ECLI:NL:RBNHO:2023:304

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 januari 2023
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
21/6423
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en toekenning WIA-uitkering door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.I. L’Ghdas, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. L.J.G.G. Reijnen. Eiser had een loongerelateerde WGA-uitkering aangevraagd, waarbij het UWV zijn arbeidsongeschiktheid op 45,94% had vastgesteld. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 19 oktober 2021.

De rechtbank heeft het beroep van eiser beoordeeld en vastgesteld dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de medische situatie van eiser. De verzekeringsarts B&B heeft de medische belastbaarheid van eiser vastgesteld en geconcludeerd dat er geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. Eiser heeft aangevoerd dat zijn medische situatie niet volledig in kaart is gebracht en dat hij in aanmerking moet komen voor een IVA-uitkering, maar de rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling door het UWV voldoende onderbouwd is.

De rechtbank heeft ook de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit beoordeeld en vastgesteld dat de functies die aan eiser zijn aangeboden, passend zijn gelet op zijn beperkingen. Eiser kan met de middelste van de drie geduide functies 54,06% van zijn eerdere loon verdienen, wat betekent dat hij voor 45,94% arbeidsongeschikt is. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft besloten om eiser per 7 januari 2021 een WIA-uitkering toe te kennen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk en de proceskosten worden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/6423

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.I. L’Ghdas),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. L.J.G.G. Reijnen)
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
Hago Nederland B.V., gevestigd in Heerlen, derde partij (hierna: werkgever)
(gemachtigde: mr. K. Gomes).

Inleiding

Het UWV heeft aan eiser een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 45,94%. In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
Eiser heeft tegen de beslissing op bezwaar van 19 oktober 2021 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiser heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van de ex-werkgever van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiser.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser werkte als medewerker algemeen schoonmaakonderhoud voor 34,89 uur per week. Op 10 januari 2019 meldde hij zich ziek voor dit werk.
2. Op 19 oktober 2020 heeft eiser een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV het besluit van 1 april 2021 genomen, dat in bezwaar is gehandhaafd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 7 januari 2021 voor 45,94% arbeidsongeschiktheid is en heeft besloten om met ingang van die datum een loongerelateerde WGA-uitkering toe te kennen.
4. De medische grondslag van het bestreden besluit bestaat uit het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 6 oktober 2021. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 8 maart 2021.
5. De arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit bestaat uit het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 14 oktober 2021.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat hij volledig arbeidsongeschikt is, of in ieder geval meer dan door het UWV is aangenomen, en dat hij in aanmerking dient te komen voor een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering). Hij vindt dat zijn medische situatie niet volledig in kaart is gebracht, waardoor niet genoeg beperkingen zijn aangenomen. De verzekeringsarts had in ieder geval een grotere urenbeperking aan moeten nemen.
7. Eiser voert aan dat gelet op zijn gronden ten aanzien van de medische beoordeling, het arbeidskundig onderzoek niet voor juist gehouden kan worden. Er zijn functies geduid, die niet passend zijn.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 45,94% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 7 januari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
9. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier, de bezwaren en ingebrachte medische informatie van eiser en heeft hem gezien en onderzocht op een spreekuur. De verzekeringsarts B&B heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van het standpunt van de arts die eiser eerder heeft beoordeeld. Alle bekende klachten heeft de verzekeringsarts B&B meegenomen in zijn beoordeling. Eiser heeft niet nader onderbouwd welke medische aspecten gemist zouden zijn. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.

De beoordeling van de belastbaarheid

10. De rechtbank is verder van oordeel dat medische belastbaarheid van eiser op
7 januari 2021 in het rapport van de verzekeringsarts B&B op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden is gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B onderschrijft dat er geen medisch volledige arbeidsongeschiktheid is. Ook ziet hij geen aanleiding voor aanvullende beperkingen. Hij heeft toegelicht dat er voldoende rekening is gehouden met de fysieke beperkingen en dat verdergaande beperkingen niet objectief vast te stellen zijn op basis van de aanwezige informatie. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing voor verdergaande beperkingen op
7 januari 2021.
11. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 7 januari 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 8 maart 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
12. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 8 maart 2021 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als medewerker algemeen schoonmaakonderhoud, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en een reservefunctie) opgeleverd.
Het gaat om:
- ( sbc-code 264122) Machinaal metaalbewerker;
- ( sbc-code 111333) Huishoudelijk medewerker;
- ( sbc-code 111080) Bar-, buffet-, kantinebediende.
De reservefunctie is (111112) Medewerker Beddenreiniging.
13. De arbeidsdeskundige B&B heeft in haar rapport van 14 oktober 2021 onderschreven dat de voor de schatting gebruikte functies passend zijn, gelet op de beperkingen van eiser. De reservefunctie acht zij niet passend.
14. De arbeidsdeskundige en arbeidsdeskundige B&B hebben in hun rapporten en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. Zij hebben de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite (ook) gericht tegen de door de artsen vastgestelde FML van 8 maart 2021. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
15. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 7 januari 2021 met de middelste van de drie geduide functies 54,06% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 45,94% arbeidsongeschikt is.

IVA-uitkering

16. Om in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering moet er sprake zijn van volledige (80 tot 100%) en duurzame arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat er terecht geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. De rechtbank komt dan ook niet toe aan de beoordeling van de duurzaamheid.

Conclusie en gevolgen

17. Het UWV heeft terecht besloten om eiser per 7 januari 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45,94%.
18. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 4 januari 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.