ECLI:NL:RBNHO:2023:2980

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
10147656 CV EXPL 22-6085
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur in het kader van een duurovereenkomst met betrekking tot brandbeveiligingsmiddelen

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Smeba Brandbeveiliging B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor de betaling van een factuur van € 1.590,87, die voortvloeit uit werkzaamheden die zijn uitgevoerd op 16 februari 2022. Smeba stelt dat er een duurovereenkomst bestaat tussen partijen, waarbij zij verantwoordelijk is voor het onderhoud en de controle van brandbeveiligingsmiddelen. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij niet op de hoogte was van de uitgevoerde werkzaamheden en dat de factuur pas na een maand is ontvangen, waardoor hij niet tijdig kon reclameren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen expliciete opdracht was gegeven voor de vervangingen die Smeba heeft uitgevoerd. De rechter oordeelt dat Smeba meer werkzaamheden heeft uitgevoerd dan waarvoor zij was aangesteld, en dat zij een deel van de kosten voor haar rekening moet nemen. Uiteindelijk wordt de vordering van Smeba toegewezen tot een bedrag van € 876,31, met veroordeling van [gedaagde] tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met contractuele rente.

De tegenvordering van [gedaagde] wordt afgewezen, omdat hij zijn vordering niet voldoende heeft onderbouwd. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen, aangezien zij over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10147656 CV EXPL 22-6085
Uitspraakdatum: 19 april 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Smeba Brandbeveiliging B.V.
gevestigd te Wijchen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
verder te noemen: Smeba
gemachtigde: AGIN Timmermans Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats], gemeente [gemeente],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
verder te noemen: [gedaagde]
in persoon verschenen.

1.Het procesverloop

1.1.
Smeba heeft bij dagvaarding van 30 september 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling en schriftelijk geantwoord en een tegenvordering ingesteld.
1.2.
Smeba heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven. Tot slot heeft Smeba nogmaals schriftelijk gereageerd op de tegenvordering.
1.3.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is één van de beherend vennoten van de vennootschap onder firma [bedrijf] vof te Lisse (hierna: [bedrijf]).
2.2.
Smeba houdt zich onder meer bezig met onderhoud en controle van brandbeveiligingsmiddelen.
2.3.
Een monteur van Smeba heeft op 16 februari 2022 het pand van [bedrijf] bezocht en werkzaamheden uitgevoerd.
2.4.
De factuur voor deze werkzaamheden ad € 1.246,75 heeft [bedrijf] ondanks herhaalde herinnering en sommatie niet betaald.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Smeba vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1.590,87, welk bedrag is opgebouwd uit een hoofdsom van € 1.246,75, verschenen contractuele rente ad € 157,11 en buitengerechtelijke incassokosten ad € 187,01, te vermeerderen met de contractuele rente van 26% per jaar over de hoofdsom, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2.
Smeba legt aan de vordering ten grondslag dat tussen partijen een duurovereenkomst bestaat op grond waarvan zij voor [bedrijf] dan wel [gedaagde] werkzaamheden heeft uitgevoerd. Zij stelt dat [gedaagde] toerekenbaar te kort schiet in zijn betalingsverplichting voortvloeiend uit die overeenkomst door niet de factuur voor de werkzaamheden op 16 februari 2022 te voldoen. Zij verklaart dat zij op 16 februari 2022 onder meer een aantal brandblussers heeft vervangen omdat deze te oud waren volgens de geldende voorschriften.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering gedeeltelijk. Hij voert – samengevat – het volgende aan. Hij erkent dat Smeba om de twee jaar controle komt doen en dat op 16 februari 2022 iemand van Smeba zonder voorafgaande aankondiging langs geweest is. Hij voert aan dat deze persoon daarop aangesproken vertelde dat dat kwam omdat ze een systeemfout hadden. Hij verklaart dat hij zelf pas op 17 februari 2022 via e-mail een offerte kreeg van ongeveer
€ 400,00 wegens aanpassingen in het systeem waarvoor hij moest tekenen. Verder voert hij aan dat hij na een maand ongeveer ineens een factuur ontving van € 1.200,00 en dat hij telefonisch navraag heeft gedaan naar die factuur. Hij verklaart dat hem daarbij werd verteld dat dit betrekking had op aanvullingen en aanpassingen die op 16 februari 2022 waren uitgevoerd, maar dat de eventuele klachttermijn al was verstreken. Hij verklaart dat hij niets had gehoord over de uitgevoerde werkzaamheden en hij betwist dat zijn werknemer die aanwezig was voor die werkzaamheden heeft getekend. Hij benadrukt dat hij niet wist over het vervangen van brandbeveiligingsmiddelen en de factuur pas na een maand heeft ontvangen zodat hem de mogelijkheid om binnen 8 dagen na de werkzaamheden te reclameren is ontnomen. Hij verklaart dat hij vervolgens heeft aangeboden om circa 40% van deze factuur te betalen, maar dat dit aanbod door Smeba niet is aanvaard. [gedaagde] stelt dat hij vervolgens heeft gezegd dat ze alles maar weer moesten weghalen een de oude brandblussers moesten teruggeven, maar dat ze verklaarden dat dat niet meer mogelijk was omdat deze al duurzaam waren afgevoerd. [gedaagde] benadrukt dat hij het er niet mee eens is dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd zonder van tevoren een afspraak te maken zodat hij zelf aanwezig had kunnen zijn en had kunnen beoordelen of vervanging wel noodzakelijk was en of hij dat door Smeba wilde laten uitvoeren.

4.De tegenvordering en het verweer

4.1.
[gedaagde] vordert dat de kantonrechter Smeba veroordeelt tot betaling van € 500,00. Hij legt hieraan ten grondslag dat hij door toedoen van Smeba vrij heeft moeten nemen, iemand heeft moeten inhuren om hem te vervangen en vervoer en een chauffeur heeft moeten regelen omdat hij slecht ter been is.
4.2.
Smeba betwist de vordering. Zij stelt dat de wet een vergoeding voor noodzakelijk reis- en verblijfkosten mogelijk maakt maar dat niet valt in te zien waarom het bezoek aan de rechtbank noodzakelijk was. [gedaagde] had ook schriftelijk verweer kunnen voeren, aldus Smeba. Verder voert zij aan dat hij zijn vordering op geen enkele wijze heeft onderbouwd.

5.De beoordeling

De vordering
5.1.
[gedaagde] heeft niet betwist dat er met Smeba een afspraak bestond om eenmaal per twee jaar de brandveiligheidsmiddelen te controleren, maar hij betwist wel dat hij opdracht heeft gegeven voor vervanging van de apparatuur. Door Smeba is ook niet weersproken dat er voorafgaand aan de uitgevoerde werkzaamheden geen afspraak was gemaakt met de onderneming van [gedaagde], [bedrijf].
5.2.
Uit de als productie 4 bij de dagvaarding overgelegde factuur blijkt dat de posten die betrekking hebben op het plaatsen/vervangen van blusapparatuur 6x (€ 85,92), ontmantelen/duurzaam afvoeren blusapparaat 6x (€84,24) en de servicewissel schuimblusser 7x (€ 570,71), in totaal derhalve een bedrag van € 740,87 ex btw het grootste deel van het factuurbedrag betreffen. De kantonrechter is van oordeel dat het vervangen van brandbeveiligingsmiddelen niet zonder meer voortvloeit uit een opdracht tot het controleren van de apparatuur. Het uitvoeren van werkzaamheden waar een dermate hoog prijskaartje aan hangt, zonder expliciete opdracht van en/of instemming van een daartoe bevoegd persoon, wordt in strijd geacht met hetgeen [gedaagde] als vennoot van [bedrijf] op basis van de bestaande overeenkomst van Smeba mocht verwachten.
5.3.
Smeba heeft weliswaar gesteld dat zij de factuur direct op 16 februari 2022 per e-mail aan [gedaagde] heeft toegestuurd, maar [gedaagde] heeft dit betwist en Smeba heeft haar stelling in het licht van die betwisting naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd. De verwijzing naar een cryptische omschrijving voor een automatisch gegenereerd mailbericht is daarvoor onvoldoende. Om die reden is niet aangetoond dat de factuur [gedaagde] eerder heeft bereikt dan een maand na de werkzaamheden. Door Smeba is niet betwist dat [gedaagde] vervolgens direct om een nadere toelichting heeft gevraagd en heeft gereageerd op de wijze als hiervoor in r.o. 3.3 weergegeven, zodat het ervoor moet worden gehouden dat [gedaagde] tijdig heeft gereclameerd.
5.4.
[gedaagde] heeft daarbij Smeba gevraagd om teruggave van de vervangen brandveiligheidsmiddelen hetgeen moet worden opgevat als een beroep op ongedaanmaking van de verdergaande werkzaamheden. Dat Smeba daaraan niet kon voldoen omdat zij de betreffende brandblussers reeds had afgevoerd, is een omstandigheid die zij niet aan [gedaagde] kan tegenwerpen en die voor haar risico dient te blijven. De kantonrechter is van oordeel dat Smeba meer werkzaamheden heeft uitgevoerd dan waarop de aan haar verstrekte opdracht zag, zodat Smeba in ieder geval een deel van de gemaakte kosten voor haar eigen rekening dient te nemen.
5.5.
Bij het beantwoorden van de vraag hoe groot het aandeel van Smeba in die kosten moet zijn, moet wel worden meegewogen dat ook als Smeba de brandveiligheidsmiddelen niet had vervangen [gedaagde] deze zelf had moeten vervangen. Dit heeft hij ook erkend maar daarbij verklaard dat hij dezelfde brandblussers elders veel goedkoper had kunnen kopen. De daarbij door [gedaagde] genoemde bedragen ziet de kantonrechter echter niet terug in de overgelegde factuur, zodat deze niet als uitgangspunt kunnen dienen voor de beoordeling. [bedrijf] c.q. [gedaagde] beschikt inmiddels over nieuwe brandveiligheidsmiddelen die weer een aantal jaren mee gaan. Rekening houdend met die omstandigheden wordt geoordeeld dat Smeba 50% van de hiervoor genoemde vervangingskosten voor haar eigen rekening dient te nemen.
5.6.
Dit betekent dat de vordering van Smeba zal worden toegewezen tot een bedrag van
€ 876,31 (€ 1.246,75 – (740,87 : 2)). Tegen de gevorderde contractuele rente is geen verweer gevoerd. Deze rente zal worden toegewezen op de wijze als hierna te vermelden onder ‘de beslissing’.
5.7.
Aangezien de vordering niet volledig wordt toegewezen, ziet de kantonrechter aanleiding de buitengerechtelijke incassokosten af te wijzen.
De tegenvordering
5.8.
Het verweer van Smeba dat de door [gedaagde] gevorderde vergoeding moet worden afgewezen omdat er geen noodzaak bestond voor hem om naar de rechtbank te komen maar ook schriftelijk had kunnen reageren gaat niet op. [gedaagde] had het recht om zelf naar de rechtbank te komen om mondeling verweer te voeren. De gevorderde vergoeding wordt echter afgewezen omdat [gedaagde] de gestelde kosten niet concreet gemaakt heeft en op geen enkele wijze heeft onderbouwd.
Proceskosten
5.9.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
De vordering
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Smeba van € 876,31, te vermeerderen met de contractuele rente van 1,5 % per maand boven op de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af;
De tegenvordering
6.5.
wijst de vordering af;
6.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter