ECLI:NL:RBNHO:2023:3265

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
7164575
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis door weersomstandigheden en de verantwoordelijkheden van de vervoerder

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen United Airlines Inc. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht UA21 van Amsterdam naar Houston op 2 juni 2016. De vlucht moest uitwijken naar Dallas vanwege slechte weersomstandigheden, wat resulteerde in een vertraging van meer dan drie uur bij aankomst op hun eindbestemmingen. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 7.200,00, plus buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk extreme weersomstandigheden die de veiligheid van de vlucht in gevaar zouden hebben gebracht.

De kantonrechter oordeelde dat de passagiers onvoldoende bewijs hadden geleverd dat de vertraging niet het gevolg was van de weersomstandigheden. De rechter stelde vast dat de gezagvoerder van de vlucht de juiste beslissing had genomen om uit te wijken naar Dallas voor de veiligheid van de passagiers. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken en dat de vordering van de passagiers daarom werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, omdat deze ongelijk kreeg in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7164575 \ CV EXPL 18-7376
Uitspraakdatum: 22 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats] ,

2.
[passagier sub 2] ,wonende te [woonplaats] ,
3.
[passagier sub 3] ,wonende te [woonplaats] ,
4.
[passagier sub 4] ,wonende te [woonplaats] ,
5.
[passagier sub 5] ,
6.
[passagier sub 6] ,
7.
[passagier sub 7] ,allen wonende te [woonplaats] ,
8.
[passagier sub 8] ,
9.
[passagier sub 9] ,beiden wonende te [woonplaats] ,
10.
[passagier sub 10] ,wonende te [woonplaats] ,
11.
[passagier sub 11] ,wonende te [woonplaats] ,
12.
[passagier sub 12] ,wonende te [woonplaats] ,
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
United Airlines Inc.gevestigd te Wilmington (Verenigde Staten)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. R.L.S.M. Pessers en mr. J.I.J. van Pelt

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 29 mei 2018 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben zich bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
Passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport naar George Bush Intercontinental Airport Houston (Verenigde Staten) met vlucht UA21 op 2 juni 2016, hierna: de vlucht. Vanuit Houston zouden de passagiers met aansluitende vluchten hun weg vervolgen naar verschillende eindbestemmingen.
2.2.
De vlucht is uitgeweken naar Dallas, Texas (Verenigde Staten). De passagiers zijn na aankomst in Dallas omgeboekt op alternatieve vluchten naar hun respectievelijke eindbestemmingen, waar zij met meer dan drie uur vertraging zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 7.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 juni 2016, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 847,00 dan wel € 889,35 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 juli 2016 dan wel vanaf de datum van de betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter heeft geen acht geslagen op het in de laatste akte van de passagiers opgenomen commentaar dat niet ziet op de door de vervoerder in zijn laatste conclusie overgelegde producties. De passagiers zijn door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om zich over die producties uit te laten, maar niet om het in de eerdere twee schriftelijke rondes gevoerde debat voort te zetten.
4.3.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemmingen zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
4.4.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.5.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat er op 2 juni 2016 sprake was van zeer slechte weersomstandigheden op en rondom de luchthaven van Houston. Tussen 04:00 en 22:00 uur (lokale tijd) werden extreme regen- en onweersbuien verwacht. Als gevolg van deze weersomstandigheden heeft de gezagvoerder omwille van de vliegveiligheid moeten besluiten om uit te wijken naar de luchthaven van Dallas (Texas).
4.6.
De passagiers stellen dat de omstandigheid dat de vlucht is uitgeweken in dit geval niet ter zake doet. Volgens de passagiers is de vlucht met een (niet buitengewone) vertraging van 2 uur en 40 minuten vanuit Amsterdam vertrokken, en was deze vertraging op zichzelf voldoende om de aansluitende vluchten te doen missen. Ter onderbouwing hiervan hebben de passagiers als productie 7 een (niet ondertekende) verklaring van enkele passagiers overgelegd. De kantonrechter vindt dit niet voldoende. Het had, mede gelet op het gemotiveerde verweer van de vervoerder dat uit het vluchtrapport niet volgt dat de vlucht met vertraging is vertrokken, op de weg van de passagiers gelegen om, bijvoorbeeld, de
flightstatsvan Lennoc over te leggen, zoals zij ook van de vluchten AF636, BA195, UA704 en UA20 hebben gedaan. Weliswaar hebben de passagiers voldoende aannemelijk gemaakt dat de voorafgaande vlucht met een vertraging in Amsterdam is aangekomen, maar het is niet gebleken dat deze vertraging ertoe heeft geleid dat de vlucht in kwestie later dan gepland is vertrokken. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de passagiers, tegenover de gemotiveerde betwisting door de vervoerder, onvoldoende hebben onderbouwd dat de vlucht met vertraging uit Amsterdam is vertrokken.
4.7.
De kantonrechter overweegt dat de gezagvoerder bevoegd is om die maatregelen te treffen die hij nodig acht om de vliegveiligheid te waarborgen. Het besluit van de gezagvoerder om uit te wijken naar Dallas, dient de kantonrechter daarom terughoudend en marginaal te toetsen. Het mag niet zo zijn dat luchtvaartmaatschappijen ertoe worden gebracht om voorrang te geven aan de handhaving en punctualiteit van hun vluchten boven de nagestreefde veiligheid van hun passagiers. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vlucht, vanwege de weersomstandigheden en met het oog op de vliegveiligheid, niet veilig op de luchthaven van Houston heeft kunnen landen. De kantonrechter ziet onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat de gezagvoerder niet in redelijkheid tot die beslissing heeft kunnen komen. Het is ook niet gebleken dat de beslissing van de gezagvoerder is genomen door omstandigheden die in de invloed- en risicosfeer van de vervoerder lagen en door hem hadden kunnen worden voorkomen. De passagiers zijn na aankomst in Dallas omgeboekt op alternatieve vluchten naar hun respectievelijke eindbestemmingen, waar zij met meer dan drie uur vertraging zijn aangekomen. De vertraging van de passagiers is daarmee het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.8.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de langdurige vertraging op de eindbestemming te voorkomen dan wel te beperken.
4.9.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat hij de passagiers heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare vluchten naar hun respectievelijke eindbestemmingen, uitgevoerd door verschillende luchtvaartmaatschappijen. De passagiers hebben het voorgaande betwist en stellen dat de vervoerder een aantal van hen had kunnen omboeken naar de in productie 12 bij repliek genoemde vluchten om langdurige vertraging te voorkomen. De passagiers hebben echter nagelaten om aan te tonen dat er op deze vluchten vrije plaatsen beschikbaar waren, zodat de kantonrechter aan deze stelling voorbij gaat.
4.10.
Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer of anders had kunnen nemen. De passagiers hebben in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging op de eindbestemming als gevolg van de annulering te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 660,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 132,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt,
te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter