ECLI:NL:RBNHO:2023:3073

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
9347570 \ CV EXPL 21-4922
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en de verantwoordelijkheden van de vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door Yource B.V., een vordering ingesteld tegen British Airways Plc wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Heathrow op 20 juli 2019, met aansluitend een vlucht naar Miami. Door een vertraging van de eerste vlucht, veroorzaakt door 'slot delays' als gevolg van onweer, misten zij hun aansluitende vlucht naar Miami. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9347570 \ CV EXPL 21-4922 (DB)
Uitspraakdatum: 5 april 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. B.F.I. Bruisten (Yource B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
British Airways Plc
statutair gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J.J.O. Zandt (Codex Mulder Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 15 juli 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Heathrow Airport (Londen, Verenigd Koninkrijk) op 20 juli 2019 met vluchtnummer BA433 en aansluitend naar Miami Airport (Verenigde Staten) met vluchtnummer BA1528.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Londen is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht naar Miami gemist. Zij zijn vervolgens omgeboekt naar een vervangende vlucht, waarmee zij met meer dan 3 uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
Yource B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
De passagiers zijn door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens hun minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te voeren.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente;
- € 363,00 althans € 435,60, althans een in redelijke justitie door de kantonrechter te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Voorts verzoeken de passagiers de kantonrechter om een certificaat af te geven zoals bedoeld in artikel 53 herziene EEX-Verordening 1215/2012 (Brussel I bis-Verordening).
3.3.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.4.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te Miami, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders wanneer de vervoerder kan aantonen dat er sprake was van buitengewone omstandigheden, die hij ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet had kunnen voorkomen, zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.4.
De vervoerder voert aan dat er op 20 juli 2019 zowel in Amsterdam als in Londen sprake was van onweer. Volgens de vervoerder werden de vlucht en de rechtstreeks daaraan voorafgaande vlucht (BA432) met hetzelfde toestel uitgevoerd en kreeg vlucht BA432 te maken met door het luchtverkeersbeheer opgelegde ‘slot delays’ die het gevolg waren van de weersomstandigheden. Vlucht BA432 had een geplande vertrektijd van 06:40 GMT en een geplande aankomsttijd van 08:00 GMT. Het toestel stond tijdig klaar om vlucht BA432 uit te voeren, maar kreeg meerdere keren een nieuw slot opgelegd en had uiteindelijk een slot delay van 30 minuten. Vlucht BA432 is volgens de vervoerder om 08:43 GMT te Amsterdam aangekomen. Hierdoor kampte de vlucht, met een geplande vertrektijd van 08:50 GMT, direct met een vertrekvertraging. De vlucht kreeg ook meerdere keren een nieuw slot opgelegd. Uiteindelijk werd aan de vlucht een vertrektijd van 09:16 GMT met een slot delay van 31 minuten opgelegd, waardoor de vlucht met een vertraging van meer dan een uur vertrok en met 53 minuten vertraging te Londen is aangekomen. Ter onderbouwing heeft de vervoerder verwezen naar de ‘flight records’ van de vlucht en van vlucht BA432 en het ‘CFMU-rapport’.
4.5.
De kantonrechter gaat voorbij aan hetgeen partijen stellen omtrent de weersomstandigheden, aangezien een aan een vlucht opgelegde beperking door de luchtverkeersleiding in de vorm van een slot op zichzelf een buitengewone omstandigheid kan vormen. Wanneer een vlucht een slot krijgt opgelegd, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een slot afkomstig van de luchtverkeersleiding moet immers altijd worden opgevolgd. Een slot is dan ook niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij. Uit het CFMU-rapport blijkt dat zowel aan vlucht BA432 als aan de onderhavige vlucht meerdere keren een nieuwe slottijd (‘new calculated airborne time’) is opgelegd. Dit hebben de passagiers ook niet betwist. De reden waarom de luchtverkeersleiding een nieuw slot heeft opgelegd is in beginsel niet relevant. Gesteld noch gebleken is dat de slot delays zijn veroorzaakt door toedoen van de vervoerder.
4.6.
De passagiers hebben evenmin betwist dat de nieuwe slottijden die de luchtverkeersleiding aan de voorgaande vlucht en aan de vlucht in kwestie heeft opgelegd, tezamen uiteindelijk hebben geleid tot een aankomstvertraging van de vlucht te Londen van 53 minuten. Voorts staat vast dat de vlucht gepland stond om 11:10 uur lokale tijd aan te komen, dat de aansluitende vlucht naar Miami gepland stond om 12:50 uur lokale tijd te vertrekken en dat de minimale overstaptijd te Londen 90 minuten bedroeg. Hierdoor staat vast dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van de vlucht. De passagiers hebben immers door deze vertraging de aansluitende vlucht naar Miami gemist. De vertraging van de passagiers is dan ook het gevolg van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
4.7.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers stellen dat de vervoerder onvoldoende buffer in de overstaptijd van de passagiers heeft ingeruimd. Vast staat dat tussen de twee aansluitende vluchten een overstaptijd van 100 minuten was gepland en dat de minimale overstaptijd te Heathrow 90 minuten bedraagt. Dit houdt in dat de passagiers een buffer van 10 minuten hadden om de aansluitende vlucht te halen, hetgeen door de kantonrechter als onvoldoende wordt gekwalificeerd, omdat in beginsel een minimale buffer van 20 minuten noodzakelijk wordt geacht. In dit geval hebben de buitengewone omstandigheden tot een vertraging van 53 minuten geleid. De kantonrechter concludeert dat, ook al had de vervoerder voldoende reservetijd in acht genomen, de passagiers hun aansluitende vlucht niet meer hadden kunnen halen. De passagiers hebben aangevoerd dat de vervoerder op de slechte weersomstandigheden, die een dag voor de vluchtdatum al bekend waren, had kunnen anticiperen door de passagiers om te boeken naar een rechtstreekse vlucht van Amsterdam naar Miami. De kantonrechter oordeelt echter dat, hoewel de weersvoorspelling een dag van tevoren bekend was, de vervoerder een dag van tevoren niet had kunnen voorspellen of de luchtverkeersleiding nieuwe slottijden aan de (voorafgaande) vlucht zou opleggen en zo ja in welke mate deze nieuwe slottijden tot vertraging zouden leiden. Dit betoog van de passagiers slaagt daarom niet. De vervoerder heeft voorts aangevoerd dat hij de passagiers heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht naar Miami. De passagiers hebben dit niet betwist. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De door de vervoerder verzochte rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 464,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 116,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt,
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter