ECLI:NL:RBNHO:2023:3375

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
10090262 CV EXPL 22-5435
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in civiele zaak over betaling en overeenkomst van opdracht

In deze civiele zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in het verzet van eiser tegen een eerder verstekvonnis. Eiser, vertegenwoordigd door mr. B.A. Zevenbergen, was in verzet gekomen tegen een verstekvonnis van 23 september 2020, waarbij hij was veroordeeld tot betaling aan gedaagde, die handelde onder de naam Sparkling Made. Gedaagde had een vordering ingesteld voor onbetaalde schoonmaakwerkzaamheden, maar eiser betwistte de opdracht en de uitvoering van deze werkzaamheden. Hij voerde aan dat de relatie tussen hem en gedaagde affectief was en dat gedaagde hem na het verbreken van de relatie probeerde te benadelen.

Tijdens de zitting op 3 april 2023 is gedaagde niet verschenen, ondanks behoorlijke oproeping. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde haar vordering niet voldoende heeft onderbouwd, vooral omdat eiser zijn verweer niet heeft kunnen weerleggen. De kantonrechter oordeelde dat het verzet gegrond was en het verstekvonnis niet in stand kon blijven. De oorspronkelijke vordering van gedaagde werd afgewezen, en gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, met uitzondering van de kosten van de verzetdagvaarding, die voor rekening van de rechtbank komen vanwege een fout in de procesgang.

De beslissing van de kantonrechter omvatte de vernietiging van het verstekvonnis, de afwijzing van de oorspronkelijke vordering, en de toewijzing van proceskosten aan eiser. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10090262 CV EXPL 22-5435
Uitspraakdatum: 3 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats 1], gemeente [gemeente],
eisende partij in het verzet
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. B.A. Zevenbergen,
tegen
[gedaagde],
Handelend onder de naam Sparkling Made,
wonende te [plaats 2] (Bulgarije), zaakdoende te [plaats 3],
gedaagde partij in het verzet
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: J. van der Lubbe-Luhrs.

1.Het procesverloop

1.1.
[gedaagde] heeft bij inleidende dagvaarding van 30 juli 2020 een vordering ingesteld tegen [eiser].
1.2.
[eiser] heeft bij e-mail van 25 augustus 2020, derhalve in de periode waarin de Coronamaatregelen van kracht waren, laten weten dat hij mondeling verweer wil voeren tegen het gevorderde op het moment dat fysieke zittingen weer mogelijk zouden zijn.
Deze e-mail is bij de rechtbank niet goed verwerkt in het systeem, als gevolg waarvan [eiser] als niet verschenen is aangemerkt en hij bij verstekvonnis van 23 september 2020 is veroordeeld.
1.3.
Het verstekvonnis is op 3 augustus 2022 aan [eiser] betekend en hij is bij dagvaarding van 12 augustus 2022 in verzet gekomen van dat verstekvonnis.
1.4.
Op 3 april 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. [gedaagde] is bij die zitting, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De vordering en het verweer

2.1.
[gedaagde] heeft bij inleidende dagvaarding van [eiser], betaling gevorderd van
€ 2.724,14, te vermeerderen met wettelijke handelsrente over € 2.105,40 vanaf 30 juli 2020. [gedaagde] heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat [eiser] toerekenbaar tekort geschoten is in zijn verplichtingen uit een overeenkomst van opdracht. Zij heeft gesteld dat zij in opdracht van [eiser] schoonmaakwerkzaamheden heeft verricht, maar dat hij de facturen voor die werkzaamheden onbetaald gelaten heeft.
2.2.
[eiser] is door de kantonrechter bij verstek veroordeeld tot betaling van het gevorderde.
2.3.
[eiser] vordert, in de verzetdagvaarding, ontheffing van de veroordeling en afwijzing van de oorspronkelijke vordering. Hij betwist dat hij [gedaagde] opdracht heeft gegeven om schoonmaakwerkzaamheden te verrichten en ook dat zij die werkzaamheden heeft uitgevoerd. Hij voert aan dat hij met [gedaagde] een affectieve relatie heeft gehad en dat zij na het verbreken van de relatie tracht hem dwars te zitten. [eiser] voert aan dat zij ieder hun eigen onderneming hadden en dezelfde boekhouder hadden en dat hij na ontvangst van de sommatie deze boekhouder had gebeld om te vragen hoe het zat met deze facturen en dat deze hem vertelde dat hij de betreffende facturen voor [gedaagde] moest opmaken en aan [eiser] moest toesturen.

3.De beoordeling

3.1.
Het verstekvonnis is op 3 augustus 2022 aan [eiser] betekend. Hij is bij dagvaarding van 12 augustus 2022 tegen dit verstekvonnis in verzet gekomen.
3.2.
Hetgeen [eiser] in zijn verzetdagvaarding heeft aangevoerd had hij eerder ook al in een brief van 20 oktober 2019 aan het incassobedrijf vermeld. [gedaagde] is niet ter zitting van 3 april 2023 verschenen en heeft het door [eiser] gevoerde verweer niet weersproken. Evenmin heeft zij vragen van de kantonrechter kunnen beantwoorden naar aanleiding van de door haar toegezonden facturen. Om die reden wordt geoordeeld dat [gedaagde] haar vordering in het licht van het verweer onvoldoende heeft onderbouwd.
3.3.
De conclusie is dat het verzet gegrond is. Het verstekvonnis kan dan ook niet in stand blijven. De oorspronkelijke vordering zal alsnog worden afgewezen.
3.4.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van zowel de verstek- als de verzetprocedure, behalve de kosten van de verzetdagvaarding.
3.5.
Op basis van de aan [eiser] verleende toevoeging heeft de deurwaarder al 75% van de explootkosten van de verzetdagvaarding vergoed gekregen via het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR). Omdat de noodzaak voor [eiser] om de verzetdagvaarding te doen uitbrengen het gevolg was van de hiervoor in r.o. 1.2 omschreven fout van de rechtbank, zal de rechtbank het restant van 25% van deze dagvaardingskosten, derhalve een bedrag van (25% x € 127,43 =) € 31,86 voor haar rekening nemen.
De deurwaarder kan zich voor vergoeding van deze kosten met een afschrift van dit vonnis en een kopie van de betreffende verzetdagvaarding voor vergoeding van deze kosten wenden tot het LDCR.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verklaart het verzet gegrond en vernietigt het verstekvonnis van 23 september 2020;
4.2.
wijst de oorspronkelijke vordering alsnog af;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiser] worden vastgesteld op een bedrag van € 464,00 aan salaris van de gemachtigde van [eiser];
4.4.
bepaalt dat het restant van de kosten van de verzetdagvaarding ad € 31,86 voor rekening van de rechtbank komt overeenkomstig het bepaalde in r.o. 3.5;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter