ECLI:NL:RBNHO:2023:3402

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
10076806 \ CV FORM 22-5198
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie en vergoeding bij annulering van vlucht door staking grondafhandelingspersoneel

In deze zaak hebben de passagiers een vervoersovereenkomst gesloten met TAP Air Portugal voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Sal, Kaapverdië op 18 juli 2021. De vlucht werd echter geannuleerd, waarna de passagiers compensatie en vergoeding van gemaakte taxikosten hebben verzocht. De vervoerder, TAP Air Portugal, heeft geweigerd tot betaling over te gaan, met als argument dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een staking van het grondafhandelingspersoneel in Lissabon.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers ontvankelijk zijn in hun vordering. De vervoerder betwistte de verschuldigdheid van de compensatie, maar de kantonrechter oordeelde dat de annulering van de vlucht in beginsel leidt tot een compensatieplicht voor de vervoerder, tenzij deze kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de staking van het grondafhandelingspersoneel niet kan worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid, omdat deze staking verband houdt met de bedrijfsvoering van de vervoerder. De vervoerder heeft onvoldoende aangetoond dat zij geen invloed had op de staking, aangezien zij een minderheidsaandeelhouder is van het afhandelingsbedrijf. De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen, inclusief de vergoeding van taxikosten en wettelijke rente, maar heeft het verzoek om buitengerechtelijke incassokosten afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van de vervoerder.

De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 3.335,45 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten begroot op € 476,00. De beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10076806 \ CV FORM 22-5198
Uitspraakdatum: 5 april 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[passagier sub 1],pro se en in hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger voor zijn minderjarige kinderen
[minderjarige 1], [minderjarige 2]en
[minderjarige 3]
[passagier sub 2]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. M.A. Woudenberg, DAS Rechtsbijstand
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
TAP Air Portugal,
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. R.W.L. Russell

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 29 augustus 2022;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 26 oktober 2022.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Lissabon naar Sal, Kaapverdië op 18 juli 2021, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie en vergoeding van gemaakte taxikosten, in verband met voornoemde annulering, verzocht van de vervoerder.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
Passagier sub 1 is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens zijn minderjarige kinderen te voeren.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 3.335,45, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 554,78 aan buitengerechtelijke incassokosten
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 3.000,00. Voorts is de vervoerder op grond van artikel 9 lid 1 onder c van de Verordening gehouden om de gemaakte taxikosten van en naar de luchthaven ter hoogte van € 335,45 te vergoeden. Daarbij maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder voert primair aan dat de passagiers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering omdat zij geen getekende machtiging hebben overgelegd waaruit volgt dat DAS Rechtsbijstand als gemachtigde wordt aangewezen. De kantonrechter overweegt als volgt. Op grond van artikel 80 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de kantonrechter verlangen dat de gemachtigde een schriftelijke volmacht overlegt waaruit blijkt dat zij inderdaad bevoegd is om de passagiers te vertegenwoordigen. Aangezien DAS in de onderhavige procedure een machtiging van de kantonrechter (zoals bedoeld in artikel 1:349 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) in verbinding met artikel 1:253k BW), de boekingsbescheiden en bonnen van de taxikosten van de passagiers heeft overgelegd en de A-formulieren zowel door passagier sub 1 als DAS zijn getekend, ziet de kantonrechter geen aanleiding om te twijfelen aan de bevoegdheid van DAS Rechtsbijstand om de passagiers te vertegenwoordigen. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan dit verweer.
4.3.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.4.
De vervoerder beroept zich op buitengewone omstandigheden omdat de annulering is veroorzaakt door de staking van het grondafhandelingspersoneel te Lissabon. In punt 14 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen in geval van stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
4.5.
In het arrest van het Hof van 23 maart 2021 (ECLI:EU:C:2021:226, C28/20) heeft het Hof overwogen dat overweging 14 van de Verordening ziet op stakingen die geen verband houden met het bedrijf van de betrokken luchtvaartmaatschappij. Genoemde voorbeelden zijn stakingsacties van luchtverkeersleiders of het luchthavenpersoneel (zie overweging 42 en 43). Voorts overweegt het Hof dat een staking van het eigen personeel als een interne gebeurtenis moet worden aangemerkt. Dit geldt ook voor een staking die is begonnen nadat vakbonden daartoe hadden opgeroepen, aangezien zij in het belang van de werknemers van die onderneming handelen (zie overweging 44).
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op 18 juli 2021 sprake was van een staking van het grondafhandelingspersoneel van het afhandelingsbedrijf Groundforce te Lissabon als gevolg waarvan de vlucht is geannuleerd. De passagiers betwisten dit ook niet, maar stellen dat het grondpersoneel van Groundforce beschouwd dient te worden als het eigen personeel van de vervoerder, omdat Groundforce voor 49,9% behoort tot de TAP-groep. De vervoerder had dan ook daadwerkelijk invloed op het voorkomen van de staking. De vervoerder was ook al op 9 juli 2021 ermee bekend dat zou worden gestaakt en kon hier invloed op uitoefenen, aldus de passagiers.
4.7.
Voor de vaststelling of in onderhavige geval de staking kan worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid is dan ook van belang of de staking van het afhandelingspersoneel verband houdt met het bedrijf van de vervoerder. De vervoerder heeft dit onvoldoende weersproken. De vervoerder heeft immers betoogd dat hij (slechts) een minderheidsaandeelhouder is van Groundforce. De aandelen in TAP worden (grotendeels) gehouden door de Portugese overheid, met als gevolg dat de vervoerder geen daadwerkelijke invloed heeft op de bedrijfsvoering van Groundforce. Na aankondiging van de staking heeft de vervoerder alles gedaan wat in haar macht lag om de staking te voorkomen, Hoewel zij slechts een minderheidsaandeelhouder is, heeft de vervoerder met de overheid en Groundforce een akkoord bereikt. Dit betekent niet dat de loon- en arbeidsvoorwaarden van het personeel van Groundforce valt onder het normale beheer van de activiteiten van de vervoerder, aldus nog steeds de vervoerder.
4.8.
Het Hof heeft met betrekking tot interne dan wel externe stakingen een vrij ruime norm aangehouden, te weten ‘verband houden met’ het bedrijf van de vervoerder. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit voorgaande dat de vervoerder betrokken is bij de bedrijfsvoering van Groundforce en ook betrokken is geweest bij de stakingsonderhandelingen. Dat de Portugese overheid aandelen houdt in de TAP-groep maakt dit niet anders.
4.9.
Gesteld noch gebleken is dat de vakbonden niet de aanzegtermijn hebben geëerbiedigd op grond van de nationale wettelijke regeling. De vervoerder heeft dan ook onvoldoende onderbouwd dat de staking in dit specifieke geval moet worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. De vordering van de passagiers op grond van artikel 7 van de Verordening wordt toegewezen.
4.10.
De vervoerder heeft de vordering ten aanzien van de vergoeding van de taxikosten niet weersproken, zodat ook dit deel van de vordering voor toewijzing gereed ligt.
4.11.
De verzochte wettelijke rente over de hoofdsom is eveneens als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar, met dien verstande dat additionele kosten geen (forfaitair berekende) schade betreft. Het verzuim treedt dus niet zonder ingebrekestelling. In de brief van 30 september 2021 die is overgelegd als productie 3 bij het A-formulier en als ingebrekestelling kan worden beschouwd, wordt de vervoerder gesommeerd
‘within fifteen working days of today’s date’te betalen. Derhalve is de gevorderde wettelijke rente over het bedrag van € 335,45 toewijsbaar vanaf 15 werkdagen na 30 september 2021, nu een eerdere verzuimdatum is gesteld noch gebleken.
4.12.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft dit verzoek (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Het verzoek tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
4.13.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt.
4.14.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 3.335,45, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.000,00 vanaf 18 juli 2021 en over een bedrag van € 335,45 vanaf 15 werkdagen na 30 september 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 244,00 aan griffierecht en € 232,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter