In deze zaak heeft eiser, een vrouw, een vordering ingesteld tegen gedaagde, naar aanleiding van een bedrag dat zij onterecht heeft overgemaakt. Op 28 juni 2021 heeft eiser via Whatsapp contact gehad met iemand die zich voordeed als haar zoon. Gelovend dat zij met haar zoon sprak, heeft eiser een bedrag van € 3.711,00 overgemaakt naar de bankrekening van gedaagde. Na de overboeking heeft eiser ontdekt dat zij was opgelicht en dat de persoon met wie zij contact had niet haar zoon was. Eiser heeft aangifte gedaan en de bank verzocht de overboeking ongedaan te maken, maar dit is niet gelukt. Gedaagde heeft het bedrag niet terugbetaald, ondanks herhaalde verzoeken van eiser.
Gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij zelf ook slachtoffer is van de oplichting. Hij bevond zich ten tijde van de betaling in een opvanghuis en had geen toegang tot zijn bankrekening, omdat zijn pinpas was gestolen. Gedaagde stelt dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de betaling, omdat hij het geld niet heeft ontvangen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser onverschuldigd heeft betaald en dat gedaagde gehouden is het bedrag terug te betalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, hoewel gedaagde niet de beschikking had over het geld, de betaling aan zijn rekening is gedaan en hij dus juridisch gezien verantwoordelijk is voor de terugbetaling. De kantonrechter heeft de vordering van eiser toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van € 4.207,10, inclusief buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente vanaf 17 december 2021.