ECLI:NL:RBNHO:2023:3263

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
10067936
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door onhandelbare passagier

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Etihad Airways PJSC, vertegenwoordigd door mr. J.R.L. Sanders, wegens compensatie voor een vertraging van drie uur van vlucht EY78 op 5 januari 2022. De passagier had zijn vorderingsrecht aan AirHelp overgedragen, waarna AirHelp compensatie van € 600,00 heeft gevorderd op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een onhandelbare passagier die van boord moest worden gehaald.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vertraging van de vlucht in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van een onhandelbare passagier, wat volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie een buitengewone omstandigheid oplevert. De kantonrechter concludeerde dat de tijd die nodig was om brandstof bij te tanken ook voortkwam uit deze omstandigheid.

Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat de vertraging van de vlucht EY78, na aftrek van de tijd die aan de buitengewone omstandigheid was toe te rekenen, minder dan drie uur bedroeg. Hierdoor werd de vordering van AirHelp afgewezen en werd AirHelp veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 15 maart 2023 door mr. S.N. Schipper, kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10067936 \ CV EXPL 22-5053
Uitspraakdatum: 15 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Etihad Airways PJSC
gevestigd te Abu Dhabi (Verenigde Arabische Emiraten)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.R.L. Sanders

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 3 augustus 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Airhelp heeft, hoewel zij hiertoe in de gelegenheid is gesteld, niet meer gereageerd op de producties bij de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
[De passagier] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hem diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport naar Abu Dhabi International Airport (Verenigde Arabische Emiraten) met vlucht EY78 op 5 januari 2022, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagier heeft zijn eventuele vorderingsrecht aan Airhelp overgedragen.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van exact drie uur op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
4.4.
Het toestel dat de vlucht in kwestie zou uitvoeren stond gepland om eerst vlucht EY77 van Abu Dhabi naar Amsterdam uit te voeren. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder, onder verwijzing naar het vluchtrapport en het OPS Report van vlucht EY77 (producties 1 en 2 bij antwoord), voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vlucht (mede) is vertraagd vanwege een onhandelbare passagier die (inclusief bagage) van boord moest worden gehaald.
4.5.
Op 11 juni 2020 heeft het Hof een arrest gewezen waarin uitspraak is gedaan over de vraag of een ‘unruly passenger’ een buitengewone omstandigheid oplevert (HvJ EU 11 juni 2020, ECLI:EU:C:2020:460). Samengevat volgt uit dit arrest het volgende:
- een veiligheidsrisico kan een buitengewone omstandigheid opleveren in het kader van de Verordening;
- een onhandelbare passagier kan een veiligheidsrisico zijn voor de betreffende vlucht;
- als het storende gedrag van de onhandelbare passagier zo ernstig is dat de gezagvoerder de vlucht omleidt om de passagier van boord te laten halen is dat een buitengewone omstandigheid in de zin van de Verordening, mede in verband met het feit dat een luchtvaarmaatschappij maar beperkte middelen heeft om een onhandelbare passagier in bedwang te houden;
- uitzonderingen hierop kunnen zijn als de luchtvaartmaatschappij aan het onhandelbare gedrag heeft bijgedragen of op basis van voortekenen op het gedrag had kunnen anticiperen en aangepaste maatregelen had kunnen nemen.
4.6.
Toegepast op het voorliggende geschil komt de kantonrechter tot het oordeel dat de beslissing van de gezagvoerder van de voorgaande vlucht om terug te keren naar de gate beginsel heeft te gelden als een buitengewone omstandigheid, tenzij de vervoerder aan het gedrag heeft bijgedragen en/of op basis van voortekenen de passagier had moeten weigeren.
Daarvan is in dit geval niet gebleken. Nu geen van de door het Hof genoemde uitzonderingen van toepassing zijn, is de conclusie dat de onhandelbare passagier in dit geval een buitengewone omstandigheid oplevert. De kantonrechter is verder van oordeel dat de tijd die het heeft gekost om na de afgebroken startprocedure brandstof bij te tanken eveneens als het gevolg van voornoemde buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. De vervoerder had immers geen brandstof hoeven bijtanken als hij zich niet genoodzaakt had gezien om terug te keren naar de gate.
4.7.
De vervoerder heeft toegelicht dat de vertrekvertraging van vlucht EY77 voor de duur van 1 uur en 50 minuten is te wijten aan voornoemde buitengewone omstandigheid. Vlucht EY77 is met een vertraging van 2 uur en 49 minuten in Amsterdam aangekomen. Ten aanzien van de overige vertraging van vlucht EY77, waaronder de vertraging als gevolg van vertragingscode 18B, heeft de vervoerder geen beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. De vertraging van vlucht EY77 kan derhalve slechts voor de duur van 1 uur en 50 minuten doorwerken naar de onderhavige vlucht als buitengewone omstandigheid. Ten aanzien van de overige vertragingsoorzaken van de vlucht in kwestie heeft de vervoerder eveneens geen beroep op buitengewone omstandigheden gedaan.
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken bevestigend moet worden beantwoord.
4.9.
Bij een vertraging die niet alleen is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden, maar ook door andere omstandigheden, dient de vertraging die valt toe te rekenen aan de buitengewone omstandigheden te worden afgetrokken van de totale duur van de aankomstvertraging van de betrokken vlucht (zie de uitspraak van het Hof van Justitie van 4 mei 2017 inzake Pešková, ECLI:EU:C:2017:342). Gelet hierop dient de totale vertraging van 3 uur te worden verminderd met de tijd die aan de buitengewone omstandigheid te wijten is, namelijk 1 uur en 50 minuten. Na aftrek resteert een vertraging van 1 uur en 10 minuten, derhalve minder dan drie uur. De vordering van Airhelp dient daarom te worden afgewezen.
4.10.
Naar het oordeel van de kantonrechter maakt de omstandigheid dat de vervoerder in een enkel geval passagiers de compensatie heeft uitgekeerd, niet dat de vervoerder gehouden is in alle andere gevallen op grond van het gelijkheidsbeginsel eveneens de compensatie uit te keren. Dit betoog van Airhelp kan daarom niet slagen.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening Airhelp, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van Airhelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 264,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt Airhelp tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter