In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Etihad Airways PJSC, vertegenwoordigd door mr. J.R.L. Sanders, wegens compensatie voor een vertraging van drie uur van vlucht EY78 op 5 januari 2022. De passagier had zijn vorderingsrecht aan AirHelp overgedragen, waarna AirHelp compensatie van € 600,00 heeft gevorderd op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een onhandelbare passagier die van boord moest worden gehaald.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vertraging van de vlucht in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van een onhandelbare passagier, wat volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie een buitengewone omstandigheid oplevert. De kantonrechter concludeerde dat de tijd die nodig was om brandstof bij te tanken ook voortkwam uit deze omstandigheid.
Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat de vertraging van de vlucht EY78, na aftrek van de tijd die aan de buitengewone omstandigheid was toe te rekenen, minder dan drie uur bedroeg. Hierdoor werd de vordering van AirHelp afgewezen en werd AirHelp veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 15 maart 2023 door mr. S.N. Schipper, kantonrechter.