt verder dat de vervoerder verplicht is een door de luchtverkeersleiding opgelegde restrictie(s) op te volgen, hij kan daarop geen invloed uitoefenen. Dit ongeacht de reden. Alhoewel de vervoerder de EOBT zelf heeft gewijzigd, is voldoende gebleken dat de vervoerder dit moest doen vanwege de tijdelijke opschorting van de grondafhandeling. De wijziging van de EOBT is dan het gevolg geweest van een buitengewone omstandigheid en lag dus buiten de invloedsfeer van de vervoerder. De vervoerder kan dan ook ten aanzien van code 81 een geslaagd beroep doen op buitengewone omstandigheden. Tevens levert in het onderhavige geval de lange taxitijd voor de duur van 31 minuten een buitengewone omstandigheid op, nu de vervoerder dit voldoende heeft toegelicht en onderbouwd. De vervoerder heeft immers geen invloed op de duur van de taxitijd. Tussen het moment dat een toestel vertrekt van de gate en het moment dat een vliegtuig opstijgt is het toestel in handen van de luchtverkeersleiding. Dat, zoals de passagiers stellen, door het tijdelijk opschorten van de grondafhandeling er congestie is ontstaan, maakt het oordeel niet anders.
4.8.
De vraag die vervolgens voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. Uit het vluchtrapport van de onderhavige vlucht volgt dat de vlucht een vertraging had wegens code 93
(Aircraft rotation, late arrival of aircraft from another flight or previous sector) van 50 minuten. Hieruit blijkt dat deze vertraging is ontstaan als gevolg van de vertraagde uitvoering van de voorafgaande vlucht en dat een deel van die vertraging tijdens de rotatie is ingehaald. Nu reeds is vastgesteld dat 68 minuten van deze vertraging is ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid, werkt deze buitengewone omstandigheid voor de duur van 50 minuten door naar de onderhavige vlucht. De passagiers hebben nog gesteld dat omstandigheden niet mogen doorwerken naar een latere vlucht. De kantonrechter volgt de passagiers niet in hun stelling. Buitengewone omstandigheden die zich hebben voorgedaan op een voorafgaande vlucht kunnen doorwerken naar een latere vlucht. De kantonrechter verwijst in dit verband ook naar het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19). Hierin is kort samengevat overwogen dat buitengewone omstandigheden kunnen doorwerken op latere vluchten, mits er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging van de latere vlucht. De vervoerder heeft dit voldoende toegelicht en onderbouwd. De vluchten zouden immers met hetzelfde toestel worden uitgevoerd. De stelling van de passagiers faalt om die reden. Naast code 93 is de onderhavige vlucht vertraagd uitgevoerd door code 81. Hierbij heeft de vervoerder toegelicht dat door de luchtverkeersleiding restricties aan het toestel waren opgelegd, hetgeen blijkt uit de
slot history. Deze vertraging is naar het oordeel van de kantonrechter tevens het gevolg geweest van een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter verwijst naar hetgeen hiervoor onder 4.6 is overwogen. De vervoerder heeft bovendien voldoende toegelicht dat hij zijn EOBT heeft moeten wijzigen door de vertraagde uitvoering van vlucht LX734. Het lag aldus buiten zijn invloedsfeer en komt dan ook niet door zijn toedoen.
4.9.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft hierbij, onder meer, aangevoerd dat hij een buffer van 30 minuten dan wel 35 minuten bovenop de minimale connectietijd had ingepland, hetgeen de kantonrechter voldoende acht. Verder heeft de vervoerder aangevoerd dat hij de passagiers heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare alternatieve vluchten. De passagiers betwisten het voornoemde en stellen dat ook gekeken moet worden naar vluchten van andere luchtvaartmaatschappijen. De kantonrechter overweegt dat van de vervoerder in beginsel niet kan worden gevergd dat hij voor het aanbieden van een alternatieve vlucht de passagiers de mogelijkheid geeft om te kiezen uit alle vluchten van die dag bij alle luchtvaartmaatschappijen. Het aanbieden van de eerst mogelijke vlucht van de vervoerder zelf, dan wel van een dochtermaatschappij, is in de meeste gevallen voldoende. Volgens het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) is dit slechts anders indien de passagiers met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt (te weten 24 uur later). In het onderhavige geval zijn de passagiers echter meer dan 14 uren later op de eindbestemming aangekomen. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de vervoerder door de passagiers om te boeken naar de eerstvolgende door hemzelf uitgevoerde vlucht, geen redelijk alternatief heeft geboden. De passagiers hebben verder gesteld dat het aannemelijk is dat op andere vluchten wel stoelen vrij waren, maar hebben dit niet onderbouwd met stukken. De kantonrechter gaat aan deze stelling dan ook voorbij. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagiers worden afgewezen.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 660,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 132,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter