ECLI:NL:RBNHO:2023:3149

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
C/15/337393 / KG ZA 23-104
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Versterking van een eerder opgelegd marktverbod met dwangsom in kort geding

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Noord-Holland, is op 7 april 2023 een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen [eiser] en de Beverwijkse Bazaar B.V. De eiser, die werkzaam is in de bakkerij van zijn broer op de Beverwijkse Bazaar, heeft een marktverbod opgelegd gekregen na een incident op 19 september 2020, waarbij hij de operationeel directeur van de Bazaar heeft geslagen. Dit verbod is door de Bazaar verlengd na herhaalde overtredingen door de eiser. De eiser vorderde in conventie de opheffing van het marktverbod, terwijl de Bazaar in reconventie een gebiedsverbod en een dwangsom vorderde wegens de voortdurende overtredingen van het marktverbod door de eiser. De rechtbank oordeelde dat het marktverbod terecht was opgelegd en dat de vorderingen van de Bazaar in reconventie toewijsbaar waren. De rechtbank legde een gebiedsverbod op voor de wegen rondom de Bazaar en bepaalde dat de eiser zich daar niet mocht ophouden op marktdagen, met een dwangsom voor elke overtreding. De eiser werd ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/337393 / KG ZA 23-104
Vonnis in kort geding van 7 april 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. S. Besli te Ede Gld,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE BEVERWIJKSE BAZAAR B.V.,
gevestigd te Beverwijk,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A. de Groot te Alkmaar.
Partijen zullen hierna [eiser] en De Bazaar genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de uitgebrachte dagvaarding van 15 maart 2023 met 10 producties (1-10)
  • de brief en e-mail van mr. De Groot van 17 maart 2023 met 13 producties (1-13), tevens houdende (aankondiging van) eis in reconventie
  • de brief en e-mail van mr. De Groot van 21 maart 2023 met 5 producties (14-18)
  • de mondelinge behandeling van 24 maart 2023
  • de pleitnota van (de advocaat van) [eiser]
  • de pleitnota van (de advocaat van) De Bazaar.
1.2.
na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
  • [eiser] ,
  • mr. Besli voornoemd
  • I. Thomassen, bedrijfsjuriste bij De Bazaar
  • mr. De Groot voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Bazaar exploiteert een markt te Beverwijk (de Beverwijkse Bazaar) en verhuurt daar units aan ondernemers.
2.2.
[eiser] is sinds 1989 werkzaam op De Bazaar in bakkerij [bakkerij] , sinds enige tijd in hoedanigheid van medewerker van de in februari 2019 opgerichte vennootschap [vennootschap] , van welke vennootschap hij ook enig aandeelhouder en bestuurder is. De unit waar [eiser] werkzaam is wordt gehuurd door de broer van [eiser] , [broer van eiser] .
2.3.
[eiser] heeft op 7 april 2020 ‘Ondernemersvereniging De Bazaar’ opgericht (hierna ook: de ondernemersvereniging). [eiser] is voorzitter (geweest) van de ondernemersvereniging.
2.4.
Bij vonnis in kort geding van 23 november 2020, in een zaak tussen De Bazaar als eiser en [eiser] en diens broer [broer van eiser] als gedaagden, heeft de kantonrechter van deze rechtbank onder meer het volgende overwogen en beslist:
(…)
2.1.
De Beverwijkse Bazaar heeft op 1 oktober 1989 unit 32001 en op 1 oktober 2005 unit 32900 aan [broer van eiser] verhuurd. (…)
(…)
2.8.
In de periode 21 mei 2019 tot en met 1 augustus 2020 heeft De Beverwijkse Bazaar diverse brieven en e-mails gestuurd aan ofwel [broer van eiser] ofwel [eiser] ofwel [vennootschap] , waarin zij klaagt over gedragingen die op grond van de huurovereenkomst niet zijn toegestaan, zoals het plaatsen van een koel-vriescel, terrasmeubilair en afval op de stoep en het vernielen van een slagboom.
(…)
2.10.
Op 19 september 2020 heeft zich een incident voorgedaan tussen [eiser] en operationeel directeur van de Beverwijks Bazaar, de heer [directeur] . [eiser] heeft een wagentje met paarse hesjes (onderdeel van de coronamaatregelen van de markt) uit de markthal gegooid en heeft, nadat hij daarop aangesproken werd, [directeur] met de vlakke hand in het gezicht geslagen. [directeur] heeft aangifte gedaan van het incident en [eiser] is aangehouden door de politie.
2.11.
De Beverwijkse Bazaar heeft [eiser] bij brief van 19 september 2020 met onmiddellijke ingang een marktverbod opgelegd voor de duur van twee jaar. In de brief staat onder meer: (. ..) U heeft dit gedaan door een winkelwagentje waarin paarse hesjes lagen van deze medewerker af te pakken en de hal (Versmarkt) uit te gooien. Ik heb u bij de Versmarkt aangesproken op uw gedrag en duidelijk gemaakt dat u van de goederen van De Bazaar moet afblijven. ( ..) Dit verbod is door [eiser] op 20 en 21 september 2020 overtreden. Daarvan heeft De Beverwijkse Bazaar aangifte gedaan.
(…)
3. De vordering in conventie
3.1.
