ECLI:NL:RBNHO:2023:3122

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
HAA 22/157
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 april 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres, die zich op 11 oktober 2018 ziekmeldde, ontving eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het UWV heeft haar aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn, met een vastgesteld percentage van 18,85%. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend.

De rechtbank heeft de medische situatie van eiseres beoordeeld aan de hand van rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Eiseres heeft verschillende klachten ingediend, waaronder chronische pijn en psychische klachten zoals depressie en PTSS. De rechtbank concludeert dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts B&B adequaat was. De rechtbank oordeelt dat er geen objectieve medische onderbouwing is voor verdergaande beperkingen dan die in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zijn opgenomen.

Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 28 januari 2021 in staat was om arbeid te verrichten die in overeenstemming is met haar vastgestelde medische belastbaarheid. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op de gevraagde WIA-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/157

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: R. Roos).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven, waarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 18,85%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 7 december 2021.
Het UWV heeft op vragen van de rechtbank gereageerd met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als financieel medewerker voor gemiddeld 39,77 uur per week. Terwijl eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, heeft zij zich op 11 oktober 2018 ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiseres vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 28 januari 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 18,85%. Het UWV heeft daarom geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 2 december 2021. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 2 december 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van
3 december 2021.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat zij niet in staat is om te werken vanwege haar lichamelijke en psychische klachten. Eiseres heeft namelijk chronische pijn aan haar rug, bekken en stuit door haar bekkeninstabiliteit. Hierdoor kan eiseres huishoudelijke taken niet zelf verrichten. Daarbij moet zij vaak van houding wisselen waardoor zij moet liggen of zitten. Daarnaast stelt eiseres dat zij kampt met een zware depressie en PTSS. Zij heeft last van paniekaanvallen en slaapt slecht. Vanwege haar slaapgebrek en medicatiegebruik heeft zij last van vermoeidheidsklachten.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 28 januari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 28 januari 2021 voor 18,85% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
9. De verschillende klachten die eiseres in haar beroepschrift naar voren brengt, te weten chronische pijn aan haar rug, bekken en stuit door haar bekkeninstabiliteit en haar psychische klachten, zijn door de verzekeringsarts B&B meegenomen in de medische beoordeling. Uit het rapport van de verzekeringsarts B&B volgt namelijk dat eiseres tijdens het spreekuur heeft verteld over haar rugklachten en pijn bij het stuitje en dat zij moeite heeft met zitten, lopen en staan. Naar aanleiding hiervan heeft de verzekeringsarts B&B ook een lichamelijk onderzoek verricht, onder andere met betrekking tot de rug. Daarnaast zijn ook de psychische klachten van eiseres besproken, namelijk de PTSS, anhedonie, het slecht slapen en de angst- en paniekaanvallen.
10. In bezwaar heeft eiseres verschillende (medische) informatie ingediend, te weten een verwijsbrief van de huisarts voor (bekkenbodem)fysiotherapie, informatie over de gebruikte medicatie en een bevestiging van de aanmelding bij een psychologiepraktijk. Uit het rapport van de verzekeringsarts B&B blijkt dat deze informatie bij de beoordeling is betrokken. Tijdens het spreekuur zijn namelijk zowel de medicatie als de recente, huidige en aankomende therapieën en behandelingen besproken.
11. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van mening dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De rechtbank acht het niet waarschijnlijk dat de verzekeringsarts B&B klachten heeft gemist of informatie over de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. Eiseres stelt dat zij chronische pijn heeft aan haar rug, bekken en stuit door bekkeninstabiliteit. Daarbij moet zij vaak van houding wisselen waardoor zij moet liggen of zitten. In het rapport van 2 december 2021 stelt de verzekeringsarts B&B dat er geen aanleiding is om de belastbaarheid ten aanzien van zitten te herzien en dat de overige beperkingen in dynamische en statische zin voldoende tegemoet komen aan de klachten. Naar aanleiding van vragen van de rechtbank heeft de verzekeringsarts B&B deze stellingen nader gemotiveerd. In het rapport van 6 februari 2023 stelt de verzekeringsarts B&B dat hij bij de afweging van de beperkingen ten aanzien van zitten en de overige dynamische en statische beperkingen is uitgegaan van de zijns inziens meest plausibele diagnose; coccygodynie, ofwel pijn aan het staartbeen met reactief tendomyogene lage rugklachten. [1] Bij het onderzoek waren er volgens de verzekeringsarts B&B geen aanwijzingen voor bekkeninstabiliteit, hij verwijst hierbij naar de negatieve ASLR test. Hij stelt dat het zou kunnen dat bij langdurig zitten pijn aan het staartbeen ontstaat, maar dat impliceert volgens hem geen forsere beperking dan een uur zitten, waarbij is ingecalculeerd dat na een half uur zitten even kan worden vertreden. Hierdoor is een additionele beperking aangaande wisselen van houding niet meer geïndiceerd volgens de verzekeringsarts B&B. Hier voegt hij nog aan toe dat dergelijke tendomyogene klachten geen forse beperkingen impliceren, zodat de overige lichte dynamische en statische beperkingen zijn gehandhaafd. De rechtbank kan dit volgen.
13. Daarnaast stelt eiseres dat zij kampt met een zware depressie en PTSS. Zij heeft last van paniekaanvallen en slaapt slecht. Vanwege haar slaapgebrek en medicatiegebruik heeft zij last van vermoeidheidsklachten. In de FML die is opgesteld tijdens de primaire beoordeling zijn verschillende beperkingen opgenomen. De verzekeringsarts B&B stelt dat er medische argumenten zijn om af te wijken van het primaire medische oordeel. Vanwege de PTSS-klachten die eiseres ervaart heeft hij beperkingen in de FML opgenomen ten aanzien van een voorspelbare werksituatie, storingen en onderbrekingen en intensief patiëntencontact. Naar aanleiding van vragen van de rechtbank legt de verzekeringsarts B&B in het rapport van 6 februari 2023 uit hoe de door eiseres ervaren vermoeidheidsklachten zijn meegewogen in de medische beoordeling. Hij stelt dat eiseres het medicijn citalopram (20 mg dd) gebruikt. Dit middel gaat volgens de verzekeringsarts B&B doorgaans niet gepaard met forse bijwerkingen. Verder stelt hij dat het mogelijk is dat eiseres door herbelevingen ’s nachts wakker wordt, maar meestal slaapt men dan toch weer door. Van een dermate structureel verstoord slaappatroon dat leidt tot een rustbehoefte overdag is volgens hem bij dergelijke beelden in het algemeen geen sprake, ook niet bij eiseres. Daarom ziet de verzekeringsarts B&B geen grond voor een urenbeperking. De rechtbank kan deze motivering volgen.
14. Eiseres stelt dat zij vanwege haar lichamelijke en psychische klachten niet in staat is om te werken. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Bij de rechtbank werken geen verzekeringsartsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts tot een onjuiste medische conclusie is gekomen. Dat betekent ook dat hoe iemand zich voelt - zonder medische onderbouwing - niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 28 januari 2021.
15. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 28 januari 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 2 december 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
16. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
17. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 28 januari 2021 met de middelste van de drie geduide functies 81,15% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 18,85% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

18. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres per 28 januari 2021 een WIA-uitkering toe te kennen omdat zij per die datum voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
19. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 3 april 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Tendomyogeen: pijn bij de overgang van spier naar pees.