ECLI:NL:RBNHO:2023:3256

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
9574069
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers na annulering van vlucht door vervoerder

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways Plc, nadat hun vlucht BA429 van Amsterdam naar Londen op 3 december 2019 was geannuleerd. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De vervoerder, British Airways, betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die leidden tot een capaciteitsreductie op Londen Heathrow. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende had onderbouwd waarom specifiek deze vlucht geannuleerd moest worden en niet met vertraging kon worden uitgevoerd. De kantonrechter stelde vast dat de vervoerder niet had aangetoond dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die de annulering rechtvaardigden. De vordering tot betaling van € 750,00 werd toegewezen, evenals de wettelijke rente over dit bedrag. De kantonrechter wees ook de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af, omdat de passagiers onvoldoende bewijs hadden geleverd van de gemaakte kosten. De proceskosten werden toegewezen aan de passagiers, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9574069 \ CV EXPL 21-8208
Uitspraakdatum: 5 april 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats] ,

2.
[passagier sub 2] ,
3.
[passagier sub 3] ,beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: Yource B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plcgevestigd te Uxbridge (Verenigde Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J.J.O. Zandt

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 2 december 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport naar Londen Heathrow Airport (Verenigd Koninkrijk) op 3 december 2019 met vlucht BA429, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 112,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten;
- een certificaat als bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-Verordening 1215/2012.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging veroorzaakt.
4.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht is geannuleerd vanwege slechte weersomstandigheden op en rond de luchthaven Londen Heathrow waardoor de luchtverkeersleiding de capaciteit van de luchthaven naar beneden heeft moeten bijstellen (productie 1, 2 en 3 bij conclusie van antwoord). Luchtvaartmaatschappijen werden geïnstrueerd 5% van hun vluchten tussen 06:30 en 10:00 GMT te annuleren. Ook heeft de vervoerder aangevoerd dat London Heathrow zijn thuisbasis is en dat een capaciteitsreductie altijd van invloed is op zijn vluchten. In dit kader verwijst de vervoerder naar een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 11 maart 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:6665.
4.4.
De passagiers betwisten dat de annulering van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. Volgens de passagiers waren de weersomstandigheden niet dusdanig dat er niet langer gevlogen kon worden. Bovendien is van restricties van de luchtverkeersleiding onvoldoende gebleken. Het is een operationele keuze van de vervoerder geweest om de vlucht te annuleren, aldus de passagiers.
4.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. Het enkele feit dat de producties 2 en 3 interne documenten zijn betekent niet dat aan deze documenten een lage(re) mate van bewijskracht toekomt. De vervoerder heeft met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende aannemelijk gemaakt hij 5% van zijn vluchten diende te annuleren (
Due to adverse wx, AD operating under demand reduction process btn 0430 and 1200. Refer to the AIP. Paricipating airline operators are required to reduce their schedules by 5 percent). In het geval van een capaciteitsreductie is het niet aan de kantonrechter om aan de hand van de overgelegde weergegevens te beoordelen of de luchtverkeersleiding de juiste beslissing heeft genomen door de capaciteit van de luchthaven naar beneden bij te stellen. Een capaciteitsreductie kan een buitengewone omstandigheid vormen indien de luchtvaartmaatschappij aantoont dat hij, gelet op de duur en mate van de restricties geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop hier niet in is geslaagd. Weliswaar heeft de vervoerder toegelicht dat de capaciteit van de luchthaven Londen Heathrow op 3 december 2019 naar beneden is bijgesteld, maar de vervoerder heeft onvoldoende onderbouwd waarom specifiek de onderhavige vlucht moest worden geannuleerd en niet, zij het met vertraging, kon worden uitgevoerd.
4.6.
Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder niet aangetoond dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden als gevolg waarvan de vlucht is geannuleerd. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering dan wel de vertraging ten gevolge van de annulering te voorkomen. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal worden toegewezen.
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.
4.10.
Ten aanzien van het verzoek om een certificaat als bedoeld in artikel 53 herziene EEX-Verordening 1215/2012 overweegt de kantonrechter als volgt. De vervoerder is statutair gevestigd in het Verenigd Koninkrijk. Per 31 januari 2020 is het Verenigd Koninkrijk geen lid meer van de Europese Unie. Er gold een overgangsperiode tot en met 31 december 2020. Artikel 67 67 lid 2 onder a van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna: Terugtrekkingsakkoord) bepaalt samengevat dat Verordening (EU) nr. 1215/2012 nog slechts van toepassing is op de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen die zijn gegeven inzake gerechtelijke procedures die voor het eind van de overgangsperiode zijn ingesteld en op voor het eind van de overgangsperiode verleden of geregistreerde authentieke akten en goedgekeurde of getroffen gerechtelijke schikkingen. De dagvaarding dateert van 2 december 2021. De procedure is derhalve ingesteld na het aflopen van de overgangsperiode. De kantonrechter zal dit verzoek dan ook afwijzen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 125,03;
griffierecht € 214,00;
salaris gemachtigde € 264,00;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter