ECLI:NL:RBNHO:2023:3335

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
HAA 22/3244
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser in het kader van de WIA-uitkering door het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het UWV over de WIA-vervolguitkering. Eiser, die voorheen als filiaalhouder werkte, had een WGA-uitkering ontvangen na een ziekmelding in 2018. Het UWV had op 22 november 2021 besloten dat zijn arbeidsongeschiktheid niet was gewijzigd en dat hij recht had op een WGA-vervolguitkering, gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 59,34%. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond op 20 mei 2022.

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 23 februari 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn ambulant begeleidster. Eiser betwistte de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid en voerde aan dat het UWV onvoldoende rekening had gehouden met zijn medische situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de medische situatie van eiser en dat de vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 59,34% terecht was. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen de medische belastbaarheid van eiser op overtuigende wijze hadden gemotiveerd en dat er geen aanleiding was om aan de geschiktheid van de geduide functies te twijfelen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg en dat de WGA-vervolguitkering niet werd gewijzigd. De rechtbank heeft ook bepaald dat de proceskosten en het griffierecht niet vergoed worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/3244

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. M. Veerman-Timmer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: S. Gootjes).

Inleiding

Met het besluit van 22 november 2021 heeft het UWV beslist om eisers vervolguitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) niet te wijzigen, omdat zijn mate van arbeidsongeschiktheid (59,34%) niet is gewijzigd.
Met het besluit van 20 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door zijn ambulant begeleidster, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als filiaalhouder voor gemiddeld 32,02 uur per week. Zijn dienstverband is op 31 augustus 2017 geëindigd waarna het UWV hem een uitkering op grond van de Werkloosheidswet heeft toegekend. Op 10 september 2018 heeft eiser zich ziek gemeld. Per de datum einde wachttijd, 7 september 2020, ontvangt eiser een loongerelateerde WGA-uitkering, waarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 58,21%. Vanaf 30 juli 2021 ontvangt eiser een WGA-vervolguitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65%.
2. Op 15 juni 2021 heeft eiser een wijziging in zijn gezondheid per 25 maart 2021 doorgegeven aan het UWV. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV het besluit van 22 november 2021genomen, waartegen eiser bezwaar heeft gemaakt. In bezwaar heeft opnieuw een medisch en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 25 maart 2021 voor 59,34% arbeidsongeschiktheid is (klasse 55 tot 65%) waardoor de WGA-vervolguitkering niet wordt gewijzigd.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op de rapporten van een verzekeringsarts (VA) en van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (VABB). De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 november 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op de rapporten van een arbeidsdeskundige (AD) en van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (ADBB).

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat zijn mate van arbeidsongeschiktheid hoger moet worden vastgesteld en dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Er is onvoldoende rekening gehouden met de (medische) beperkingen van eiser, waardoor de geduide functies ook niet passend zijn. Eiser heeft in beroep nadere documenten ingebracht, te weten: zijn eigen aanpassingen/aanvullingen op de FML van het UWV, een verklaring getiteld ‘dagelijks leven’, een artikel van de website ‘even ontprikkelen’ (autisme & comorbiditeiten), een artikel van de website ‘a-typist’ (een autistische burn-out) en een artikel van Dora M. Raymaker (Amerikaans onderzoek naar de ‘autistische burn-out’).

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 59,34% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 25 maart 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 25 maart 2021 voor 59,34% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
9. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit psychisch onderzoek door de VABB en voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelaars, te weten een brief van Voorzet van 28 februari 2022 en een door eiser gemaakte lijst van symptomen/onderzoeken uit het huisartsdossier. De door eiser in beroep overgelegde documenten ‘even ontprikkelen’, ‘een autistische burn-out’ en het artikel van Raymaker geven de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat de verzekeringsartsen de medische feiten onjuist heeft ingeschat. Zoals de VABB in zijn rapport van 9 februari 2023 terecht aangeeft, bevatten deze documenten algemene informatie en zijn deze niet toegespitst op de situatie van eiser. Ook het door eiser zelf beschreven klachtenverhaal getiteld ‘dagelijks leven’ leidt niet tot een ander oordeel. Zoals de VABB in dit verband stelt komt hieruit geen wezenlijk ander beeld naar voren van het functioneren van eiser dan in bezwaar al naar voren is gekomen. Er is voor de rechtbank dan ook geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de medische situatie van eiser hebben gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
10. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsartsen de medische belastbaarheid van eiser in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
11. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen verder voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De door eiser naar voren gebrachte lichamelijke en psychische klachten, de gestelde diagnoses en de door hem ervaren belemmeringen zijn door de verzekeringsartsen erkend en betrokken bij het vaststellen van zijn beperkingen tot het verrichten van arbeid. Deze vertaalslag behoort ook tot de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts. Aan de door eiser zelf opgestelde aanvullingen/aanpassingen van de FML van het UWV kan daarom niet de waarde worden toegekend die eiser daaraan gehecht wenst te zien. Eiser betwist de voor hem vastgestelde belastbaarheid in de FML van 11 november 2021, maar hij heeft dit niet nader onderbouwd met relevante (op zijn persoonlijke gezondheidssituatie toegespitste) medische informatie. Ter zitting heeft eiser deze beroepsgrond nog nader geconcretiseerd door te stellen dat de vastgestelde urenbeperking van 4 uur per dag/20 uur per week onvoldoende is. Zijn ambulant begeleidster heeft dat ter zitting bevestigd. De rechtbank stelt vast dat het UWV eiser per de datum einde wachttijd (7 september 2020) gezien zijn klachten en belemmeringen in staat achtte voor halve dagen psychisch en lichamelijke niet te belastende werkzaamheden te verrichten en dat een wezenlijke verandering in het medisch beeld daarna volgens de VABB niet is ontstaan. Voor een andersluidende conclusie zijn zo leest de rechtbank in het rapport van de VABB geen medische bevindingen gebleken. De diagnose van ASS met GAF score 51-60 is hiermee volgens de VABB ook in overeenstemming en er is geen bijkomende stemmingsstoornis vastgesteld. De rechtbank leest verder in het rapport van de VABB dat zij specifiek kennis heeft genomen van de door eiser geclaimde en ter zitting nog eens naar voren gebrachte moeheid, die te verklaren zou zijn door de ASS in combinatie met meerdere perioden van burn-out, alsmede eisers hoge streefniveau en loyaliteit. Volgens de VABB is met die vermoeidheid rekening gehouden door eiser slechts belastbaar te achten voor psychisch en lichamelijk niet zware arbeid naast de gestelde urenbeperking. De rechtbank heeft in de rapporten van de verzekeringsartsen verder gelezen dat bij het medisch onderzoek ook eisers dagverhaal is uitgevraagd. Dat de verzekeringsartsen ondanks voorgaande eisers belastbaarheid onjuist hebben ingeschat, heeft hij niet aannemelijk gemaakt met (andere) medische stukken. De verklaring van zijn ambulant begeleidster ter zitting leidt niet tot een ander oordeel; van een deskundigheid om medische oordelen te geven over eisers gezondheidstoestand ten aanzien van belastbaarheid in arbeid is immers niet gebleken. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing om meer beperkingen aan te nemen voor de klachten die eiser ervaart op 25 maart 2021. Tot slot hecht de rechtbank eraan eiser voor te houden dat hij, gezien zijn opmerking ter zitting dat zijn gezondheidstoestand alleen maar is verslechterd in plaats van verbeterd zich toegenomen arbeidsongeschikt kan melden bij het UWV.
12. Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. Eiser moet op 25 maart 2021 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 11 november 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
13. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken, omdat deze stelling in feite is gericht tegen de door de verzekeringsartsen vastgestelde FML van 11 november 2021. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. De arbeidsdeskundigen hebben in (de bijlagen bij) hun rapporten voldoende uitgelegd waarom de geduide functies geschikt zijn voor eiser. Zij hebben de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk.
14. De arbeidsdeskundigen hebben berekend dat eiser met de middelste van de drie geduide functies 40,66% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 59,34% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

15. Het UWV heeft terecht besloten om de WGA-vervolguitkering van eiser niet te wijzigen, omdat hij per die datum voor 59,34% arbeidsongeschikt is en zijn WGA-vervolguitkering nog steeds wordt berekend aan de hand van de arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65%.
16. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. De gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht worden dan ook niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 6 april 2023 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.