ECLI:NL:RBNHO:2023:305

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
21/6659
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland op 6 januari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV van 1 november 2021 beoordeeld. Eiser had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het UWV had deze aanvraag afgewezen omdat eiser volgens hun beoordeling voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was, namelijk 19,19%. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft in beroep verschillende medische documenten ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt dat zijn belastbaarheid verder onderzocht moest worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische situatie van eiser op 12 mei 2021 zorgvuldig heeft beoordeeld. De verzekeringsarts B&B heeft alle relevante medische informatie in overweging genomen en heeft de beperkingen van eiser adequaat vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op de genoemde datum niet meer dan 19,19% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en dat de proceskosten niet vergoed worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/6659

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.C.R. Molenaar),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. S. Elfert).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar (hierna: het bestreden besluit) van het UWV van 1 november 2021. Het gaat om het besluit op de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het UWV heeft de aanvraag afgewezen omdat eiser voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 19,19%.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Met stilzwijgende toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als cargo officier voor gemiddeld 40 uur per week. Eiser heeft al eerder een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend nadat hij de wachttijd van 104 weken had doorlopen. Het UWV heeft deze aanvraag bij het besluit van
3 juli 2019 afgewezen. Op 14 februari 2020 heeft de rechtbank het beroep van eiser tegen dit besluit ongegrond verklaard. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de Centrale Raad van Beroep op 10 januari 2022 de uitspraak van de rechtbank heeft bevestigd.
2. Op 15 mei 2019 heeft eiser zich ziekgemeld vanuit de Werkloosheidswet. Het UWV heeft eiser daarom ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend. Na einde wachttijd heeft eiser een aanvraag voor een WIA-uitkering gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek het besluit genomen dat in de inleiding is genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 12 mei 2021 voor 19,19% arbeidsongeschiktheid is en heeft daarom geweigerd om aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 28 oktober 2021. De medische belastbaarheid van eiser is in bezwaar aangescherpt door de verzekeringsarts B&B en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 28 oktober 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van
1 november 2021.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat zijn belastbaarheid verder dient te worden onderzocht. Hij kent namelijk vele lichamelijke problemen met forse pijnklachten, waaruit ook psychische klachten zijn ontstaan. Vanwege zijn lichamelijke klachten kan eiser niet lang zitten, staan en lopen en heeft hij moeite met bukken en buigen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser in beroep verschillende (medische) documenten ingediend, onder andere rapporten van een arts en psycholoog over de medische belastbaarheid van eiser in het kader van de Participatiewet en informatie van de huisarts en een orthopeed.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 19,19% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Hierbij wil de rechtbank benadrukken dat het gaat om de medische toestand van eiser op 12 mei 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 12 mei 2021 voor 19,19% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
9. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B het medisch onderzoek zorgvuldig heeft verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en van het bezwaar van eiser. Daarnaast heeft zij informatie opgevraagd bij de huisarts en de in het dossier aanwezige medische informatie bij de beoordeling betrokken. Verder heeft de verzekeringsarts B&B een nader medisch rapport van 28 juli 2022 opgesteld naar aanleiding van nieuwe (medische) informatie die in beroep is ingebracht. Hierin bespreekt zij de informatie van een adviserend arts, een psycholoog, de huisarts en de orthopeed. Zij komt tot de conclusie dat er geen aanleiding is om een ander standpunt in te nemen. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldig en duidelijke manier alle naar voren gebrachte lichamelijke klachten, te weten: knieklachten, rugklachten, nek- en schouderklachten en pijn aan scheenbeen, been, enkel, voet, hiel en hamstring en zijn astma heeft betrokken bij de medische beoordeling. Dit geldt ook voor de psychische klachten die eiser ervaart door zijn lichamelijke problemen en de medicatie die hij neemt, te weten: slaapproblemen, onrustig zijn, stemmingswisselingen, depressieve stemmingen en prikkelbaarheid. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
10. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 12 mei 2021 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Wat betreft de psychische klachten neemt de verzekeringsarts B&B meer beperkingen aan dan de verzekeringsarts in de primaire beoordeling. Gelet op de stemmingsproblematiek van eiser heeft zij beperkingen opgenomen die overmatige stresserende omstandigheden voorkomen, namelijk beperkingen met betrekking tot veelvuldige deadlines of productiepieken, werken met hoog handelingstempo en werk waarin veelvuldig of rechtstreeks contact met klanten is vereist. Ook heeft de verzekeringsarts B&B een beperking opgenomen voor nacht- en onregelmatige diensten omdat het handhaven van dag- en nachtritme bij stemmingsklachten van belang is. Wat betreft de lichamelijke klachten neemt de verzekeringsarts B&B nog een beperking op in de rubriek fysieke omgevingseisen vanwege de astma. Voor de overige, medisch geobjectiveerde, lichamelijke klachten zijn volgens de verzekeringsarts B&B al voldoende beperkingen opgenomen in de FML. Op basis van de medische gegevens zijn er volgens haar geen medische argumenten voor de stelling dat de beperkingen onjuist zijn vastgesteld.
11. Verder is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts B&B ook voldoende heeft gemotiveerd dat de (medische) informatie die eiser in beroep heeft ingebracht geen andere medische feiten of gegevens bevat waaruit blijkt dat de beperkingen op en rond de datum in geding onjuist zijn vastgesteld. Zowel de lichamelijke als de psychische klachten die de arts, psycholoog en de huisarts beschrijven wijken volgens de verzekeringsarts B&B niet af van de medische gegevens waarvan zij is uitgegaan. Daarbij bevestigt de orthopeed volgens de verzekeringsarts B&B dat de knie stabiel is en dat er geen aanwijzingen zijn dat er sprake is van ernstige knieafwijkingen.
12. De rechtbank vindt in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit. De rechtbank is van mening dat de belastbaarheid van eiser voldoende is onderzocht. Daarom is de rechtbank van oordeel dat het UWV terecht heeft beoordeeld dat eiser op 12 mei 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 28 oktober 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
13. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
14. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 12 mei 2021 met de middelste van de drie geduide functies 80,81% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 19,19% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

15. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiser per 12 mei 2021 een WIA-uitkering toe te kennen omdat hij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 19,19%.
16. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 6 januari 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.