In deze zaak vordert eiseres, die stelt de dochter te zijn van [A.], erkenning van haar afstamming en uitkering van de nalatenschap die door de STAK Lucia wordt beheerd. Eiseres baseert haar vordering op artikel 1:209 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat de afstamming niet kan worden betwist indien deze blijkt uit de geboorteakte en de persoon een staat overeenkomstig die akte bezit. De STAK Lucia betwist echter de identiteit van eiseres en stelt dat zonder DNA-onderzoek niet kan worden vastgesteld dat eiseres daadwerkelijk de dochter van [A.] is. De rechtbank oordeelt dat de gegevens in de geboorteakte niet worden betwist en dat eiseres met een rechtsgeldig identiteitsbewijs moet aantonen dat zij [eiseres] is. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres toe, omdat de STAK Lucia niet kan volhouden dat de geboorteakte onjuist is. De rechtbank concludeert dat de STAK Lucia moet overgaan tot uitkering van de nalatenschap aan eiseres, nadat zij zich heeft geïdentificeerd met een geldig identiteitsbewijs. De STAK Lucia wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres.