ECLI:NL:RBNHO:2023:3289

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
HAA 22/2431
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluit Minister voor Klimaat en Energie

Op 17 april 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de verzetzaak van de opposant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn beroep. De opposant had eerder beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de Minister voor Klimaat en Energie van 1 februari 2022. De rechtbank had op 7 februari 2023 dit beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de opposant geen belang meer had bij een oordeel over het niet tijdig nemen van een besluit door de minister. De opposant heeft verzet ingesteld tegen deze uitspraak, maar heeft niet verzocht om een zitting.

De rechtbank overweegt dat zij in de verzetzaak uitsluitend kan beoordelen of de eerdere uitspraak terecht was. De opposant stelt dat hij het beroep inhoudelijk wilde voortzetten na een besluit van de minister van 19 juli 2022, en dat de rechtbank had aangegeven dat het beroep in dat geval inhoudelijk zou worden behandeld. De rechtbank wijst erop dat zij niet verplicht is om het beroepschrift verder te behandelen en dat het op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mogelijk is om het beroepschrift als bezwaarschrift te verwijzen naar het bestuursorgaan.

De rechtbank concludeert dat met het besluit van 19 juli 2022 er geen belang meer is bij een beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank handhaaft haar eerdere oordeel en verklaart het verzet ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. J.H.A.C. Everaerts, rechter, in aanwezigheid van griffier C. Willemse. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/2431 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2023 op het verzet van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant.

Procesverloop

Opposant heeft tegen de beslissing op bezwaar van de Minister voor Klimaat en Energie van 1 februari 2022 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 7 februari 2023 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat opposant geen belang meer heeft bij een oordeel over het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat hij heeft laten weten dat hij het beroep inhoudelijk wilde voortzetten na het besluit van verweerder van 19 juli 2022. Volgens opposant heeft de rechtbank zelf ook aangegeven dat het beroep in dat geval inhoudelijk zou worden behandeld. De rechtbank heeft na ruim zes maanden ineens besloten om het beroep te verwijzen naar een bezwaarfase, terwijl hij een inhoudelijke behandeling van het beroep mocht verwachten. Bovendien wordt hij daardoor teruggeworpen in de tijd en is er geen zicht op een finale beslechting van het geschil. Mede gelet op het feit dat het gaat om een categorale weigering van de minister om documenten te beoordelen en openbaar te maken, is het in deze zaak logischerwijs niet mogelijk om tot een vergelijk te komen met de minister in bezwaar.
4. De verzetrechter komt tot de volgende beoordeling.
5. De rechtbank is niet verplicht om het beroepschrift tegen het alsnog genomen besluit zelf verder te behandelen. Op grond van artikel 6:20, lid 4 van de Awb is de rechtbank bevoegd om, als zij dit wenselijk acht, het beroepschrift ter verdere behandeling als bezwaarschrift te verwijzen naar het bestuursorgaan. Anders dan opposant stelt, heeft de rechtbank ook niet aangegeven dat het beroep inhoudelijk behandeld zou worden als hij het niet eens was met het reële besluit. Dat staat niet met zoveel woorden in de door opposant bedoelde brief.
6. In het besluit van 19 juli 2022 heeft verweerder voor het eerst een inhoudelijk standpunt ingenomen over het verzoek van opposant . Het komt de rechtbank niet wenselijk voor dit besluit bij het beroep te betrekken. Tegen een reëel primair besluit dient eerst bezwaar te worden gemaakt, juist omdat het bestuursorgaan in de bezwaarprocedure het primaire besluit volledig moet heroverwegen (artikel 7:11 van de Awb).
7. Met het nemen van het besluit van 19 juli 2022 is geen belang meer bij een beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Ook de door de opposant genoemde doorlooptijd van 8 weken is dan niet meer van toepassing. Hieruit volgt dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
8. In wat opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 7 februari 2023. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.A.C. Everaerts, rechter, in aanwezigheid van
C. Willemse, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.