De Beverwijkse Bazaar vordert dat de kantonrechter gedaagden hoofdelijk veroordeelt om de units 32001 en 32900 te ontruimen en geheel ontruimd, leeg en bezemschoon ter vrije beschikking van De Beverwijkse Bazaar te stellen op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag met een maximum van € 25.000,00 en aan [eiser] een gebiedsverbod op te leggen ten aanzien van de Ringvaartweg, de Parallelweg, de Industrieweg, de Randweg, de Montagelaan en Buitenlanden te Beverwijk op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding van dat verbod.
(…)
4. Het verweer in conventie
4.1.
Gedaagden betwisten de vordering en voeren -samengevat- het volgende aan. Allereerst is geen sprake van een spoedeisend belang. Verder betwisten gedaagden dat [eiser] huurder of feitelijk gebruiker is van de units 32001 en 32900; dat is uitsluitend [broer van eiser] . [eiser] was alleen in zijn hoedanigheid van voorzitter van de ondernemersvereniging en huurder van unit 32003 betrokken bij het incident op 19 september 2020 en dus niet in hoedanigheid van huurder of feitelijk gebruiker van de units 32001 en 32900. (…) [broer van eiser] heeft groot belang bij behoud van de units 32001 en 32900, omdat hij daarin al 35 jaar een onderneming exploiteert.
Het marktverbod is uitsluitend opgelegd om de werkwijze van de ondernemersvereniging te frustreren danwel te blokkeren. Door het verbod wordt het werk van [eiser] als voorzitter onmogelijk gemaakt. Zonder toegang tot De Beverwijkse Bazaar is communicatie met (aspirant) leden namelijk vrijwel onmogelijk. [eiser] heeft er belang bij dat hij zich vrij kan wenden tot de leden. Het gevorderde verbod beslaat ook openbare wegen, wat in strijd is met subsidiariteit en proportionaliteit. Door de inbreuk op het vrij kunnen bewegen en verenigen van [eiser] zijn het marktverbod en het gevorderde gebiedsverbod onrechtmatig.

5.De vordering in reconventie

5.1.
Gedaagden vorderen bij vonnis -samengevat- De Beverwijkse Bazaar te veroordelen tot opheffing van het aan [eiser] opgelegde marktverbod op straffe van een dwangsom (…).
(…)
7. De beoordeling
(…)
7.5.
Het komt dan voorts aan op de vraag of [broer van eiser] aansprakelijk kan worden gehouden voor de gedragingen van [eiser] op grond van het bepaalde in artikel 7:219 BW. Omdat het daarbij gaat om gedragingen van derden die zich met goedvinden van de huurder het gehuurde gebruiken of zich daarop bevinden, moeten de verweten gedragingen wel enig verband met het gehuurde houden. Ook alle overige omstandigheden moeten worden betrokken bij de beantwoording van de vraag of al dan niet sprake is van goed huurderschap. De Beverwijkse Bazaar heeft in dit verband betoogd dat [eiser] de feitelijke exploitant van de units is. Zij leidt dat af uit het feit dat [vennootschap] sinds begin 2019 de huur betaalt. Volgens [directeur] heeft hij, sinds hij enkele jaren geleden directeur operationele zaken bij De Beverwijkse Bazaar is geworden, altijd alleen [eiser] op de markt gezien en niet [broer van eiser] . Gedaagden hebben dit betwist en aangevoerd dat [broer van eiser] de units 32001 en 32900 huurt en exploiteert. [eiser] heeft geen rol in deze onderneming, anders dan dat hij in het kader van de familieverhouding wel eens bij springt. [vennootschap] is volgens gedaagden een vennootschap waaraan de broers [naam] hun administratie hebben uitbesteed en die de huur voor alle door hen gehuurde units betaalt.
(…)
7.7.
De Beverwijkse Bazaar heeft na het incident van 19 september 2020 [eiser] een marktverbod opgelegd voor de duur van twee jaar. Dit verbod vindt zijn grondslag in artikel 26.5 van de algemene voorwaarden 2010. Deze voorwaarden zijn van toepassing op de allonge van 25 juni 2011 zodat [eiser] daaraan gebonden is. Gezien de gedragingen van [eiser] op 19 september 2020 acht de kantonrechter het marktverbod gerechtvaardigd, mede gelet op de eerdere klachten van De Beverwijkse Bazaar over het gedrag van [eiser] . Het marktverbod staat in verhouding tot de ernst van het incident. Het is in beginsel aan De Beverwijkse Bazaar om te bepalen wie zij wel en niet op haar terrein toelaat en daarnaast is de mogelijkheid van een marktverbod opgenomen in de algemene voorwaarden die bij de huurovereenkomsten horen. De kantonrechter zal het verbod dan ook niet opheffen. De kantonrechter ziet in alle omstandigheden wel aanleiding om het verbod te beperken tot een periode van één jaar. (…)
(…)
7.10.
Zoals reeds overwogen hoeft De Beverwijkse Bazaar het door [eiser] vertoonde gedrag niet te tolereren. Daarnaast heeft [eiser] het opgelegde marktverbod reeds meerdere keren geschonden. Door een gebiedsverbod rond de markt zal [eiser] minimaal worden beperkt in zijn bewegingsvrijheid, omdat [eiser] geen huurder en feitelijk gebruiker meer is van een unit op De Beverwijkse Bazaar. Het gebiedsverbod zal [eiser] daarnaast niet onredelijk beperken in de uitvoering van de taken die voortvloeien uit zijn voorzitterschap van de ondernemersvereniging. Daarvoor hoeft [eiser] niet fysiek op De Beverwijkse Bazaar aanwezig te zijn. Er zijn voldoende mogelijkheden om in contact te komen met (aspirant) leden, namelijk online of telefonisch.
7.11.
De Beverwijkse Bazaar heeft een echter verbod gevorderd voor een relatief groot gebied rondom de markt. Op de dagen dat de markt niet open is (maandag tot en met donderdag) betreffen de door De Beverwijkse Bazaar aangewezen wegen openbaar terrein. Op de dagen dat de markt geopend is zijn deze wegen particulier terrein en zijn de wegen onderdeel van De Beverwijkse Bazaar. Een gebiedsverbod voor alle wegen rondom de markt, op alle dagen van de week is gelet op het voorgaande, te vergaand. Daarom zal de kantonrechter alleen een gebiedsverbod opleggen voor alle wegen die het marktterrein doorkruisen, te weten de Buitenlanden, Montageweg, Randweg en de Industrieweg. Dit verbod geldt op de dagen dat de markt geopend is (vrijdag tot en met zondag) en deze wegen dus onderdeel zijn van De Beverwijkse Bazaar. De kantonrechter zal aan het gebiedsverbod een termijn verbinden tot 20 september 2021 en sluit daarmee aan bij de termijn van het hiervoor door de kantonrechter in duur beperkte marktverbod. De kantonrechter zal tevens een dwangsom verbinden aan het gebiedsverbod nu gebleken is dat [eiser] het eerder opgelegde marktverbod geschonden heeft. De gevorderde dwangsom zal echter worden gematigd tot € 500,00 voor elke keer dat [eiser] het verbod overtreedt met een maximum van € 10.000,00.
(…)
8. De beslissing
De kantonrechter:
in conventie
8.1.
verbiedt [eiser] om op iedere vrijdag, zaterdag en zondag in de periode gelegen tussen vijf dagen na betekening van dit vonnis tot 21 september 2021, de Buitenlanden, de Montageweg, de Randweg en de Industrieweg te betreden en zich aldaar op te houden onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor elke keer dat [eiser] dit verbod overtreedt, met een maximum van € 10.000,00;
(…)
in reconventie
8.5.
veroordeelt De Beverwijkse Bazaar om het marktverbod schriftelijk per aangetekende brief bevestigd aan [eiser] op te heffen met ingang van 20 september 2021, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag (een gedeelte van de dag daaronder begrepen) dat de Beverwijkse Bazaar na 20 september 2021 [eiser] op grond van dit marktverbod niet tot het marktterrein toelaat, met een maximum van € 10.000,-;
(…)
2.5.
Bij aangetekende brief van haar advocaat van 17 augustus 2021 heeft De Bazaar aan [eiser] bevestigd dat het onder 2.4 bedoelde marktverbod met ingang van 20 september 2021 is opgeheven. Daarbij heeft De Bazaar onder meer het volgende aan [eiser] medegedeeld:
(…)
Er is wat u betreft sprake van structureel wangedrag variërend van illegaal plaatsen van een koelcel tot vernieling van een slagboom, van structureel verkeerd parkeren en weigeren te verplaatsen van een bedrijfsbus tot het achterlaten van afval en dergelijke hygiënevergrijpen, van in strijd met de huurovereenkomst fruit verkopen en terrashouden tot schelden en handtastelijkheden en laatstelijk mishandeling van de operationeel directeur van De Bazaar. Die mishandeling is de directe aanleiding geweest voor het u opgelegde marktverbod. U hebt dit marktverbod herhaaldelijk aantoonbaar geschonden, zowel voor genoemd vonnis (te weten in ieder geval op 20 en 21 september 2020) als daarna (te weten in ieder geval op 1 april, 24 mei en 31 mei 2021). U hebt de bij vonnis opgelegde dwangsommen verbeurd en deze zullen op u worden verhaald. Daarbij hebt u zich echter ook (weer) schuldig gemaakt aan intimidatie en bedreiging van personen, o.a. van gegadigden die geïnteresseerd waren in de voorheen door u gehuurde unit. Bovendien hebt u terrasmeubilair van die nieuwe huurder ontvreemd c.q. doen ontvreemden (vastgelegd op film). Uw gedrag is er dus bepaald niet op vooruit gegaan.
De Bazaar wil, kan en zal dergelijk gedrag van u niet accepteren en zegt u derhalve aan dat bij een vergrijp van u en/of klacht daarover een nieuw marktverbod aan u zal worden opgelegd, en met alle middelen rechtens zal worden gehandhaafd.
(…)
2.6.
Op 28 augustus 2022 heeft zich een incident voorgedaan bij De Bazaar waarbij [eiser] was betrokken. In de door De Bazaar opgestelde ‘Dienstrapportage Weekend’ van die dag is onder meer het volgende opgenomen:
(…)
(…)
(…)
2.7.
In het in bovenstaand citaat bedoelde verslag van Samir is het volgende opgenomen:
2.8.
Op 2 september 2022 heeft De Bazaar naar aanleiding van het incident op 28 augustus 2022 een marktverbod (hierna ook: het Marktverbod) opgelegd aan [eiser] . Bij brief van (in handen) 2 september en (aangetekend) 5 september 2022 heeft De Bazaar onder meer het volgende aan [eiser] geschreven:
(…)
Sinds 30 september 2020 bent u geen huurder meer op De Bazaar, er is geen enkele noodzaak voor u om zich op het terrein van De Bazaar te bevinden.
U bent bijzonder vaak betrokken geweest bij incidenten op het terrein van De Bazaar en heeft zich regelmatig ongepast, agressief en zelfs gewelddadig gedragen jegens huurders, bezoekers en medewerkers van De Bazaar. Daarnaast heeft u zaken vernield, vervuild en weigert u herhaaldelijk zich te houden aan veiligheidsvoorschriften. U brengt hiermee de huurders, bezoekers en medewerkers van De Bazaar in gevaar. Vanwege uw gedrag heeft u meerdere waarschuwingen, een marktverbod en boetes ontvangen. Daarnaast zijn u verschillende aangiftes tegen u gedaan, waaronder die voor huisvredebreuk en mishandeling.
Afgelopen weekend werd duidelijk dat dit niet heeft geresulteerd in een verbetering van uw gedrag. Wederom heeft u zich agressief gedragen jegens één van onze medewerkers. De parkeermedewerkers van De Bazaar zijn allemaal bekend met uw opvliegende en agressieve houding jegens hen. Desondanks dienen zij te allen tijde de veiligheid op De Bazaar te borgen. Eén van de veiligheidsmaatregelen is dat de Randweg tijdens bezoekuren gesloten is voor verkeer, op zondagen wordt de Randweg om 10:00 uur in de ochtend afgesloten en dienen alle voertuigen verwijderd te zijn. Op zondag 28 augustus jl. heeft een medewerker parkeren u gevraagd of het u zou lukken uw bus, met de naam [bakkerij] erop, tijdig te verwijderen. U reageerde geïrriteerd en gaf vervolgens flink gas. Hierbij reed u bijna over de voet van de medewerker heen en werd de pion meegesleurd door uw bus.
Vervolgens bent u teruggereden naar de medewerker en heeft u boos geschreeuwd nog eens door de paaltjes heen te rijden en dat u de medewerker ook omver zou rijden. Vervolgens riep u dat u een klacht zou indienen tegen de medewerker omdat hij 'een klootzak' zou zijn.
Dergelijk onbeschoft en intimiderend gedrag wordt door De Bazaar niet geaccepteerd. Door de betreffende medewerker is inmiddels aangifte gedaan bij de Politie. Naar aanleiding van voormelde gebeurtenissen wordt u per direct en onvoorwaardelijk de toegang tot alle terreinen van de Beverwijkse Bazaar B.V. ontzegd voor de duur van één jaar. Vanaf 3 september 2023 mag u de terreinen van De Bazaar weer betreden. Indien u zich gedurende het marktverbod op het terrein van De Bazaar bevindt wordt u onmiddellijk aangehouden en doen wij aangifte van huisvredebreuk, waarna de strafrechtelijke maatregelen in handen liggen van de Officier van Justitie. Daarnaast wordt de duur van het marktverbod verlengd voor een nader te noemen termijn.
(…)
2.9.
Op 15 januari 2023 en 18 februari 2023 heeft De Bazaar tegen [eiser] bij de politie aangifte gedaan van huisvredebreuk wegens (herhaalde) overtreding door [eiser] van het Marktverbod.
2.10.
Bij brief en e-mail van 15 maart 2023 heeft (de advocaat van) De Bazaar onder meer het volgende aan [broer van eiser] geschreven:
(…)
Krachtens schriftelijke huurovereenkomsten d.d. 1 oktober 1989 en 9 september 2005 huurt u van de Beverwijkse Bazaar de units (inmiddels) genummerd 32001 en 32900.
(…)
In het gehuurde wordt een bakkerij gedreven. Uw broer, [eiser] , wordt regelmatig gezien in uw bakkerij. U als huurder laat uw broer toe tot het gehuurde en hem dit mede gebruiken. Krachtens artikel 7:219 BW bent u dan als huurder volledig jegens de Bazaar aansprakelijk voor de gedragingen van uw broer. Die gedragingen zijn onacceptabel.
Hij maakt zich schuldig aan zeer ernstig wangedrag, vernielingen en fysiek geweld. Dit zowel in de tijd dat hij zelf ook nog huurder was van een andere unit op de Bazaar (tot 30 september 2020) als daarna; ook is sprake geweest van huurachterstanden die de Bazaar genoodzaakt hebben tot incassomaatregelen.
(…)
Eind augustus 2022 heeft uw broer zich wederom schuldig gemaakt aan wangedrag, ditmaal jegens een parkeermedewerker van de Bazaar. Uw broer kwam vlak voor het afsluiten van de Randweg aanrijden, hij wilde erop rijden. De parkeermedewerker vroeg hem of hij wel op tijd zou kunnen afrijden, hij had nog maar een paar minuten. Vervolgens werd uw broer boos en is hij rakelings langs genoemde medewerker weggescheurd waarbij een verkeerspilon is meegesleurd en hij bijna over de voet van de medewerker heenreed. Daarna is uw broer terug gereden naar de medewerker en heeft hem toegeschreeuwd en uitgescholden. Weer is uw broer een marktverbod opgelegd, voor de duur van één jaar, tot 3 september 2023. Ook dit marktverbod is en wordt door uw broer geschonden, waarvan eveneens aangifte is gedaan.
De Bazaar verzoekt en voor zover nodig sommeert u om al het nodige en mogelijke te doen om herhaling van dergelijk wangedrag en schending van het marktverbod effectief te voorkomen en [eiser] niet meer tot het gehuurde toe te laten en te bewerkstelligen dat hij zich daar niet meer in bevindt en ophoudt. Niet nakoming daarvan kwalificeert als slecht huurder gedrag en wanprestatie, ook van u als huurder, van voldoende gewicht om ontbinding en van de huurovereenkomsten en ontruiming van het gehuurde te rechtvaardigen.
(…)

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] vordert in conventie om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Te bevelen dat De Bazaar binnen 24 uur na betekening van het vonnis in kort geding het marktverbod van [eiser] , zoals opgelegd per brief van 2 september 2022, per deurwaardersexploot dient in te trekken, zulks op verbeurte van een dwangsom van EUR 5.000,­ (of in goede justitie te bepalen dwangsombedrag) voor iedere dag De Bazaar, na het in deze te wijzen vonnis, in gebreke blijft om aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen, met een maximum van EUR 100.000,- of een door U Edelachtbare in goede justitie te bepalen bedrag;
De Bazaar te veroordelen in de kosten van dit geding, daaronder begrepen het salaris, de nakosten en de verschotten van de advocaat.
3.2.
Aan zijn vordering in conventie legt [eiser] – samengevat – ten grondslag dat het door De Bazaar opgelegde Marktverbod is opgelegd enkel om de werkwijze van de ondernemersvereniging te frustreren danwel te blokkeren, althans dat het gedrag van [eiser] op 28 augustus 2022 min of meer is uitgelokt door de medewerker van De Bazaar. [eiser] voert aan dat het Marktverbod om meer redenen onwettig c.q. ongeldig is: (1) de bevoegdheid om een privaatrechtelijk marktverbod op te leggen komt enkel toekomt aan de eigenaar van de markt, terwijl De Bazaar geen eigenaar of rechthebbende als huurder is van de in het gebied waar het Marktverbod mede op ziet vallende openbare wegen, (2) het Marktverbod leidt tot een beperking van het huurgenot van [broer van eiser] , die door dat verbod immers niet (meer) vrij is om naar eigen inzicht personeel in te zetten of bezoek te ontvangen in het gehuurde, (3) het Marktverbod beperkt de vrije toegang van [eiser] tot de bakkerij, terwijl hij voor zijn primaire levensbehoefte afhankelijk is van werk en loon uit de arbeid die hij daar verricht, en (4) de reden voor het Marktverbod (het incident van 28 augustus 2022) wordt door [eiser] uitdrukkelijk betwist.
3.3.
De Bazaar voert tot haar verweer – kort gezegd – aan dat zij wegens het wangedrag van [eiser] een geldige reden had voor (het opleggen van) het Marktverbod op grond van (artikelen 26 jo. 25 van de algemene voorwaarden behorend bij) de huurovereenkomst jo. artikel 7:219 van het Burgerlijk Wetboek (BW), alsmede artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad), artikel 138/416 Wetboek van Strafrecht (lokaalvredebreuk/verboden toegang), en artikel 5:1 lid 2 BW (eigendom).
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De Bazaar vordert in reconventie – na verandering/vermindering van eis ter zitting – om bij voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
[eiser] te verbieden om voor de duur van het Marktverbod:
  • zich toegang te verschaffen tot of zich op te houden in alle bedrijfsgebouwen en omliggende (parkeer)terreinen van de Beverwijkse Bazaar, staande en gelegen aan de Ringvaartweg de Randweg, de Parallelweg en de Industrieweg. De Buitenlanden, de Montageweg en de Ambachtsstraat te Beverwijk;
  • om op iedere vrijdag, zaterdag en zondag zich te bevinden en/of op te houden op de wegen de Buitenlanden, de Montageweg, Ambachtsstraat, de Randweg en Industrieweg te Beverwijk;
op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per keer dat [eiser] dit verbod overtreedt met een maximum van € 100.000,00, althans een zodanig bedrag per overtreding en in totaal als U E.A. in goede justitie zal menen te behoren, met veroordeling van [eiser] in de kosten des gedings.
4.2.
Aan haar vordering in reconventie legt De Bazaar – kort gezegd – ten grondslag dat [eiser] het Marktverbod voortdurend overtreedt en dat het gevorderde gebiedsverbod op straffe van een dwangsom De Bazaar de mogelijkheid geeft om zelf op te treden tegen [eiser] en niet afhankelijk te zijn van de bereidwilligheid en de beschikbaarheid van de politie. Zij heeft ook een spoedeisend belang bij die vordering, nu [eiser] het in september 2022 opgelegde marktverbod sindsdien structureel negeert, aldus De Bazaar.
4.3.
[eiser] voert in reconventie tot zijn verweer – samengevat – aan dat De Bazaar niet-ontvankelijk is omdat de gronden van de eis in reconventie, in strijd met de eisen van hoor en wederhoor en van een goede procesorde, niet tijdig – uiterlijk 24 uur voor de zitting – zijn medegedeeld. Ook ontbreekt het spoedeisend belang bij de vordering tot het opleggen van een gebiedsverbod. Tot slot ontbreekt (in de eis in reconventie voordat deze ter zitting gewijzigd werd) de periode voor het op te leggen gebiedsverbod, zodat de vordering ziet op een definitief en oneindig verbod, welke vordering zich – wegens het ontbreken van een voorlopig karakter – niet leent voor kort geding, aldus nog steeds [eiser] .
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie

5.1.
De vordering in conventie strekt tot intrekking van het door De Bazaar opgelegde Marktverbod, terwijl de vordering in reconventie in essentie neerkomt op een versterking van dat Marktverbod met een dwangsom. Gelet op de samenhang van de vorderingen in conventie en in reconventie zal de voorzieningenrechter deze hierna gezamenlijk behandelen. Daarbij zullen eerst de formele verweren van [eiser] met betrekking tot de ontvankelijkheid van De Bazaar in de eis in reconventie worden besproken.
formeel verweer in verband met het niet uiterlijk 24 uur voor de zitting kenbaar maken van de gronden van de eis in reconventie
5.2.
Volgens [eiser] brengen de eisen van hoor en wederhoor en van een goede procesorde met zich dat een vordering in reconventie, inclusief de gronden, uiterlijk 24 uur voor de zitting kenbaar dient te worden gemaakt. Hoewel de eis in reconventie op 17 maart 2023 is aangekondigd en verwoord, zijn de gronden daarvoor toen niet medegedeeld, zodat de De Bazaar volgens [eiser] niet-ontvankelijk verklaard moet worden in haar reconventionele vordering. Dat verweer faalt. Het volgende is daarvoor redengevend.
5.3.
Volgens artikel 7.2 van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie (versie februari 2022) (hierna ook: het Procesreglement) deelt een partij die een eis in reconventie wenst in te stellen, “
de eis […] en de gronden daarvan zo spoedig mogelijk, uiterlijk 24 uur (één werkdag) vóór de mondelinge behandeling schriftelijk mee aan de wederpartij, aan eventuele overige partijen en aan de voorzieningenrechter”. De Bazaar heeft de eis in reconventie tijdig (één week voorafgaand aan de zitting) aangekondigd, maar zonder daarbij de gronden voor die eis mee te delen. Volgens artikel 1.1 van het Procesreglement verbindt de voorzieningenrechter “
bij niet naleving van een in dit reglement gegeven voorschrift […] daaraan het gevolg […] dat hem met het oog op de aard van het voorschrift en de ernst van het verzuim passend voorkomt”. Volgens voetnoot 4 bij artikel 7.2 valt niet in algemene zin te zeggen wat de concrete sanctie moet zijn op het niet-tijdig aankondigen van een eis in reconventie. Het hangt af van de aard van de ingestelde reconventionele eis of de eisen van een goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor zijn geschonden: “
Als de eisen van een goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor hieraan niet in de weg staan, kan het indienen van een niet-tijdig aangekondigde, maar in omvang geringe eis in reconventie (…) toch worden toegestaan”.
Nu de eis in reconventie ruimschoots op tijd is aangekondigd en geformuleerd en nu de gronden daarvan – naar ter zitting is gebleken – vrijwel identiek zijn aan de gronden voor het opleggen van het Marktverbod, waar de vordering in conventie betrekking op heeft, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiser] door het pas ter zitting vermelden van de gronden van de eis in reconventie niet is geschaad in zijn verdediging. Daar komt bij dat (de advocaat van) [eiser] ook zelfstandig navraag had kunnen doen bij De Bazaar om de gronden van de eis in reconventie te vragen indien hij van mening was dat hij die nodig zou hebben voor de voorbereiding van zijn verweer daartegen, terwijl gesteld noch gebleken is dat hij van die mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. Bij die stand van zaken is de voorzieningenrechter van oordeel dat van schending van de eisen van hoor en wederhoor en van een goede procesorde geen sprake is. De voorzieningenrechter zal daarom geen consequenties verbinden aan de schending van artikel 7.2 van het Procesreglement.
Spoedeisend belang
5.4.
Anders dan [eiser] betoogt, heeft De Bazaar een spoedeisend belang bij de vordering in reconventie. Met de onder 2.9 bedoelde aangiftes heeft De Bazaar aannemelijk gemaakt dat [eiser] het Marktverbod overtreedt. [eiser] heeft ter zitting bovendien erkend dat hij het door De Bazaar in september 2022 opgelegde marktverbod sindsdien structureel negeert door – naar eigen zeggen – zes dagen in de week op het terrein van De Bazaar aanwezig en in de bakkerij van zijn broer werkzaam te zijn.
Het spoedeisend belang bij de vordering in conventie vloeit voort uit de aard van de vordering en is ook niet betwist.
Gevraagde voorziening toewijsbaar in kort geding?
5.5.
Ter zitting heeft De Bazaar haar vordering in reconventie in die zin aangepast, dat zij aan het gevraagde gebiedsverbod de periode van het reeds door haar opgelegde marktverbod koppelt. Daarop stuit het verweer van [eiser] , dat de gevraagde voorziening een definitief en oneindig verbod behelst, af.
Conclusie formele verweren
5.6.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat De Bazaar ontvankelijk is in haar vordering in reconventie.
Inhoudelijke beoordeling
5.7.
Of en in hoeverre de vordering in reconventie ook
toewijsbaaris, hangt – onder meer – af van het antwoord op de vraag of het door De Bazaar opgelegde marktverbod een geldige grondslag had. Die vraag is bovendien eveneens van belang voor de beoordeling van de vordering in conventie. De voorzieningenrechter overweegt daarover als volgt.
Grondslag Marktverbod geldig?
5.8.
Voor zover De Bazaar het Marktverbod – dan wel het in deze procedure gevorderde gebiedsverbod – baseert op de huurovereenkomst met [broer van eiser] c.q. de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden, kan haar dat niet baten. Gesteld noch gebleken is immers dat [eiser] ten tijde van het incident op 28 augustus 2022 en/of het opleggen van het Marktverbod (zélf) partij was bij die huurovereenkomst.
Dat laat onverlet dat het De Bazaar op grond van haar wettelijke eigendomsrecht (artikel 5:1 BW) vrijstaat om met uitsluiting van een ieder van haar eigendommen gebruik te (laten) maken. Voor zover het Marktverbod is gegrond op de eigendom van De Bazaar op Unit 32001 (de unit die wordt gehuurd door [broer van eiser] voor de daarin geëxploiteerde bakkerij) en de overige ondergrond en opstallen die De Bazaar in eigendom heeft, is deze grondslag naar het oordeel van de voorzieningenrechter toereikend om het opleggen van een marktverbod op te kunnen baseren. Als uitsluitend rechthebbende op haar eigendommen hoeft De Bazaar grensoverschrijdend en inbreukmakend gedrag niet te dulden, temeer omdat De Bazaar zowel [eiser] als zijn broer eerder al heeft gewaarschuwd voor de consequenties van herhaling van dit soort gedrag.
Het (eigen) belang van [broer van eiser] staat aan het voorgaande niet in de weg. Hij is immers geen partij in de onderhavige procedure, terwijl hij – als hij dat wel zou zijn – zich als goed huurder dient te gedragen en de gedragingen van [eiser] hem in dat geval tegengeworpen zouden kunnen worden.
5.9.
Met betrekking tot de (openbare) wegen heeft [eiser] terecht aangevoerd dat deze niet in eigendom van De Bazaar zijn, zodat het eigendomsrecht niet aan een marktverbod ten grondslag kan worden gelegd. Anders dan [eiser] kennelijk meent, betekent dat echter niet dat het De Bazaar in het geheel niet vrij zou staan om een marktverbod op te leggen dat (mede) betrekking heeft op deze wegen. De feitelijke situatie ter plaatse van De Beverwijkse Bazaar wijkt op marktdagen immers in zoverre af van de ‘normale’ verkeerssituatie op niet-marktdagen, dat de wegen die De Beverwijkse Bazaar doorkruisen – op grond van een Verkeersbesluit van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Beverwijk – in het weekend van zaterdag 7.00 uur tot zondag 20.00 uur afgesloten zijn voor gemotoriseerd verkeer door middel van bebording en slagbomen en met behulp van verkeersregelaars. Ook als wordt aangenomen – zoals [eiser] heeft aangevoerd – dat die wegen na afsluiting nog steeds ‘openbaar’ zijn, heeft De Bazaar er een gerechtvaardigd belang bij dat de wegen tijdens die marktdagen zijn afgesloten om de orde te kunnen bewaken. De Bazaar is om die reden dan ook de partij die de slagbomen bewaakt en de verkeersregelaars inzet. Tevens moet zij als werkgever (kunnen) waken over de veiligheid van haar medewerkers, alsmede die van de bezoekers van De Beverwijkse Bazaar. Indien die veiligheid in het geding is, moet De Bazaar (kunnen) optreden tegen onwenselijk gedrag in de vorm van een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Een inbreuk daarop wordt volgens artikel 6:162 lid 2 BW aangemerkt als onrechtmatige daad, hetgeen De Bazaar aan het Marktverbod, althans aan het in reconventie gevorderde gebiedsverbod, (mede) ten grondslag heeft gelegd, en naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook daaraan gerechtvaardigd ten grondslag kon leggen.
5.10.
De Bazaar heeft het Marktverbod opgelegd wegens het incident op 28 augustus 2022. De redenen voor het opleggen van het Marktverbod heeft De Bazaar verwoord in haar brief van 2 en 5 september 2022 (zie hierboven in 2.8). Niet gebleken is dat [eiser] na ontvangst van deze brief bezwaar heeft gemaakt tegen het Marktverbod. Het in de brief gestelde wordt bovendien ondersteund door de Dienstrapportage Weekend (2.6) en het door de betrokken verkeersregelaar opgestelde verslag van dat incident (2.7). (Weliswaar heeft [eiser] aangevoerd dat niet te controleren is dat het verslag werkelijk van de betrokken verkeersregelaar afkomstig is, doch de voorzieningenrechter ziet geen aanleiding daaraan te twijfelen. [eiser] heeft zijn stelling in dit verband ook niet nader onderbouwd.)
Ter zitting zijn camerabeelden van het incident getoond. Weliswaar is op die beelden niet alles te zien wat beschreven is in de Dienstrapportage Weekend en het verslag van de betrokken verkeersregelaar en is er geen geluidsopname van hetgeen tussen de verkeersregelaar en [eiser] aan woorden is gewisseld, maar de beelden sluiten wel aan bij deze stukken. Bovendien is op de beelden te zien dat [eiser] met relatief hoge snelheid over de verkeerspilon die de vrije doorgang moest beletten heen rijdt.
5.11.
Dat [eiser] zou zijn uitgedaagd doordat hij onvriendelijk en schofferend zou zijn bejegend, zoals hij heeft betoogd, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk. Bij het zien van de beelden heeft de voorzieningenrechter geconstateerd dat [eiser] al na enkele seconden op hoge snelheid over de pilon rijdt. Indien en voor zover [eiser] al zou zijn geprovoceerd – hetgeen de voorzieningenrechter gelet op het (zeer) korte tijdsverloop niet aannemelijk acht – dan had van [eiser] , die een busje bestuurde, op zijn minst énige terughoudendheid en zelfbeheersing verwacht mogen worden, terwijl de beelden een dergelijke houding allerminst suggereren.
5.12.
Dat het Marktverbod slechts zou zijn opgelegd vanwege de rol van [eiser] in de ondernemingsvereniging, is niet aannemelijk geworden. De stelling van [eiser] dat het Marktverbod een ‘wraakactie’ van De Bazaar zou zijn wegens zijn (eerdere) rol in die ondernemersvereniging valt niet goed te rijmen met het incident op 28 augustus 2022 en bovendien heeft [eiser] deze stelling – ook na gemotiveerde betwisting daarvan door De Bazaar – niet concreet onderbouwd.
5.13.
Op grond van het voorgaande, in samenhang met het eerdere marktverbod wegens een ander incident, zoals benoemd in de brief van 17 augustus 2021 (zie 2.5) en de daarbij aangezegde consequenties bij herhaling ervan, acht de voorzieningenrechter het gedrag van [eiser] op 28 augustus 2022 – mede gelet op de gerechtvaardigde belangen van De Bazaar – voldoende in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt om (het opleggen van) het Marktverbod te rechtvaardigen. Het beroep van [eiser] op schending van zijn grondrechten om zich vrijelijk te mogen bewegen en te kunnen werken om in zijn primaire levensbehoeften te kunnen voorzien zal worden gepasseerd, omdat ook grondrechten geen vrijbrief opleveren om zich – in strijd met de rechten en belangen van anderen – te misdragen. Van misbruik van recht door De Bazaar is gelet op het bovenstaande ook geen sprake.
5.14.
Het vorenstaande leidt ertoe dat het Marktverbod naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht is opgelegd, zodat de vordering in conventie zal worden afgewezen.
5.15.
[eiser] heeft ter zitting desgevraagd erkend dat hij vrijwel alle dagen op De Beverwijkse Bazaar aanwezig is in de bakkerij van zijn broer, en heeft daarmee bevestigd dat hij het Marktverbod structureel heeft overtreden en nog altijd overtreedt. Bovendien heeft De Bazaar voldoende aannemelijk gemaakt dat zij belang heeft bij een gebiedsverbod naast het Marktverbod, omdat zij dan niet meer afhankelijk is van de bereidheid en beschikbaarheid van de politie. De Bazaar heeft daarom een voldoende (spoedeisend) belang bij haar vordering in reconventie tot het opleggen van een gebiedsverbod op verbeurte van een dwangsom. Deze vordering zal worden toegewezen als hierna omschreven.
5.16.
Het gebied waarvoor het verbod voor [eiser] om zich daarin te bevinden dan wel op te houden zal gelden, zal worden beperkt tot het gebied dat dient te worden beschouwd als het terrein waarop De Beverwijkse Bazaar wordt geëxploiteerd, met inbegrip van de omliggende (parkeer)terreinen, en zich tijdens marktdagen (mede) uitstrekkende tot de wegen die weliswaar eigendom zijn van de gemeente Beverwijk maar die tijdens marktdagen (zaterdag en zondag) worden afgesloten ten behoeve van die exploitatie.
Om executiegeschillen te voorkomen zal het gebied waarvoor het gebiedsverbod geldt tevens gemarkeerd worden weergegeven op een aan dit vonnis te hechten (Google Maps-) kaart.
Het gebiedsverbod is gevorderd voor vrijdag, zaterdag en zondag. In dit geding is niet aannemelijk geworden dat ook vrijdag een marktdag is waarop de wegen zijn afgesloten en De Bazaar de orde over die wegen bewaakt. Daarom zal het gebiedsverbod voor zover het ziet op de wegen, die niet in eigendom zijn van De Bazaar, alleen voor zaterdag en zondag worden toegewezen.
5.17.
De na wijziging van eis gevorderde duur van het verbod acht de voorzieningenrechter in overeenstemming met de eisen van proportionaliteit voor zover het gaat om de duur van het Marktverbod tot 3 september 2023. De voorzieningenrecht zal het verbod opleggen voor deze (initiële) duur, dus tot 3 september 2023. In het kader van dit kort geding kan niet worden vooruitgelopen op een eventuele verlenging van het Marktverbod.
5.18.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als omschreven in de beslissing.
5.19.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Bazaar worden in conventie begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 1.755,00
In reconventie worden de kosten aan de zijde van De Bazaar begroot op:
- salaris advocaat
€ 539,50(factor 0,5 × tarief € 1.079,00)
Totaal € 539,50.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van De Bazaar tot op heden begroot op € 1.755,00,
6.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.4.
verbiedt [eiser] in de periode gelegen tussen vijf dagen na betekening van dit vonnis tot 3 september 2023 zich toegang te verschaffen tot of zich op te houden in alle bedrijfsgebouwen en omliggende (parkeer)terreinen van de Beverwijkse Bazaar, staande en gelegen aan de Ringvaartweg, de Randweg, de Parallelweg en de Industrieweg, de Buitenlanden, de Montageweg en de Ambachtsstraat te Beverwijk,
6.5.
verbiedt [eiser] in de periode gelegen tussen vijf dagen na betekening van dit vonnis tot 3 september 2023 om op iedere zaterdag en zondag zich te bevinden en/of op te houden op de wegen de Buitenlanden, de Montageweg, Ambachtsstraat, de Randweg en Industrieweg te Beverwijk, voor zover deze wegen direct grenzen aan de Beverwijkse Bazaar danwel de De Beverwijkse Bazaar doorkruisen,
6.6.
veroordeelt [eiser] om aan De Bazaar een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere dag dat hij niet aan de in 6.4 en 6.5 uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 25.000,- is bereikt,
6.7.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van De Bazaar tot op heden begroot op € 539,50,
6.8.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Wamsteker en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.M.P. Langeveld op 7 april 2023. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 936